Medisch dossier doorslaggevend

Klager heeft vijf klachtonderdelen ingediend tegen de huisarts. De commissie is van oordeel dat alle vijf de klachtonderdelen ongegrond zijn.

1. Klager verwijt verweerder dat hij hem ten onrechte terug heeft verwezen naar de neurochirurg, terwijl de behandeling bij de neurochirurg al was afgesloten.
Uit het medisch dossier blijkt dat klager inderdaad in eerste instantie is terug verwezen naar de neurochirurg. Dit was naar het oordeel van de commissie niet verwijtbaar, nu uit de brief van de neurochirurg niet blijkt dat de behandeling was afgesloten. Klager stelt dat hij tot vier keer toe terug is verwezen naar de neurochirurg. Dit blijkt echter niet uit het medisch dossier.
2. Klager verwijt verweerder dat hij heeft geweigerd nieuwe heupklachten te behandelen.
Dat klager zich gewend heeft tot verweerder met heupklachten, blijkt niet uit het medisch dossier. Daarmee zijn er geen feiten vast komen te staan waaruit blijkt dat hetgeen klager stelt juist is.
3. Klager verwijt verweerder dat hij onterecht een naam van een fysiotherapeut heeft vermeld op een verwijzing.
Een digitale verwijzing, via het verwijssysteem, is alleen mogelijk indien de naam van een zorgaanbieder wordt ingevuld. Toen klager dit niet wilde, is een handmatige blanco verwijzing gemaakt, zodat daarmee voldaan is aan klagers wens.
4. Klager verwijt verweerder dat hij hem onheus heeft bejegenend.
Klager en verweerder spreken elkaar tegen. Voor de commissie is niet vast te stellen wie de waarheid spreekt. De commissie is wel van oordeel dat het beter was geweest als verweerder klager even mee had genomen naar de spreekkamer, echter dit is onvoldoende om de klacht gegrond te verklaren.
5. Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft willen bemiddelen bij het vinden van een nieuwe huisarts.
Uit het medisch dossier en uit de brief van de praktijkmanager blijkt dat aan klager wel hulp aangeboden is bij het vinden van een andere huisarts.

Datum uitspraak: 01-04-2025
Datum publicatie: 17-06-2025
Referentie: 20240107
Categorieën: Verwijzing | Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch | Bejegening/communicatie

Verslavende medicatie mag niet zomaar voorgeschreven worden

Klager vindt dat de huisarts niet zomaar de slaapmedicatie die klager gebruikte had mogen stopzetten. Ook had hij klager – net als zijn vorige huisarts - gewoon oxycodon moeten voorschrijven voor zijn pijnklachten. De commissie oordeelt dat het hier gaat om verslavende medicatie. Een huisarts moet extra voorzichtig zijn met het voorschrijven hiervan. De commissie is van oordeel dat de huisarts niet zomaar hoeft te doen wat zijn voorganger deed. De huisarts heeft naar het oordeel van de commissie bij herhaling geprobeerd om het gesprek hierover te voeren met klager, maar klager wilde er niet over praten.

De opmerking van de huisarts was in deze situatie niet ongepast

Klager vindt dat de huisarts hem afkeurt omdat hij oxycodon gebruikt. De huisarts had tegen klager gezegd dat hij zich een drugsdealer voelt omdat hij verslavende medicatie voorschreef aan klager. Volgens klager zegt de huisarts dus dat hij een drugsgebruiker is, terwijl klager de medicatie nodig heeft voor de pijn. De commissie begrijpt met het oog op de situatie de opmerking van de huisarts. Het gaat hier om zwaar verslavende medicatie.

De huisarts heeft wel degelijk meegewerkt aan het vinden van een nieuwe huisarts

Klager zegt dat de huisarts niet wilde meewerken aan het overstappen naar een andere huisarts. De commissie oordeelt dat de huisarts wel degelijk heeft meegewerkt aan het vinden van een nieuwe huisarts. Klager wilde zelf dat de nieuwe huisarts wist van zijn medicatiegebruik. Dat deze nieuwe huisarts hem weigerde als patiënt, daar kon naar het oordeel van de commissie, de huisarts niets aan doen.

De commissie acht alle klachtonderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 17-02-2025
Datum publicatie: 09-04-2025
Referentie: 20240115
Categorieën: Medicijnen | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

Klachten over de huisartsenpost

Klaagster heeft 13 klachten ingediend over de huisartsenpost. Een aantal klachten gingen over de triage. Klaagster vindt dat de triagist niet goed naar haar en haar partner heeft geluisterd en fouten heeft gemaakt bij de triage. Ook had de dienstdoende huisarts contact met haar op moeten nemen. De partner van klaagster heeft uiteindelijk 112 gebeld. Klaagster is per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Na onderzoek bleek zij meerdere longembolieën te hebben.

Bij de huisartsenpost heeft er een calamiteitenonderzoek plaatsgevonden. Uit het rapport van de calamiteitencommissie blijkt dat er fouten zijn gemaakt bij de triage. De commissie is het eens met de conclusie uit het rapport. De triagist heeft niet goed gehandeld en de commissie is van oordeel dat de klachten over het handelen van de triagist gegrond zijn. De klacht over de dienstdoende huisarts is naar het oordeel van de commissie ongegrond. De dienstdoende huisarts mocht afgaan op de opmerking van de triagist dat er ‘niets aan de hand’ was.

Klachtenprocedure kon beter, maar inzet was voldoende

De klachtenprocedure had misschien zorgvuldiger gekund, maar de commissie is van oordeel dat de huisartspost er alles aan heeft gedaan om de vragen die klaagster had te beantwoorden. Ook heeft er bemiddeling plaatsgevonden met een onafhankelijke klachtenfunctionaris.

Geen financieel belang bij intrekken facturen

Klaagster had een klacht over facturen die de huisartsenpost onterecht zou hebben ingediend bij de zorgverzekeraar van klaagster. De commissie is van oordeel dat klaagster geen persoonlijk belang had bij het intrekken van de facturen. De commissie oordeelt dat deze klacht ongegrond is.

Klaagster krijgt een immateriële schadevergoeding van € 1000,00.

Datum uitspraak: 14-10-2024
Datum publicatie: 31-03-2025
Referentie: 20240053
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Organisatorisch

Ouder voelt zich niet goed geholpen

Communicatie laat zich lastig beoordelen

Klaagster belde met de huisartsenpraktijk omdat haar zoontje een astma aanval had. De assistente had tegen klaagster gezegd dat zij na de pauze maar terug moest bellen. Volgens de huisarts had de assistente dit niet zo gezegd tegen klaagster. De commissie kan niet beoordelen wat er is gezegd tijdens dit gesprek. Zij was hier niet bij aanwezig. De commissie verklaart de klacht van klaagster dan ook ongegrond.

