Klager heeft verschillende klachten over een arts in opleiding

Arts in opleiding tot arts (AIOS) is geen zorgaanbieder in Wkkgz

Klager heeft naast klachten over de huisarts-praktijkhouder, ook klachten over de AIOS (arts in opleiding tot specialist). Onder de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) is de huisarts-opleider/praktijkhouder de zorgaanbieder en verantwoordelijk voor het handelen van de AIOS.

Is klager wel ontvankelijk?

De commissie oordeelt dat klager ontvankelijk is in zijn klachten. Hij heeft de klacht binnen de verjaringstermijn van 5 jaar ingediend bij de klachtenfunctionaris en aansluitend bij de geschillencommissie.

Reden verwijzing MRI niet aanwezig

Klager vindt dat de AIOS te lang heeft gewacht met het maken van een MRI voor zijn schouder- en armklachten. De commissie oordeelt dat er geen reden was om klager te verwijzen voor het maken van een MRI. Bij neurologische klachten is het beleid om af te wachten zolang de pijn houdbaar is en er geen forse uitvalsverschijnselen zijn. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Aantekeningen in het medisch dossier onvoldoende

In het medisch dossier staat niet goed beschreven welke (neurologische) klachten klager precies had. De commissie oordeelt dat de AIOS beter had moeten doorvragen op de klachten van klager. Ook mist de commissie in het medisch dossier uitleg over wat voor neurologisch onderzoek er is gedaan. De commissie is van oordeel dat de AIOS dat zorgvuldiger had moeten doen en verklaart dit klachtonderdeel gegrond.

Overleg tussen huisarts-praktijkhouder en AIOS

Klager vindt dat er overleg had moeten zijn tussen de AIOS en de huisarts-praktijkhouder over zijn situatie. De huisarts-praktijkhouder vindt dat er voldoende overleg is geweest. De commissie heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Klager heeft zijn klacht ook niet verder onderbouwd. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Aanpassingen in medisch dossier

De commissie wijst dit klachtonderdeel af omdat het niet door klager is onderbouwd.

De schadevergoeding wordt afgewezen. Er is geen verband tussen de schade die klager zegt te hebben gelden en het handelen van de huisarts-praktijkhouder.

Datum uitspraak: 08-07-2024
Datum publicatie: 08-04-2025
Referentie: 20230112
Categorieën: Niet ontvankelijk | Verwijzing | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

Geschil tegen een huisarts in dienst van een huisarts (hidha) is niet ontvankelijk

Klaagster vindt dat de huisarts haar klachten niet goed heeft onderzocht. De huisarts was toen hidha in de praktijk. In de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) staat dat de ‘zorgaanbieder’ moet worden aangesproken bij klachten. Een hidha is géén zorgaanbieder volgens deze wet. De commissie is van oordeel dat klaagster om die reden niet ontvankelijk is in haar klachten.

Datum uitspraak: 20-06-2024
Datum publicatie: 12-08-2024
Referentie: 20240003
Categorieën: Niet ontvankelijk

Huisarts niet verantwoordelijk voor advies assistente: hij was die dag niet aanwezig

Klaagster verwijt de huisarts dat haar moeder geen consult kreeg voor een bult in de lies. Drie dagen later bleek zij een een gecompliceerde beklemde liesbreuk te hebben.
De assistente van de huisarts heeft gezegd dat het niet dringend was en dat de patiënt een afspraak kon maken als zij zich beter voelde, dan zou een echo gemaakt worden. Haar werd ook geadviseerd weer contact op te nemen als de klachten erger werden.
Klaagster is niet ontvankelijk in haar klacht, omdat de aangeklaagde huisarts de dag dat de assistente het advies gaf, niet aanwezig was op de praktijk. Een andere huisarts heeft het advies dat de assistente gaf goedgekeurd. Daarmee was die andere huisarts verantwoordelijk voor het gegeven advies door de assistente.
De commissie zegt nog wel dat het gebruikelijk is om bij een liesbreuk eerst af te wachten. Pas bij erger wordende pijn wordt opnieuw beoordeeld.