Afzeggen van een afspraak is niet voldoende voor een gegronde klacht

Klaagster wilde voor haar zoontje een afspraak maken op de praktijk. De assistente maakte een belafspraak bij de huisarts. Klaagster was het hier niet mee eens. De assistente maakte alsnog een afspraak op het spreekuur voor die middag. De huisarts vond een afspraak op de praktijk echter niet nodig. De afspraak werd afgezegd. De commissie oordeelt dat het afzeggen van een afspraak misschien niet zo netjes is, maar dat dit niet voldoende is om de klacht gegrond te verklaren. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Naalden van een griepvaccinatie in een container bewaren

Klaagster nam haar zoontje mee naar de praktijk. Op een onbewaakt moment stopte haar zoontje zijn hand in een open bak met naalden van een griepvaccinatie. Deze stond op de grond in de behandelkamer. In de NHG-Richtlijn ‘Infectiepreventie in de praktijk’ staat dat naalden in een daarvoor bestemde container moeten worden bewaard. Naar het oordeel van de commissie had de huisarts de naalden in een daarvoor bestemde container moeten bewaren. In ieder geval buiten het bereik van patiënten. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond. Wel is de commissie van oordeel dat klaagster ook zelf een verantwoordelijkheid had om op haar zoontje te letten.

Preventief gebruik hiv-medicatie niet nodig bij prikincident

De huisarts heeft direct contact opgenomen met de GGD. Volgens de Landelijke Richtlijn Prikaccidenten 2019, was er weinig risico voor de patiënt. Afgesproken werd om twee keer te testen op hepatitis C. Deze testen waren negatief. Klaagster wilde ook dat haar zoontje uit voorzorg hiv-medicatie kreeg. Dat is volgens de Richtlijn niet nodig. Naar het oordeel van de commissie heeft de huisarts goed gehandeld. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

De commissie wijst de schadevergoeding die klaagster had gevorderd af. Zij heeft niet aangetoond dat de patiënt en zijzelf schade hebben geleden door het handelen van de huisarts. De commissie veroordeelt de huisarts wel in het terugbetalen van een deel van het griffierecht.

Datum uitspraak: 11-01-2024
Datum publicatie: 26-06-2024
Referentie: 20230082
Categorieën: Intake/triage | Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch

De assistente had beter moeten doorvragen

Klager ging voor zijn vader naar de huisartsenpraktijk. Aan de balie zei hij tegen de assistente dat zijn vader erg ziek was. Klager herhaalde dat er sprake was van een levensbedreigende situatie. De vader stond niet ingeschreven als patiënt bij de praktijk. Klager vroeg om een afspraak bij de huisarts. De vader mocht pas voor de volgende dag een afspraak maken als klager hem eerst inschreef bij de praktijk. De vader werd een dag later opgenomen op de IC afdeling. De commissie is van oordeel dat de assistente beter had moeten doorvragen op de klachten van de vader. De huisarts had de assistente onvoldoende aanwijzingen gegeven wat zij moest doen in dit soort situaties. De klacht is gegrond. De schadevergoeding wordt afgewezen. De commissie kan niet vaststellen of de situatie anders zou zijn geweest als de vader diezelfde dag nog zou zijn opgenomen in het ziekenhuis.

Datum uitspraak: 18-04-2024
Datum publicatie: 24-06-2024
Referentie: 20230110
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Onderzoek/Behandeling

Te laat verwezen naar het ziekenhuis/contacten over de klacht ten onrechte in rekening gebracht/het dossier onvoldoende bijgehouden

Van de 10 klachtonderdelen die klager heeft ingediend bij de geschillencommissie, zijn er drie gegrond verklaard.

Te laat verwezen naar het ziekenhuis
Klager had last van een branderig gevoel bij het plassen en buikpijn. De huisarts deed een urine onderzoek en stelde de diagnose urineweginfectie. De commissie is van oordeel dat de huisarts op basis van de NHG-standaard Urineweginfecties, niet de diagnose urineweginfectie had mogen stellen. Hij had een uitvoeriger onderzoek moeten doen. De leeftijd van klager en dat er bloed bij de urine zat, waren al voldoende reden voor een uitgebreider onderzoek. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond. De commissie merkt hierbij wel op dat met een eerdere verwijzing naar het ziekenhuis, de darmkanker en uitzaaiingen niet voorkomen hadden kunnen worden.

Contacten over de klacht ten onrechte in rekening gebracht
Klager heeft een klacht ingediend bij de praktijk. Hij was ontevreden over de gang van zaken. De huisarts heeft de contacten hierover als consult in rekening gebracht bij de zorgverzekeraar van klager. De commissie is van oordeel dat dit niet had mogen gebeuren. Alleen contacten die met de zorg te maken hebben, mogen in rekening worden gebracht. De commissie verklaart dit klachtonderdeel gegrond.

Het dossier onvoldoende bijgehouden
De commissie oordeelt dat de huisarts zijn dossier niet goed heeft bijgehouden. Een goed bijgehouden dossier is wettelijk verplicht en is noodzakelijk voor een goede zorgverlening. Daarbij moet de huisarts verantwoording kunnen afleggen over zijn handelen. De commissie verklaart dit klachtonderdeel gegrond.

De overige 7 klachten: ten onrechte voorschrijven van een herhaalrecept voor antibiotica, niets gedaan met melding rectaal bloedverlies, geen ambulance besteld, onvoldoende overleg, onvoldoende nazorg en klachten over de interne klachtenprocedure, zijn ongegrond verklaard.
Klager heeft een materiële en immateriële schadevergoeding van € 25.000,00 gevraagd. Klager vindt dat hij niet op tijd is verwezen naar het ziekenhuis en dat hij daardoor zieker is geworden. Ook dat hij als gevolg hiervan zijn werk niet meer kan uitvoeren. Dat acht de commissie niet bewezen. Wel is de commissie van oordeel dat klager het vertrouwen in de zorg kwijt is geraakt omdat hij zich niet gehoord heeft gevoeld. Op basis van redelijkheid en billijkheid wordt klager een immateriële schadevergoeding van € 500,00 toegewezen.

Datum uitspraak: 23-11-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230051
Categorieën: Verwijzing | Diagnose | Medisch dossier | Organisatorisch

Te late afspraak (tussenuitspraak)

Voor klachten van uitval was voor klaagster een ambulance gebeld. Er bleek toen ook sprake van een zeer hoge bloeddruk. De huisarts maakte een afspraak voor drie dagen later.

Klaagster belde op de dag van de afspraak op de spoedlijn. Zij had opnieuw klachten en het lukte haar niet om op de afspraak te komen. De huisarts zegt dan de volgende dag op huisbezoek te komen. Klaagster heeft in de avond echter de huisartsenpost gebeld, waarna klaagster in het ziekenhuis wordt opgenomen. Zij blijkt dan een CVA (beroerte) te hebben gehad.

De commissie is van oordeel dat de huisarts niet had mogen wachten met het maken van een afspraak voor drie dagen later. Toen klaagster drie dagen later zei niet naar de afspraak te kunnen komen, had de huisarts diezelfde dag een huisbezoek moeten afleggen. De klacht van klaagster is gegrond.

Klaagster heeft € 25.000,00 aan schadevergoeding gevorderd. De commissie beslist hier nog niet over, maar vraagt aan klaagster om deze schade eerst beter te onderbouwen. Ook raadt de commissie klaagster aan om juridisch advies te vragen bij het onderbouwen van de schadevergoeding.

Datum uitspraak: 11-07-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20220138
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch | Intake/triage

Huisarts mocht afgaan op informatie van assistente

Klaagster belde maandagochtend vroeg met de huisartsenpraktijk. Haar zoon was ziek. Hij had buikpijn, diarree en moest overgeven. Koorts had hij niet en verder was hij alert. Volgens de triagewijzer had de zoon van klaagster buikgriep. De assistente gaf advies. Als het niet overging of erger werd, kon klaagster opnieuw contact opnemen. En omdat klaagster ongerust was, zou de assistente ook nog even overleggen met de huisarts. Daarover zou zij klaagster terugbellen.

De assistente had om 14.00 uur nog niet teruggebeld. De vader belde met de spoedlijn. Hij werd verzocht om niet daarvoor de spoedlijn te gebruiken en de receptielijn te bellen. Op hetzelfde moment werd klaagster door een andere assistente gebeld. De assistente legde uit dat de huisarts het niet nodig vond om de patiënt te zien. De assistente herhaalde het eerder gegeven advies.

De commissie is van oordeel dat de huisarts mocht afgaan op de informatie die zij van de assistente had gekregen en wat erin het journaal was genoteerd. Er was geen spoed of een reden voor een afspraak op het spreekuur. Dat de ouders die middag hadden gebeld en opnieuw hadden gevraagd om een afspraak, had de assistente niet aan de huisarts doorgegeven. De huisarts kon dat naar het oordeel van de commissie dan ook niet weten. De commissie oordeelt dat de klacht ongegrond is. De huisarts heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts met de wetenschap van dat moment. De commissie wijst de schadevergoeding af.

Zie ook uitspraak 20230026

Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Referentie: 20230027
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch

Geen eigen onderzoek door huisarts nodig

Klager heeft vijf klachten ingediend tegen de huisarts. De klachten zijn alle vijf ongegrond verklaard.

De eerste klacht gaat erover dat klager vindt dat de huisarts klagers voet zelf had moeten onderzoeken. De commissie is van oordeel dat het niet nodig was dat de huisarts ook nog zelf onderzoek deed omdat klagers voet al was onderzocht door een collega huisarts en door een huisarts in opleiding. Het was voldoende dat werd besproken wat er verder zou gaan gebeuren, zoals een afspraak met een podotherapeut.

De tweede klacht van klager gaat erover dat de huisarts niet met klager wilde spreken over andere klachten dan over het medisch dossier. Het is echter niet vast komen te staan dat aan klager was toegezegd dat er over andere klachten gesproken zou worden.

In de kamer waar het consult met klager plaatsvond stond een ventilator. Klager vindt als derde klacht dat het gebruik van een ventilator in coronatijd al maanden daarvoor door diverse instanties was verboden. Er was in die tijd geen sprake van een verbod, er werden alleen adviezen gegeven. Er is naar het oordeel van de commissie ook niet in strijd gehandeld met deze adviezen.

Klager verwijt in zijn vierde klacht de huisarts dat hij geen rekening heeft gehouden met zijn privacy, omdat de huisarts met hem praatte vanuit de deuropening. De behandelkamer waarin klager zat stond niet in verbinding met de wachtruimte of entree. Er was daarmee geen direct contact met anderen mogelijk. Klagers privacy kon daarom niet worden geschonden.

Ten vijfde verwijt klager de huisarts dat hij in 2021 geen BIG-nummer op zijn website had staan, zoals wettelijk verplicht is. In het Registratiebesluit BIG is bepaald dat er een BIG-nummer op de website vermeld moet staan. De ingangsdatum van dat besluit van 1 januari 2021 is echter in verband met de coronacrisis opgeschoven. In 2023 is bekend gemaakt dat het BIG-nummer op een website vermelden niet meer hoeft. Dat de huisarts in 2021 geen BIG-nummer op zijn website had staan is daarom niet klachtwaardig.

Datum uitspraak: 13-09-2023
Datum publicatie: 19-10-2023
Referentie: 20230003
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Organisatorisch | Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

<Einduitspraak> Assistente van verweerder heeft zorgvuldig gehandeld

Uit de reactie op de tussenuitspraak stelt de commissie vast dat verweerder (huisarts en praktijkouder) (mede)verantwoordelijk is voor een goede organisatie van zijn praktijk. Daaronder valt ook het functioneren van de assistente. De commissie acht de klacht dus ontvankelijk en gaat over op de inhoudelijke behandeling van de klacht. Klager vindt dat de assistente van de huisartsenpraktijk niet goed heeft gehandeld en houdt de huisarts hiervoor verantwoordelijk.
Klager belde op 11 februari 2022 de huisartsenpraktijk. Hij voelde zich beroerd en vroeg om advies. Klager had geen koorts. Vanwege de hoestklachten adviseerde de assistente hem om een Covidtest te doen, en om 112 te bellen bij erge benauwdheid en pijn op de borst. Op 14 februari 2022 belde klager opnieuw vanwege dezelfde klachten. De assistente gaf aan dat een huisbezoek niet mogelijk was, omdat klager tijdelijk op een ander huisadres verbleef. Zij overlegde vervolgens met de dienstdoende huisarts, die geen reden zag voor een consult. Nadat klager diezelfde middag opnieuw naar de praktijk belde, nam de huisarts telefonisch contact met hem op. Klager werd uitgenodigd om de volgende dag naar de praktijk te komen. Een thuisbezoek was ook nu niet mogelijk vanwege de afstand tot de praktijk.
De commissie oordeelt dat de assistente bij al deze gelegenheden zorgvuldig heeft gehandeld. De commissie acht de klacht dus ongegrond, en wijst daarmee ook de gevorderde schadevergoeding van € 25.000 af.

Datum uitspraak: 28-06-2023
Datum publicatie: 15-09-2023
Referentie: 20220144
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Bejegening/communicatie

<Tussenuitspraak> Verweerder verantwoordelijk voor handelswijze assistente?

Klager vindt dat de assistente van de huisartsenpraktijk niet goed heeft gehandeld en dat zijn vaste huisarts (tevens praktijkhouder) hiervoor verantwoordelijk is. De huisarts meent dat hij niet op de handelswijze van de assistente aangesproken kan worden, aangezien hij in die periode niet op de praktijk aanwezig was.

De commissie oordeelt dat zij de huisarts wel beschouwt als eerst verantwoordelijke voor het handelen van de assistente. In de Tussenuitspraak vraagt de commissie aan verweerder om aan te tonen dat niet hij, maar iemand anders uit de huisartsenpraktijk hiervoor verantwoordelijk was.

Lees de einduitspraak voor het vervolg van dit geschil.

Datum uitspraak: 24-04-2023
Datum publicatie: 15-09-2023
Referentie: 20220144
Categorieën: Intake/triage | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

Medische hulp in coronatijd

Klaagster verwijt haar huisarts dat hij in coronatijd geen medische hulp heeft verleend. Zonder negatieve coronatest en mondkapje mocht zij niet naar de praktijk komen. In die periode zijn dus ook geen reguliere controles uitgevoerd, en klaagster stelt dat zij hierdoor afhankelijk is geworden van zuurstof. Bovendien stelt zij dat de huisarts geweigerd heeft om, op verzoek van de cardioloog, andere cholesterolmedicatie voor te schrijven. Deze casus speelt zich af in een periode dat iedere zorginstelling strenge maatregelen moest treffen tegen de verspreiding van corona.

Op basis van de onderliggende stukken en het journaal stelt de commissie vast dat er in de betreffende periode meermaals telefonisch contact is geweest tussen klaagster en de huisartsenpraktijk. Hierbij heeft de huisarts telkens actie ondernomen. Dat klaagster voor een spreekuurbezoek gevraagd werd om een negatieve coronatest en het dragen van een mondkapje, acht de commissie in lijn met de adviezen van de LHV en het NHG. Klaagster weigerde dit, waardoor zij de mogelijkheid om naar de praktijk te komen zelf blokkeerde, zo oordeelt de commissie.