Datum uitspraak: 13-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230066
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Niet ontvankelijk

Klager is ontvankelijk in zijn klachten

Een beroep op niet ontvankelijkheid wordt afgewezen door de commissie. De redenen waarom een geschil niet ontvankelijk is, staan vermeld in geschillenreglement van skge. Deze redenen zijn hier niet van toepassing.

De commissie wijst de klachten van klager af omdat ze niet zijn onderbouwd

Klager heeft verwijsbrieven bij de huisarts opgevraagd. Hij zegt dat hij niet alle verwijsbrieven heeft ontvangen. De verwijsbrieven die hij wel heeft gehad, zijn niet compleet. De commissie is van oordeel dat klager had moeten aantonen welke brieven hij mist en/of niet compleet zijn. De commissie kan nu niet beoordelen of klager de (complete) brieven niet heeft gehad. De commissie acht de klacht ongegrond.

Klager is naar de praktijk gegaan om kopieën van zijn verwijsbrieven op te halen. De huisarts had dit bezoek aan de praktijk in rekening gebracht. Hij heeft de rekening vervolgens teruggedraaid. Klager zegt dat hij hier geen bewijs van heeft ontvangen. Klager heeft zijn klacht niet met bewijs onderbouwd. De commissie is van oordeel dat de klacht daarom ongegrond is.

Datum uitspraak: 04-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230099
Categorieën: Verwijzing | Medisch dossier | Niet ontvankelijk

Een duidelijke onderbouwing van de klachten ontbreekt

De commissie oordeelt dat de klachten, die zich afspelen in de periode dat klager op zoek was naar een zorgaanbieder voor zijn tanden, ongegrond zijn. Klager heeft niet aangetoond, noch is uit de onderliggende stukken en het journaal gebleken, dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld. De klachten van klager missen iedere feitelijke grondslag. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing van de klachten kan verweerster niet adequaat reageren en kan de commissie niet toetsen of verweerster klachtwaardig heeft gehandeld.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 12-07-2023
Referentie: 20230002
Categorieën: Niet ontvankelijk

Diverse verwijten over inadequaat handelen

In deze klacht komt een aantal verwijten samen die te maken hebben met inadequaat handelen. Op een aantal onderdelen is klager niet ontvankelijk verklaard, omdat de gebeurtenissen meer dan vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden. In de overgebleven klachtonderdelen verwijt klager aan verweerder:

Klachtonderdeel 3: dat het steeds verkeerd gaat met de aanvraag van herhaalrecepten
Op basis van de onderliggende stukken en het medisch dossier oordeelt de commissie dat verweerder misschien niet altijd adequaat heeft gehandeld. Aan de medicijnen die klager gebruikt zijn grote risico’s verbonden, en dit vergt veel zorgvuldigheid . De commissie oordeelt dat er onvoldoende reden is om dit klachtonderdeel gegrond te verklaren.

Klachtonderdeel 4b: dat hij vergeten was om een verwijzing voor de reumatoloog te maken
Op basis van het journaal stelt de commissie vast dat klager op 2 juni 2021 een verzoek heeft gedaan aan verweerder voor een verwijzing naar de reumatoloog. Dit verzoek heeft hij op 16 juni 2021 herhaald. Onweersproken is dat verweerder dit toen meteen in orde heeft gemaakt, wat blijkt uit een verwijsbrief van verweerder. De commissie acht een termijn van twee weken in dit geval niet onredelijk en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 5: dat hij inadequaat heeft gehandeld toen klager zich meldde, na een operatieve ingreep aan zijn enkel, met klachten die voelden als een ontsteking
In de NHG-richtlijn Artritis staat het volgende: ‘Verwijs met spoed (dezelfde dag) bij een vermoeden van een bacteriële artritis.’ Op grond van deze richtlijn had verweerder klager direct moeten verwijzen naar het ziekenhuis, in plaats van eerst zelf een kweek af te nemen. Bovendien gebruikte klager methotrexaat, wat een reden is om extra alert te zijn op infecties. Ook valt op dat in het journaal geen melding wordt gemaakt van koorts; een van de mogelijke symptomen van een (bacteriële) infectie. Alles overziende acht de commissie dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 6: dat hij geen second opinion heeft geregeld bij een orthopeed
Vast staat dat klager op 14 juni 2022 aan verweerder verzocht om een orthopeed te zoeken voor een second opinion. Onweersproken is dat klager zelf heeft aangegeven dat verweerder dit niet meer voor hem hoefde te regelen. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder zich voldoende ingezet voor klager en acht zij dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 20-04-2023
Datum publicatie: 12-07-2023
Referentie: 20220137
Categorieën: Medicijnen | Verwijzing | Niet ontvankelijk | Onderzoek/Behandeling

Klachten missen feitelijke grondslag

Klager verwijt verweerster dat zij in het medisch dossier het verhaal van klager niet correct heeft weergegeven en dat zij ijskoud, gemeen en corrupt is.
De commissie stelt vast dat de klachten over verweerster zich uitstrekken over een periode van februari 2022 tot en met september 2022. Klager heeft echter niet aangetoond, noch is uit de onderliggende stukken en het journaal gebleken, dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld. De klachten missen iedere feitelijke grondslag. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing kan verweerster niet adequaat reageren en kan de commissie niet toetsen of verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. De commissie is daarom van oordeel dat de klachten van klager ongegrond zijn.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 11-07-2023
Referentie: 20220147
Categorieën: Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20220040 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij tijdens het consult op 6 december 2021 niet heeft verteld dat klager de bloedanalyse zelf moest betalen en hoeveel deze bloedanalyse ging kosten.

Uit de Regeling transparantie zorgaanbieders volgt niet een verplichting voor de zorgaanbieder om de consument te informeren over de gevolgen van een behandeling voor het eigen risico van de zorgverzekering. Bij het eigen risico is geen sprake van onverzekerde zorgkosten c.q. eigen betalingen als bedoeld in de Regeling. De zorgkosten zijn verzekerd, ze worden alleen niet (volledig) vergoed vanwege het wettelijk systeem (artikel 23 van de Zorgverzekeringswet). Zodra het eigen risico is betaald door de patiënt zelf, worden dergelijke kosten wel vergoed. Dat betekent dat het eigen risico niet onder dezelfde categorie kan worden geschaard als de ‘eigen betalingen’ in de zin van artikel 4 van de Regeling. Ook uit artikel 10 Wkkgz valt niet af te leiden dat een zorgaanbieder verplicht is te informeren over het eigen risico van de zorgverzekering, nu dit niet gaat om zorgtarieven. De zorgaanbieder zal meestal ook geen inzicht hebben in de hoogte (wettelijk of vrijwillig verhoogd) van het eigen risico en de mate van uitnutting daarvan.
Verweerder heeft aangegeven dat er in de praktijk beeldschermen hangen en folders liggen waarin wordt gewezen op het eigen risico van een zorgverzekering en dat in de ruimte waar bloedafname plaatsvindt posters hangen waarop is aangegeven dat laboratoriumonderzoek onder het eigen risico valt. Ook al geldt er geen informatieverplichting terzake van het eigen risico, klager had daarmee redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van het feit dat laboratoriumonderzoek onder het eigen risico van de zorgverzekering valt. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 24-10-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Referentie: 20220040
Categorieën: Niet ontvankelijk

20210094 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder een onheuse bejegening tijdens het eerste consult dat zij als nieuwe patiënt bij verweerder had.

Het consult met klaagster is inmiddels drie jaar geleden en verweerder kan zich het voorval en hetgeen gezegd zou zijn op 2 april 2019 niet meer goed herinneren. Verweerder heeft klaagster slechts eenmaal gezien. Vervolgens heeft zij zich ingeschreven bij een andere huisarts. Verweerder herkent zich niet in hetgeen klaagster beschrijft. Klaagster vraagt geen uitspraak over het medisch handelen van verweerder maar verlangt een oordeel van de commissie over hetgeen gezegd is en is voorgevallen in de spreekkamer van verweerder tijdens een eerste en tevens laatste consult bij verweerder op de door klaagster genoemde datum van 2 april 2019.