De commissie oordeelt dat klaagster voldoende serieus genomen is in haar klachten en dat de huisarts hierin niets te verwijten valt. Bovendien is in het dossier van klaagster niet terug te vinden dat de cardioloog heeft gevraagd om andere medicatie voor te schrijven, en heeft klaagster dit ook niet anderszins aannemelijk gemaakt. De commissie verklaart de klacht van klaagster op alle onderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 20-03-2023
Datum publicatie: 29-04-2023
Referentie: 20220086
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medicijnen | Organisatorisch

20210104 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Verweerder heeft als zorgaanbieder de huisartsenpraktijk in [plaats] in 2021 overgenomen van de voormalig huisarts.
Klager verwijt verweerder:
1. dat hij de voormalig huisarts drie maanden na de overname van de praktijk opzettelijk aan de kant heeft geschoven.
2. dat hij voor een consult met een behandelaar naar de praktijk in [plaats] moet reizen nu er in de praktijk in [plaats] geen huisarts meer aanwezig is.
3. dat de huisartsenpraktijk na de overname telefonisch slecht bereikbaar was.
De commissie oordeelt als volgt.
Klachtonderdeel 1
Verweerder heeft gesteld dat de voormalig huisarts drie maanden na de overname van de praktijk op eigen verzoek is vertrokken. Klager heeft zijn verwijt niet nader onderbouwd of toegelicht en uit de overgelegde stukken heeft de commissie geen aanknopingspunten gevonden die het verwijt van klager kunnen ondersteunen. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 2
De commissie constateert dat in de praktijk in [plaats] drie ochtenden per week een huisarts of een aios aanwezig is waar klager terecht kan. De commissie heeft geen inzage gehad in het medisch dossier van klager. Klager heeft niet aangetoond dat er medisch gezien fouten zijn gemaakt door verweerder en klager de nodige zorg door toedoen van verweerder heeft moeten ontberen. Op de andere momenten (dan de drie ochtenden) kan klager in de praktijk in [plaats] terecht. De commissie acht het invoelbaar dat een langere reistijd naar de huisarts in [plaats] niet prettig is voor klager, maar de commissie is van oordeel dat die reistijd (9 minuten met de auto) niet buiten proportioneel is. Daarbij komt dat verweerder hiervan, gezien het gebrek aan huisartsen in deze regio [naam provincie], geen verwijt kan worden gemaakt. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3
Verweerder heeft erkend dat de praktijk in de overgangsfase na de overname in 2021 niet altijd goed bereikbaar was. In die situaties heeft verweerder een aantal maal een extern bureau ingehuurd om de bereikbaarheid van de praktijk op orde te houden maar die voorziening werkte kennelijk niet optimaal. De commissie is van oordeel dat verweerder wat dit betreft niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam zorgverlener mag worden verwacht en verklaart dit klachtonderdeel gegrond.
Omdat klager ten aanzien van klachtonderdeel 3 in het gelijk is gesteld, bepaalt de commissie dat verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem dient te vergoeden.

Datum uitspraak: 13-06-2022
Datum publicatie: 25-07-2022
Referentie: 20210104
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Organisatorisch

20210110 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster heeft een klacht ingediend tegen verweerster over de aan haar vader verleende zorg gedurende zijn laatste levensfase.
Klaagster verwijt verweerster: 1. dat zij niet heeft willen voldoen aan de laatste wens van de vader van klaagster; 2. dat zij geen navraag heeft gedaan of opvolging heeft gegeven aan voorgeschreven hulpmiddelen; 3. dat zij steeds te laat en nooit op eigen inzicht of initiatief zorg heeft geboden aan de vader; 4. slechte communicatie en afstemming tussen de huisartsen met als gevolg zeer gênante momenten; 5. slechte communicatie richting nabestaanden.
De commissie oordeelt als volgt.
Klachtonderdeel 1
Klaagster heeft gesteld dat de vader had aangegeven zijn stervensfase met mogelijke pijn en ongemakken niet bij bewustzijn te willen meemaken. Klaagster heeft daaruit begrepen, zo vermoedt de commissie, dat de vader om in rust te kunnen sterven, Dormicum toegediend had moeten krijgen. Die veronderstelling berust op een onjuiste voorstelling van zaken. Van belang is of de vader zonder pijn is gestorven en hem geen nodige medische zorg is onthouden. De wijkverpleegkundige heeft in de vroege ochtend van 17 augustus 2021 via het privé telefoonnummer van verweerster telefonisch overleg met haar gevoerd. De verpleegkundige heeft in dat overleg te kennen gegeven dat zij de vader zojuist morfine had toegediend en hij rustig was en geen pijn had. Die opmerking van de verpleegkundige wordt door de commissie niet in twijfel getrokken en is door klaagster niet ontkend. De commissie overweegt dat er dan ook geen reden was om naast de morfine Dormicum toe te dienen. Wel was sprake van een reutelende ademhaling, maar dit is evenmin een reden voor het geven van Dormicum; het reutelen van de ademhaling wordt vaak gehoord in de laatste fase van een patiënt en kan voor aanwezigen een naar geluid en aanblik geven maar kan door Dormicum verergeren. De commissie is dan ook van oordeel dat de huisarts juist heeft gehandeld door de wijkverpleegkundige te adviseren Dormicum niet toe te dienen.
Klachtonderdeel 2
Verweerster kan van de lange levertijden van hulpmiddelen geen verwijt worden gemaakt. De AIOS heeft de familie juist geadviseerd om vertraging in de levering te voorkomen door de benodigde hulpmiddelen eerst zelf aan te schaffen.
Klachtonderdeel 3
Hiervan is de commissie niet gebleken. De vader werd door de AIOS van verweerster onder haar supervisie begeleid. Klaagster heeft bevestigd dat de familie zeer tevreden was over die begeleiding. Uit het dossier kan de commissie niet anders opmaken dan dat er met regelmaat en ook op eigen inzicht of initiatief (telefonisch) contact werd opgenomen met de vader of zijn familieleden en zorg werd geboden aan de vader. Verweerster heeft haar privé telefoonnummer aan de wijkverpleegkundige gegeven waarmee de wijkverpleegkundige zo nodig ook ’s avonds en ’s nachts contact kon opnemen met verweerster hetgeen ook is gebeurd.
Klachtonderdeel 4
Op 17 augustus 2021 heeft de verpleegkundige om 3.00 uur contact met verweerster opgenomen om te overleggen over de situatie van de vader. Anderhalf uur later, om 4.40 uur, is de vader overleden. Verweerster is toen niet gebeld maar de verpleegkundige heeft het overlijden van de vader doorgegeven aan de HAP. Door een computerstoring is de praktijk van verweerster hierover niet geïnformeerd. De collega van verweerster die op 17 augustus 2021 een huisbezoek bracht was dan ook niet op de hoogte van het overlijden van de vader. De commissie begrijpt dat dit bezoek voor alle betrokkenen pijnlijk en ongemakkelijk is geweest maar is van oordeel dat verweerster hiervan geen verwijt kan worden gemaakt.
Klachtonderdeel 5
Klaagster heeft gesteld dat zij door verweerster niet op de hoogte was gebracht van het snel naderende einde van de vader en het feit dat zijn allerlaatste fase was ingegaan. Uit het dossier blijkt dat voor de vader geen behandeling meer mogelijk was in het [naam] ziekenhuis en hij thuis wilde sterven. Op 12 augustus 2021 heeft de vader die wens herhaald. Met de vader zijn door de AIOS meerdere ACP gesprekken gevoerd. Door klaagster is dit niet ontkend en zij heeft bevestigd dat de begeleiding door de AIOS door haar en haar ouders altijd als zeer prettig is ervaren. Vanwege toenemende pijn is op 16 augustus 2021 rond 11.00 uur aan de vader morfine toegediend. Dat klaagster dat moment niet heeft geduid als een inluiden van de stervensfase van de vader kan aan verweerster niet worden verweten. Met de vader was de laatste fase uitvoerig besproken. De vader is vervolgens sneller dan verwacht en al op 17 augustus om 4.40 uur overleden. Dat verweerster in die laatste dagen gezegd zou hebben: “dit gedeelte past bij naderende sterfte” komt de commissie geenszins ongepast voor. Een dergelijke uitspraak dient binnen de context te worden gezien en past binnen het handelen van een redelijk bekwaam huisarts.
Resumerend is de commissie van oordeel dat verweerster zich in de zorg voor de vader heeft gedragen zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden. De commissie verklaart de klacht van klaagster dan ook in alle onderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 27-06-2022
Datum publicatie: 25-07-2022
Referentie: 20210110
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Informatie over onderzoek/behandeling | Organisatorisch

20210055 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat de dienstdoende huisarts van verweerder niet op tijd aanwezig was om medische noodhulp te verlenen.

Klaagster is gezien door ambulanceverpleegkundigen. Door hen werd ingeschat dat de situatie ABCD veilig was en dat er alleen een kalmerend middel nodig was. Voor hen was het slechts mogelijk een injectie te geven, met als gevolg dat klaagster dan mee zou moeten naar het ziekenhuis. Omdat dit niet wenselijk was, is contact opgenomen met verweerder, zodat deze de zorg kon overnemen en kon zorgen voor een oraal kalmerend middel. Toen gebeld werd met 112 was er sprake van een spoedeisende situatie. Om die reden kwam ook een ambulance ter plaatse. Na onderzoek door de ambulanceverpleegkundigen, is beoordeeld dat er geen sprake meer was van een onveilige of spoedeisende situatie. Klaagster was ook niet alleen. Om die reden werd de urgentie, waarvan in eerste instantie wel sprake van was, maar na onderzoek niet meer, bijgesteld naar een U5. Verweerder had kunnen volstaan met het sturen van een recept voor een oraal kalmeringsmiddel naar de dienstapotheek. Verweerder besloot echter toch een visite af te laten leggen. De dienstdoende huisarts was ter plaatse na iets meer dan een uur. De commissie heeft er begrip voor dat de situatie voor klaagster en haar echtgenoot vervelend was. Een huisartsenpost handelt echter op basis van de medische urgentie. Op basis daarvan was er geen sprake van een spoedeisende situatie waarbij er direct een huisarts ter plaatse diende te zijn. Verweerder had kunnen volstaan met het sturen van een recept, doch heeft een dienstdoende huisarts een visite af laten leggen. Deze huisarts was ter plaatse binnen de tijd die staat voor een U2 codering, terwijl daar geen sprake van was. Er hoefde op dat moment geen medische noodhulp (meer) verleend te worden, de commissie verklaart de klacht van klaagster daarmee ongegrond.

Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 26-01-2022
Referentie: 20210055
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch

20200118 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat er door een huisartsenpost ten onrechte een waarschuwingsbrief aan haar is gestuurd. Klaagster vindt dat zij gehoord had moeten worden voordat er een brief werd verstuurd.

Bij verweerder geldt een agressie protocol. Volgens dit protocol wordt volgens een aantal stappen gehandeld. De eerste stap is een waarschuwingsbrief. Daarna volgt een ordegesprek en vervolgens zijn nog verdere maatregelen mogelijk.
Klaagster was bij het eerste incident tegen haar wil naar verweerder gebracht. Er is niet volledig vast te stellen door de commissie in hoeverre klaagster toen agressief was. Wel is duidelijk dat er sprake was van veel commotie op het terrein van verweerder. Het is voor verweerder van belang de orde op het terrein te kunnen bewaken.
Bij het tweede incident was klaagster wel vrijwillig aanwezig. In de wachtkamer is een woordenwisseling ontstaan met een andere patiënt. Ook hier is door de commissie niet vast te stellen of klaagster agressief was. Onweersproken door klaagster is echter wel dat zij nadat de triagiste haar verzocht de wachtkamer te verlaten, zij dit heeft geweigerd. De rust keerde pas terug, nadat de andere patiënt de wachtkamer heeft verlaten. De commissie is van oordeel dat een patiënt, indien wordt verzocht de wachtkamer te verlaten, aan dit verzoek gevolg dient te geven.
Nadat een consult heeft plaatsgevonden, is klaagster de naam gaan vragen van de betrokken triagiste. Dit is door de triagiste als intimiderend ervaren. Voor het indienen van een klacht is het ook niet nodig de naam van de triagiste te weten, omdat dit voor verweerder makkelijk te achterhalen is na ontvangst van de klacht. De triagiste heeft geweigerd haar naam te geven en heeft aangegeven zelf een klacht in te zullen dienen jegens klaagster. De commissie is van oordeel dat de reactie van de triagiste te weten dat zij een klacht zou indienen niet professioneel was. Van een professional mag verwacht worden dat zij weet om te gaan met dergelijke gebeurtenissen. Dit is naar het oordeel van de commissie echter niet voldoende om de klacht van klaagster gegrond te verklaren.
De commissie is van oordeel dat verweerder klaagster terecht heeft gewaarschuwd dat haar gedrag niet acceptabel was, nu er op korte termijn twee incidenten plaatsvonden waarbij klaagster betrokken was en die tot onrust hebben geleid. De klacht van klaagster is daarmee ongegrond.

De commissie is wel van oordeel dat het beter zou zijn indien de volgorde in het agressie protocol anders zou zijn, waarbij eerst een gesprek gevoerd wordt met de betrokkene. Een dergelijk gesprek kan de-escalerend werken en ook het gevoel geven gehoord te worden. Klaagster geeft ook aan dat zij het prettiger had gevonden gehoord te zijn, voordat zij een waarschuwingsbrief kreeg.

Datum uitspraak: 06-07-2021
Datum publicatie: 15-07-2021
Referentie: 20200118
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20200014 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat de dienstdoende huisarts van verweerder een katheter te ruw heeft geplaatst waardoor een gaatje in de blaas is ontstaan, waaraan de patiënt uiteindelijk is overleden. De commissie kan niet vaststellen of het inbrengen van de katheter te ruw is gebeurd, gelet op de wederzijdse standpunten van klaagster en verweerder. De commissie kan wel vaststellen dat er die dag geen gaatje in de blaas is veroorzaakt door de dienstdoende huisarts. De patiënt is de dag erna opgenomen in het ziekenhuis. Uit de ontslagbrief van de uroloog blijkt dat er bij deze opname geen sprake was van een gaatje in de blaas. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.