Klaagster heeft geen machtiging tot inzage in haar medisch dossier verstrekt. Dit betekent dat verweerder en de commissie geen kennis hebben kunnen nemen van de inhoud van het medisch dossier van klaagster en hetgeen op en rond 2 april 2019 over het consult is genoteerd. Klaagster heeft in haar klaagschrift delen uit haar medisch dossier weergegeven maar de commissie kan niet toetsen of die weergave juist en volledig is. Verweerder moet zich adequaat kunnen verweren tegen het geschil, zo nodig met gebruikmaking van medische gegevens (zie artikel 5 lid 6 van het Reglement Geschillencommissie Huisartsen). Die mogelijkheid is verweerder door klaagster onthouden. Daarnaast kan de commissie aan de hand van het medisch dossier niet zelf vaststellen wat verweerder naar aanleiding van dit consult in het patiëntendossier van klaagster heeft genoteerd. De commissie verklaart de klacht van klaagster dan ook ongegrond en wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 12-05-2022
Datum publicatie: 02-06-2022
Referentie: 20210094
Categorieën: Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20210028 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Deze uitspraak dient in samenhang te worden gezien met de uitspraak in geschil HAW 20210029 gericht tegen de waarnemend huisarts van de praktijk van verweerster.
Klaagster verwijt verweerster, als praktijkhoudend huisarts, dat zij zonder hoor en wederhoor toe te passen is meegegaan in het gestelde niet professionele handelen van haar collega, de waarnemend huisarts, en daardoor eveneens niet gehandeld heeft zoals van een goed hulpverlener mag worden verwacht.
De commissie is van oordeel dat het verwijt van klaagster in algemene zin is geformuleerd, zonder nadere toelichting of onderbouwing. Klaagster kan er niet mee volstaan de verwijten gericht tegen de waarnemend huisarts eveneens tegen verweerster als praktijkhoudend huisarts te richten. Daarnaast heeft de commissie in het geschil 20210029 HAW beslist dat er sprake is van handelen zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend huisarts, zodat verweerster niet is meegegaan met het gestelde niet professionele handelen van de waarnemend huisarts. De commissie heeft zelfstandig ook geen enkele aanwijzing gevonden die de klacht van klaagster kan ondersteunen.
De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 08-03-2022
Referentie: 20210028
Categorieën: Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20210029 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht bestaat uit 5 onderdelen die verband houden met twee anonieme meldingen bij Veilig Thuis en vervolgens een zelfstandige melding van verweerster (waarnemend huisarts) zelf.
Klaagster verwijt verweerster het niet hebben willen onderzoeken van de kinderen op tekenen van mishandeling, het afgaan op onjuiste mededelingen van de ex-partner van klaagster, het niet toepassen van het beginsel van hoor en wederhoor, het verstrekken van het medisch dossier van de zoon aan ex-partner en het doen van een melding aan Veilig Thuis zonder enige grondslag. Klaagster vordert een materiële schadevergoeding van
€ 15.000,00 vanwege de door klaagster betaalde advocaatkosten en een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 voor de onrust die verweerster heeft veroorzaakt.

De commissie is van oordeel dat verweerster zich als een goed zorgverlener heeft gedragen en uiterst zorgvuldig te werk is gegaan. Zij heeft telkens weloverwogen gehandeld en zorgvuldige afwegingen gemaakt in haar contacten met en over het gezin van klaagster naar Veilig Thuis. Zij heeft daarbij meerdere keren advies gevraagd aan collega’s en deskundigen van de KNMG en Veilig Thuis. Zij heeft aantoonbaar vele pogingen gedaan om klaagster te bereiken maar klaagster heeft er zelf voor gekozen niet te reageren. Verweerster heeft het stappenplan van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld goed gevolgd. Verweerster was gerechtigd de ex-partner het medisch dossier van de zoon te verstrekken omdat hij (mede) belast is met het ouderlijk gezag over de zoon.
De commissie verklaart de klacht van klaagster in alle onderdelen ongegrond en wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 08-03-2022
Referentie: 20210029
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Medisch dossier | Niet ontvankelijk

20210051 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder het herhaaldelijk schenden van zijn beroepsgeheim. Daarnaast vindt klager dat verweerder hem zijn klachtrecht heeft willen ontnemen.

De commissie stelt allereerst vast dat verweerder medische informatie (delen van het journaal) van klager heeft verstrekt aan het scheidsgerecht waar hij een procedure voerde tegen zijn collega-huisarts. Ook in een procedure bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege heeft verweerder medische informatie verstrekt over klager door het voorlezen van journaalregels. Verweerder stelt dat er geen sprake is van een schending van het beroepsgeheim omdat hij medische informatie mag verstrekken aan zijn advocaat, nu deze ook een geheimhoudingsplicht heeft en optreedt als een verlengde arm van verweerder zelf.