Klaagster vindt dat de patiënt naar het ziekenhuis vervoerd had moeten worden per ambulance. De commissie is van oordeel dat zowel op 4 als op 10 augustus 2019 vervoer per ambulance op zijn plaats was geweest. Op 4 augustus 2019 wordt gesteld dat de patiënt hemodynamisch stabiel was, hetgeen voor de commissie echter niet vast te stellen is omdat het onderzoek hiernaar niet is vastgelegd in het waarneembericht. Op 10 augustus 2019 was sprake van een chaotische situatie, waarbij niet goed duidelijk was wie de regie had. Er was sprake van onrust, het ziekenhuis ligt niet op korte afstand en klaagster is op leeftijd. Verweerder geeft zelf ook aan dat het bellen van een ambulance achteraf bezien beter was geweest. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 van klaagster gegrond.

Datum uitspraak: 30-11-2020
Datum publicatie: 23-12-2020
Referentie: 20200014
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch | Informatie over onderzoek/behandeling

20200003 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Het standpunt van klager dat (de triagiste en dienstdoende huisarts van) verweerder signalen van huiselijk geweld niet volgens de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling hebben afgewikkeld wordt niet weersproken door verweerder. Daarmee acht de commissie de klachtonderdeel 1 van klager gegrond.

Verweerder is vervolgens alsnog overgegaan tot het doen van een melding aan Veilig Thuis (VT). Klager vindt dat verweerder daarnaast ook een gesprek aan had moeten gaan met de moeder van zijn zoon. Een gesprek met betrokkenen is een van de stappen uit de meldcode, alvorens over te gaan tot een melding, vindt klager. Volgens verweerder wordt, omdat verweerder een spoedpost is, een dergelijk gesprek gevoerd wordt door VT en niet door de spoedpost.
Het stappenplan van de Meldcode gaat uit van meerdere contacten met een patiënt. Dat ligt anders bij eenmalige contacten zoals op een huisartsenpost of spoedeisende hulp, het is dan niet mogelijk alle stappen te zetten. Een huisartsenpost dient dan ook een Meldcode te implementeren die specifiek ingaat op de te zetten stappen bij een eenmalig contact. Dat kan bijvoorbeeld door de vervolgstappen in handen te leggen van de eigen huisarts of VT. De commissie is niet bekend met hoe verweerder de Meldcode heeft geïmplementeerd in de eigen organisatie. Het voeren van gesprekken door (een dienstdoende huisarts van) verweerder is naar het oordeel van de commissie echter niet de taak van verweerder. Klachtonderdeel 2 van klager is ongegrond.

Datum uitspraak: 18-08-2020
Datum publicatie: 23-12-2020
Referentie: 20200003
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch

20190081 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerder, een huisartsenpost, onvoldoende zorg heeft verleend op zondag 17 maart 2019. Ook vraagt klager zich af of de patiënt gezien had moeten worden door de dienstdoende huisarts en niet alleen door de Physician Assistant in opleiding (PAio).

Tijdens het consult dat de PAio had met de patiënt was er sinds vier dagen sprake van koorts van boven de 40 graden ondanks maximale pijnstilling zonder dat er een oorzaak gevonden werd voor het ziek zijn. Daarnaast had de patiënt veel pijn, maakte hij een zieke indruk en was er sprake van een gevoelig abdomen (buik). Verder was er sprake van een derde contact met verweerder in korte tijd en was klager erg bezorgd over de patiënt.
In het waarneembericht is geen “E”-regel opgenomen en geen differentiaaldiagnose. Er is geen urineonderzoek gedaan, zoals de NHG Standaard “Kinderen met koorts” voorschrijft.
De commissie is van oordeel dat in een casus als deze, onder deze omstandigheden, waarbij sprake is van een ernstig ziek kind, met meerdere dagen hoge koorts, er een derde contact is in korte tijd, vader erg ongerust is, er sprake was van een gevoelige buik en het feit dat er al maximale pijnstilling werd toegepast, sprake had moeten zijn van alertheid op ernstige problematiek. Onder deze omstandigheden is de commissie tevens van oordeel dat niet had kunnen worden volstaan met een beoordeling door de PAio, maar dat ook de dienstdoende huisarts de patiënt had moeten beoordelen. De klacht van klager is daarmee gegrond.

De commissie heeft bij verweerder opgevraagd wat het beleid/kader was ten aanzien van het zelfstandig handelen van de PA en de PAio. Daarmee doelde de commissie op de schriftelijke functionele afspraken tussen verweerder en de PA, waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden overeengekomen zijn. Ook heeft de commissie verzocht om een kopie van de afspraken die gemaakt zijn over de taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheid en wijze van supervisie met een PAio. Verweerder heeft aangegeven dat ten tijde van het onderzoek van de patiënt door de PAio geen werkafspraken werden gehanteerd waarin de verantwoordelijkheden tussen de PAio en de begeleidende HAP-huisartsen nader waren geduid of uitgewerkt. Een goede samenwerking tussen de verschillende zorgverleners is van belang om gezamenlijk verantwoorde zorg te kunnen bieden. Noodzakelijk daarvoor is dat een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de zorgverleners wordt gemaakt waarin de gemaakte samenwerkingsafspraken worden vastgelegd. Bij het opstellen van een verantwoordelijkheidsverdeling dienen de aandachtspunten uit de KNMG-handreiking “Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg” in acht genomen te worden.
De commissie is van oordeel dat ten tijde van het consult met de patiënt onvoldoende duidelijk was wat de verantwoordelijkheden en zelfstandige bevoegdheden waren van de PAio. Evenmin was vastgelegd in welke situaties de dienstdoende huisarts geraadpleegd diende te worden. Dit leidt ertoe dat de commissie van oordeel is dat een juiste en adequate zorg door de PAio onvoldoende was geborgd.

Datum uitspraak: 09-03-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Referentie: 20190081
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Intake/triage | Organisatorisch

20190086 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat zij geen geneeskundige verklaring wilde afgeven ten behoeve van een urgentieverklaring voor de aanvraag van een eengezinswoning voor zijn neef. Hij eist hiervoor een materiële en immateriële schadevergoeding.
De commissie stelt vast dat klaagster overeenkomstig de KNMG Richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ heeft gehandeld. Hierin staat vermeld dat een arts wordt afgeraden om een geneeskundige verklaring af te geven, omdat de behandelrelatie tussen arts en patiënt vrij moet blijven van belangenconflicten die als gevolg hiervan kunnen ontstaan. Verweerster heeft steeds beargumenteerd aangegeven waarom zij op dit specifieke verzoek niet in kon gaan. Zij heeft de patiënt bij herhaling aangeboden om op het spreekuur te komen dan wel een huisbezoek af te leggen om zijn concrete hulpvragen te bespreken, hetgeen hij heeft geweigerd. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 02-12-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Referentie: 20190086
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20190058-59 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerders dat zij onvoldoende aandacht hebben gehad voor zijn zieke echtgenote en op 4 en 6 maart geen contact met hem hebben opgenomen. Zijn echtgenote was erg ziek ten gevolge van een ontsteking aan haar been. Toen klager contact opnam met de praktijk van verweerders waren zij niet in de gelegenheid visite af te leggen. Verweerders betwisten dat zij onvoldoende aandacht hebben gehad voor de echtgenote van klager. Zij stellen dat er veel hulp is aangeboden, maar dat klager dit afhield. Verweerster heeft op 4 en 6 maart contact opgenomen met klager, maar daar hij stelde geen prijs op.
De commissie oordeelt dat verweerders voldoende aandacht hebben gehad voor de complexe situatie waarin klager en zijn echtgenote verkeerden. Er is zorg en hulp aangeboden, die klager heeft geweigerd. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 02-10-2019
Datum publicatie: 24-10-2019
Referentie: 20190058-59
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20190027 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is van mening dat verweerder onterecht een onvolledig obductieverslag heeft verstrekt. De klacht zoals geformuleerd door klaagster is naar het oordeel van de commissie ongegrond. Verweerder behoefde met inachtneming van zijn beroepsgeheim geen afschrift van het obductieverslag te verstrekken, maar kon een eigen afweging maken over wat hij met inachtneming van de geldende richtlijnen kon verstrekken. Verweerder heeft ervoor gekozen de familie te informeren op hooflijnen van de uitslag van het obductieverslag. Het is de commissie niet gebleken dat de door verweerder gemaakte afweging onjuist is geweest. Nu anderszins niet blijkt van bredere (veronderstelde) toestemming kan hierin geen klachtwaardig handelen van verweerder gezien worden.
Klaagster is tevens van mening dat verweerder tekort is geschoten in de zorg door slechte bereikbaarheid en door klaagsters zoon niet op te roepen voor controles.
Of verweerder geen juiste zorg heeft betracht door klaagsters zoon niet op te roepen voor controles, of hem naar een specialist te verwijzen, kan niet door de commissie worden vastgesteld. Uit de argumentatie van verweerder maakt de commissie op dat verweerder ook hier de afweging heeft gemaakt dat hij niet kon uitgaan van veronderstelde toestemming door klaagsters zoon om inzage te geven in zijn medisch dossier. Klaagster zelf heeft evenmin enige medische informatie overgelegd in de procedure. Zonder medische informatie kan de commissie niet beoordelen of medisch gezien juist is gehandeld door verweerder, dan wel dat hij actiever had behoren te handelen. Klachtonderdeel 2 van klaagsters klacht is daarmee eveneens ongegrond.