Hoewel in zijn algemeenheid juist stelt de commissie echter vast dat de informatie die verstrekt is niet alleen aan de advocaat van verweerder is verstrekt maar ook aan het scheidsgerecht en het tuchtcollege. Zij vallen niet onder de op het geldende beroepsgeheim genoemde uitzonderingen. Daarbij is irrelevant of die informatie door de advocaat of door verweerder zelf is verstrekt nu immers de advocaat als verlengde arm van verweerder optreedt. Daarmee is medische informatie van klager zonder zijn toestemming verstrekt aan derden (de leden van het scheidsgerecht en de leden van het tuchtcollege) in het kader van een procedure waarbij klager geen partij was. De commissie verklaart dit klachtonderdeel van klager gegrond.

Klager stelt daarnaast dat verweerder hem zijn klachtrecht heeft proberen te ontnemen. Het enkele feit dat klagers klacht behandeld wordt door de geschillencommissie, geeft aan dat klagers klachtrecht hem niet is ontnomen.

Klager wil dat aan verweerder een disciplinaire maatregel wordt opgelegd. De Wkkgz voorziet niet in een bevoegdheid van de geschillencommissie om maatregelen op te leggen.
Klager vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 of de kosten voor zijn behandeling m.b.t. door verweerder veroorzaakte stress en eventuele hieruit voortvloeiende inkomstenderving tot een maximum van € 25.000,00. Deze bedragen zijn niet onderbouwd, bijvoorbeeld middels facturen van de ondergane behandelingen. Ook heeft klager geen causaal verband aangetoond dat de stressklachten (en de behandelingen die hij hiervoor moest ondergaan) alsmede de gederfde inkomsten werden veroorzaakt door de schending van het beroepsgeheim door verweerder. De commissie wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 14-12-2021
Datum publicatie: 26-01-2022
Referentie: 20210051
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Niet ontvankelijk

20210063 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager heeft een klacht ingediend bij de geschillencommissie Huisartsenzorg. Van toepassing is de Wkkgz, de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. De geschillencommissie is bevoegd een uitspraak te doen over klachten ingediend tegen een zorgaanbieder onder deze wet. Klager heeft meermalen aangegeven zijn klacht in te willen dienen tegen de dienstdoende huisarts van verweerder, een huisartsenpost, persoonlijk. Door de secretaris van de geschillencommissie is om die reden aan klager bericht dat de formele verweerder in onderhavige procedure de huisartsenpost is en niet de dienstdoende huisarts persoonlijk. Zij heeft vervolgens klager expliciet gevraagd tegen wie klager zijn klacht heeft ingediend. Klager heeft daarop geantwoord dat hij zijn klacht alleen heeft ingediend tegen de dienstdoende huisarts.

Nu de dienstdoende huisarts geen zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz is en daarmee geen verweerder, dit is immers de huisartsenpost waarvoor deze huisarts werkzaam was, dient de geschillencommissie klager niet ontvankelijk te verklaren in diens klacht en de verdere behandeling van de klacht te staken.

Datum uitspraak: 14-12-2021
Datum publicatie: 26-01-2022
Referentie: 20210063
Categorieën: Niet ontvankelijk

20190141 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster heeft aangegeven dat de patiënt wil wisselen van huisarts, verweerder weigert dit. Daarnaast is zij van mening dat de kwaliteit van zorg voor de patiënt tekort schiet.

Klaagster heeft als ex-partner van de patiënt en diens mantelzorger, op grond van de WKKGZ geen zelfstandig klachtrecht. Klaagster stelt dat zij optreedt namens de patiënt en heeft daartoe ook een door de patiënt ondertekende machtiging overgelegd. Verweerder stelt dat de wil van de patiënt een klacht in te dienen jegens verweerster in twijfel moet worden getrokken. Verweerder geeft aan dat de patiënt niet meer weet wat hij ondertekent. Ook heeft verweerder niet van de patiënt zelf gehoord dat hij een klacht wenst in te dienen jegens hem.