Datum uitspraak: 15-10-2019
Datum publicatie: 17-10-2019
Referentie: 20190027
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Organisatorisch | Verwijzing

20180099 Tussenuitspraak geschillencommissie huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, door haar rugklachten niet serieus te nemen, niet te behandelen en haar niet te verwijzen naar een specialist of een MRI te laten maken. Na toename van de klachten, waarbij sprake was van erge pijn en uitvalsverschijnselen, zijn door verweerder geen goede follow up afspraken gemaakt, waardoor een collega van verweerder onvoldoende op de hoogte was. Er is een delay van 4 dagen ontstaan alvorens te verwijzen naar een neuroloog. De klacht wordt gegrond verklaard.
Klaagster vordert een schadevergoeding van € 25.000,-. Na de tussenuitspraak is ter zitting over de hoogte van de mogelijke schade een schikking getroffen.

Datum uitspraak: 13-02-2019
Datum publicatie: 05-06-2019
Referentie: 20180099
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Organisatorisch

20180095 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over weigering van huisbezoek door HAP ongegrond. Bij de triage zijn passende vragen gesteld; HAP kon in redelijkheid beslissen dat klager zelf naar de post kon komen, eventueel door zich te laten rijden. Klacht over de klachtafhandeling gegrond, want onzorgvuldig gedaan.

Datum uitspraak: 25-02-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180095
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch

20180067 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over niet tijdig beantwoorden verzoek UWV om medische informatie deels gegrond verklaard. Geen verplichting huisarts informatie te verstrekken aan UWV. Huisarts in dit geval maatschappelijk onzorgvuldig gehandeld nu aan patiënt herhaaldelijk werd toegezegd dat informatie zou worden verstrekt. Schadevergoeding wegens gemaakte kosten voor bijwonen zitting afgewezen wegens ontbreken causaal verband tussen houden zitting en niet verstrekken informatie.

Datum uitspraak: 09-11-2018
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180067
Categorieën: Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20180146 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klachten: a) telefonische weigering om de HAP te bezoeken, b) slechte telefonische bereikbaarheid HAP, c) onzorgvuldige klachtafhandeling door HAP. Ad a: triagiste heeft voldoende uitvraag gedaan en kon conform richtlijnen tot de weigering komen. Ad b: slechte bereikbaarheid onvoldoende weersproken. Ad c: afhandeling klacht ontijdig en onzorgvuldig. Klachten B en C gegrond

Datum uitspraak: 17-04-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180146
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch

20180025 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. Klacht: Nalatig en onprofessioneel te handelen in de laatste fase van het leven van patiënte. Klaagster vindt verder dat verweerder tekort is geschoten in de coördinatie van de zorg rondom de patiënt en de bejegening rondom de euthanasiewens van de patiënt en na diens overlijden. Verweerder heeft de patiënte alleen gezien op 7 en 8 november 2017. De commissie is van oordeel dat verweerder toen adequaat heeft gehandeld. Hij heeft de patiënt onderzocht, een breuk uitgesloten en toen een verpleegbed niet lukte, voor verder beleid overlegd met de orthopeed. Wat zich nadien heeft afgespeeld is niet verwijtbaar aan verweerder. Evenmin is gebleken van onprofessioneel handelen door verweerder rondom de euthanasiewens van de patiënt. Bij dit alles is van belang dat vele zorgverleners en zorginstellingen in de laatste levensfase van patiënte een rol speelden en dat verweerder –niet zijnde de vaste huisarts- maar een beperkte rol had.

Datum uitspraak: 15-10-2018
Datum publicatie: 29-10-2018
Referentie: 20180025
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Diagnose | Organisatorisch

2017 G65 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over een te lange wachttijd voor een verwijzing en MRI-scan i.v.m. rugpijn ongegrond. De huisarts heeft voldoende onderzoek uitgevoerd; adequate verwijzing naar fysiotherapeut, neuroloog en psycholoog conform NHG-richtlijnen. Gemotiveerde voorschrijving van morfine. Adequate behandeling van gynaecologische klachten. Behandelbeleid behoort bij de huisarts; terughoudendheid bij verwijzing voor een second opinion ook. Aanbeveling om de weigering van een second opinion niet te baseren op de kosten daarvan, maar niet klacht waardig. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 11-07-2018
Datum publicatie: 19-09-2018
Referentie: 2017 G65
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Informatie over onderzoek/behandeling | Organisatorisch | Medicijnen

20180030 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Niet goed behandeld op de huisartsenpost vanwege discriminatie. Vast staat dat klaagster geruime tijd heeft moeten wachten bij de huisartsenpost. De klacht is echter niet gegrond. Een huisartsenpost is er in het weekend en in de avond/nacht uitsluitend voor spoedeisende situaties die niet kunnen wachten tot de volgende werkdag. Vanwege drukte of omdat spoedeisende patiënten voorrang krijgen kunnen soms lange wachttijden ontstaan. De commissie is van oordeel dat er in het geval van klaagster niet is gebleken van een dusdanig spoedeisende situatie dat klaagster direct gezien moest worden. Evenmin is gebleken dat discriminatie de reden van de lange wachttijd was.