Tijdens de procedure is vast komen te staan dat voor de patiënt bewindvoering is ingesteld. Dat de patiënt onder bewind is gesteld betekent niet dat hij geen klachtrecht meer heeft. Bewindvoering ziet op het beheer van de financiën en bezittingen van een persoon. Daarmee staat echter wel vast dat de patiënt niet meer in staat is zijn vermogensrechtelijke positie zelf waar te nemen. Daarnaast is de diagnose dementie gesteld door verweerder. Deze diagnose is weliswaar niet bevestigd door een andere specialist, er is echter wel een casemanager dementie aangesteld. Het aanstellen van een dergelijke casemanager maakt aannemelijk dat er daadwerkelijk sprake is van dementie. Naast bewindvoering is er ook een traject opgestart om een mentor aan te stellen voor de patiënt. Ook dit wijst er op dat de patiënt niet goed meer in staat is zijn wil te bepalen. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de commissie voldoende dat er sprake is van dementie bij de patiënt. In onderhavige procedure is niet gebleken dat het de patiënt duidelijk was dat de machtiging diende om een klacht jegens verweerder in te dienen en dat hij het daarmee eens was. De commissie acht het aannemelijk dat de patiënt niet meer beschikte over de voor het indienen van de klacht vereiste wilsbekwaamheid. De commissie verklaart de klacht van klaagster niet ontvankelijk en komt daarmee niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de klacht.

Datum uitspraak: 18-08-2020
Datum publicatie: 23-12-2020
Referentie: 20190141
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Diagnose | Niet ontvankelijk

20190097 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat zij in 2014 een overdosis aan bloeddrukmedicatie voorgeschreven heeft gekregen. Hierdoor heeft klaagster in 2014 en 2015 een te hoge bloeddruk gehad, hetgeen heeft geleid tot aderverkalking in haar hoofd, stelt zij.

Verweerster heeft aangegeven dat zij niet persoonlijk betrokken is geweest bij de zorg aan klaagster. Zij geeft aan dat haar collega-huisarts (en de praktijkondersteuner onder diens verantwoordelijkheid) de zorg rondom de bloeddruk van klaagster in 2014 en 2015 hebben verleend. Klaagster heeft niet inhoudelijk gereageerd op dit verweer van verweerster en ook niet aangetoond dat verweerster wel degene was die de zorg heeft verleend. Ook uit het medisch dossier valt dit niet goed af te leiden. De commissie kan daarmee niet vaststellen of de klacht gericht is tegen de juiste persoon in onderhavige procedure. De klacht is alleen al om die reden ongegrond.
Ook de medisch inhoudelijke kant van de zaak leidt niet tot een gegrondverklaring van de klacht, nu aderverkalking geen bijwerking is van een te hoge dosis bloeddrukmedicatie, zou er al sprake zijn geweest van overdosering.

Datum uitspraak: 09-03-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Referentie: 20190097
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Niet ontvankelijk | Medicijnen

20190068 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat zijn zoon na het consult van 8 februari 2019 verwezen had moeten worden naar het ziekenhuis, omdat hij al lange tijd koorts had. Er is bovendien geen andere medicatie voorgeschreven dan paracetamol.

Verweerder stelt dat de klacht niet voldoet aan artikel 15 lid 5 sub c van het Reglement Geschillencommissie Huisartsen. Dat artikel verlangt dat klager bij de schriftelijke indiening in ieder geval het geschil en de feiten en gronden waarop het berust dient te vermelden. De aanduiding van datum en personen ontbreekt en er mist een onderbouwing van het gestelde en daarom is niet duidelijk wat de klacht nu precies inhoudt.
De klacht van klager is summier geformuleerd. Uit de ingediende stukken in onderhavige procedure, maar ook tijdens de klachtbehandelingsfase (hetgeen blijkt uit het geschreven eindoordeel) blijkt dat verweerder over voldoende informatie beschikte om inhoudelijk te kunnen reageren. Verweerder heeft ook gereageerd in lijn van de (summiere) klacht, waaruit blijkt dat verweerder op de hoogte was van de volledige inhoud van de klacht. Verweerder is dan ook niet in zijn verweer geschaad. De commissie is op basis van de aanwezige stukken in staat een oordeel te geven over de klacht.