Datum uitspraak: 23-08-2018
Datum publicatie: 28-08-2018
Referentie: 20180030
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20180049 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënt. Klacht 1: De huisarts heeft op 30 januari 2018 geweigerd een visite af te leggen. 2. Het klachtgesprek is niet naar tevredenheid verlopen.
1. De commissie is van oordeel dat bij een zelfstandig wonende oudere patiënt die al meer dan een week ziek is, waarbij sprake is van verhoogde suikers en waarbij tot twee keer toe dringend wordt verzocht een visite af te leggen het tot de goede huisartsenzorg behoort om aan dat verzoek gevolg te geven, zelfs als dat enkel ter geruststelling is van de patiënt dan wel diens verzorgende. Gegrond. Of het beloop van de ziekte van de patiënt dan anders was geweest, kan de commissie echter niet vaststellen.
2. De lezingen van het gesprek lopen uiteen en de commissie kan niet vaststellen wie gelijk heeft.
Ongegrond.
Klaagster vordert ook schadevergoeding van € 700,--. De schade die klaagster vordert is schade ten gevolge van het overlijden van de patiënt. De commissie kan niet vaststellen dat het overlijden van de patiënt heeft plaatsgevonden ten gevolge van het handelen dan wel nalaten door verweerster. Niet vaststaat dat als er anders zou zijn gehandeld en als er wel sprake was geweest van onderzoek van de buik of afspraken rondom de follow-up, de patiënt dan niet zou zijn overleden. Ook geldt, dat indien de patiënt op een later tijdstip zou zijn overleden, dezelfde kosten zouden zijn gemaakt. De schadevergoeding wordt afgewezen. (hangt samen met 20180048)

Datum uitspraak: 23-08-2018
Datum publicatie: 28-08-2018
Referentie: 20180049
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20180001 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Patiënt enkele uren na bezoek huisartsenpost overleden. Klacht dat de dienstdoende huisarts een foute diagnose heeft gesteld en patiënt ten onrechte niet heeft verwezen naar cardioloog gegrond verklaard. Ten onrechte heeft de dienstdoende huisarts de pijn op de borst geduid als myogeen van aard. Hij heeft een acuut coronair syndroom wel overwogen maar ten onrechte verworpen. Hoewel sprake was van factoren die niet wezen op een cardiale oorzaak waren er ook alarmsignalen zoals een plotseling opgetreden pijn op de borst waar geen verklaring voor was. Patiënt was roker en er was een taalbarrière. Klacht dat triagiste onjuiste inschatting heeft gemaakt van de spoedeisendheid van de klacht niet ontvankelijk nu deze geen deel heeft uitgemaakt van de eerdere klachtbehandeling maar pas is aangevoerd bij de geschillencommissie. Klacht dat inhoudelijk en procedurele behandeling van de klacht door de huisartsenpost niet juist is geweest is gegrond nu de huisartsenpost enkel een incidentenonderzoek door de incidentencommissie is gestart en de rapportage van deze commissie is gebruikt als eindoordeel in de klachtprocedure.

Datum uitspraak: 18-07-2018
Datum publicatie: 24-07-2018
Referentie: 20180001
Categorieën: Diagnose | Verwijzing | Niet ontvankelijk | Organisatorisch

2017 G71 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht van klager betreft de slechte bereikbaarheid van de praktijk, het moeizaam een afspraak kunnen maken en slechte geleverde zorg/bejegening. Klager heeft ondanks herhaald verzoek daartoe de geschillencommissie geen toestemming gegeven de op de klacht betrekking hebbende medische, verpleegkundige en andere bescheiden, voor zover van belang voor het onderzoek van de klacht, in te zien en op te vragen. De stellingen van klager met betrekking tot de praktijkorganisatie van de huisarts zijn daarmee niet te verifiëren. Dit geldt ook voor de klacht over de slecht geleverde zorg en de bejegening. De lezingen van klager en de huisarts staan lijnrecht tegenover elkaar en er zijn verder geen aanknopingspunten om aan de ene lezing meer waarde toe te kennen dan aan de andere. De klachten kunnen daarom niet gegrond worden verklaard.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G71
Categorieën: Organisatorisch | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

2017 G76 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is de echtgenoot van de overleden patiënte. Klager vindt dat de huisarts geen goede zorg heeft geleverd aan de patiënte tijdens de laatste dagen van haar leven nadat ze ontslagen was uit het ziekenhuis. De huisarts is op consult geweest en heeft daarover genoteerd in het medisch journaal dat de zorg de familie zwaar valt en “in overleg, opstarten thuiszorg, kijken hoe het gaat. Worden vanmiddag nog terug gebeld door het ziekenhuis, evt heropname.” Daarna is er geen contact meer geweest tussen huisarts en familie. De commissie oordeelt dat de huisarts tekort is geschoten. Huisartsgeneeskundige zorg is continue zorg. De huisarts zorgt voor continuïteit van zorg tijdens ziekte-episodes en gedurende de levensloop. De huisarts werkt samen met andere zorgverleners en zorgt door zijn regierol voor samenhang in de zorg. De huisarts spant zich extra in voor persoonlijke continuïteit als het gaat om patiënten in een palliatieve of terminale fase. Adequate regie heeft ontbroken nu de huisarts niet meer nagetrokken heeft of thuiszorg daadwerkelijk was opgestart of dat heropname nodig was. De klacht is gegrond.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G76
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

2017 G78 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overledene patiënt en patiënte. Klaagster klaagt over het ontbreken van enige steun van de huisarts tijdens de ziekte en bij het overlijden van haar ouders. Omdat de praktijk van de huisarts steeds meer een opleidingspraktijk geworden met praktijkassistentes, ondersteuners en coassistenten was de vaste huisarts veel minder betrokken bij de zorg voor haar beide ouders. De huisarts heeft aangegeven hoe zijn praktijk is georganiseerd en dat er weliswaar niet altijd door hem zelf zorg is verleend, maar dat de zorg die verleend is wel goed was. De commissie kan niet vaststellen dat er inderdaad onvoldoende zorg zou zijn geleverd. Voor zover er geklaagd wordt over gedrag van de praktijkassistentes kan de commissie dit bij de tegenstrijdige lezingen evenmin op juistheid beoordelen. Dit leidt tot een ongegrondheid van de klacht.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G78
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

2017 G45 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Patiënt met verstandelijke beperking in beschermde woonvorm. De HAP wordt gebeld in verband met een verdenking van een CVA. De klacht betreft 1) een te trage behandeling (consult U3) en 2) een onjuiste klachtafhandeling. Eerste klacht ongegrond: triagiste heeft telefonisch adequaat onderzoek uitgevoerd aan de hand van het geldende protocol, ook na melding van de verslechtering van de situatie van patiënt. Schadevergoeding afgewezen. Klachtonderdeel 2 gegrond: trage, onzorgvuldige afhandeling van de klacht.

Datum uitspraak: 18-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G45
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch

2017 G56 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager heeft contact opgenomen met de praktijk van de huisarts met toenemende pijnklachten bij de maagstreek en steken bij het hart met het doel de huisarts te zien. Onduidelijk is om welke reden er niet direct een afspraak is gemaakt of waarom er niet later teruggebeld is. Het niet gehonoreerde verzoek om een consult of visite ten gevolge van miscommunicatie binnen de praktijk van de huisarts valt onder diens verantwoordelijkheid. Klager was bekend met nierstenen en gaf ook aan daar zelf aan te denken. In een dergelijk voorkomend geval is het gebruikelijk een afspraak te maken. De huisarts heeft ook erkend dat het niet goed is gegaan rondom de aanvraag van een consult die dag. In zoverre is de klacht gegrond. De commissie is om die reden van oordeel dat het door klager betaalde griffierecht ad € 50,00 ten laste van de huisarts komt.

Datum uitspraak: 12-02-2018
Datum publicatie: 20-02-2018
Referentie: 2017 G56
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Bejegening/communicatie