Uit het journaal blijkt dat de patiënt op 28 januari 2019 was gezien door een collega van verweerder waarbij sprake was van koorts. Vervolgens wordt klagers zoon tien dagen later op 8 februari 2019 opnieuw gezien met onder meer koortsklachten. Het journaal vermeldt dan dat sinds drie dagen opnieuw sprake was van koorts. Dit houdt in dat er dan gedurende in elk geval acht dagen geen sprake meer geweest is van koortsklachten.
In de NHG Standaard “Kinderen met koorts” wordt als een van de alarmsymptomen genoemd: koorts die opnieuw oploopt na een aantal koortsvrije dagen. In die situatie wordt extra alertheid gevraagd.
Naar het oordeel van de commissie was het tijdsverloop tussen de verschillende consulten en de verschillende episoden met koorts te groot om op te moeten vatten als een alarmsymptoom, zoals bedoeld in de NHG Standaard. De HAIO kon dit consult naar het oordeel van de commissie beschouwen als een nieuwe ziekteperiode. Uit het journaal is op te maken dat de HAIO de patiënt vervolgens via de NHG Standaard heeft onderzocht en dit onderzoek ook goed heeft genoteerd. Ook uit het lichamelijk onderzoek kwamen geen alarmsymptomen naar voren. Van belang was daarnaast dat de patiënt alert was. De commissie is van oordeel dat de patiënt zorgvuldig en volgens de geldende standaard is onderzocht. Er was op dat moment nog geen reden voor een verwijzing, met een afwachtend beleid kon op dat moment worden volstaan. Dat de toestand van de patiënt later verslechterde, wil niet zeggen dat op het moment dat de HAIO hem zag, anders gehandeld had moeten worden. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 09-04-2020
Datum publicatie: 17-06-2020
Referentie: 20190068
Categorieën: Verwijzing | Medicijnen | Onderzoek/Behandeling | Niet ontvankelijk

20190112 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat de drie artsen die op huisbezoek zijn geweest bij haar moeder, onzorgvuldig hebben gehandeld door haar niet in te sturen naar het ziekenhuis. Drie dagen later is haar moeder overleden. Klaagster vordert een schadevergoeding tussen de € 1000,00 en € 5000,00 per arts.
Verweerder stelt dat klaagster niet ontvankelijk is a) omdat door partijen een vaststellingsovereenkomst ex artikel 7: 900 BW is getekend, waarbij klaagster afstand heeft gedaan van het recht op schadevergoeding, b) omdat de klachten eerder zijn ingediend bij de Klachtencommissie Huisartsenzorg en het Regionaal en Centraal Tuchtcollege ex art. 7 lid 2 Geschillenreglement SKGE en c) de klachten onvoldoende concreet zijn omschreven ex art. 5 lid 5 Geschillenreglement SKGE.
De commissie oordeelt dat naar aanleiding van eerder doorlopen procedures tussen partijen is onderhandeld en een vaststellingsovereenkomst is overeengekomen. Klaagster heeft zich daarbij laten bijstaan door een advocaat. Partijen hebben hiermee hun onderlinge geschillen over de zorgvuldigheid van het medisch handelen beëindigd en klaagster heeft een schadevergoeding ontvangen. De commissie is van oordeel dat klaagster daarom niet de vrijheid heeft om opnieuw een geschil over dezelfde handelingen aanhangig te maken. De commissie acht de klacht van klaagster niet ontvankelijk.

Datum uitspraak: 30-01-2020
Datum publicatie: 15-02-2020
Referentie: 20190112
Categorieën: Niet ontvankelijk

20190043 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster dient een klacht in over de bejegening van een huisartsenpost jegens haarzelf en de (financiële) gevolgen daarvan. Zij belde de HAP echter voor haar zoon, zij was het er niet mee eens dat haar (meerderjarige) zoon een zelfzorgadvies had gekregen en vond dat er een consult moest plaatsvinden. De commissie verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Er is niet zonder meer sprake is van een gedraging jegens de cliënt nu het immers een gedraging jegens klaagster was. Nu deze gedraging echter plaatsvond in het kader van de zorgverlening aan de cliënt is er (mede) sprake van een gedraging jegens de cliënt. Dit punt leidt derhalve niet tot niet-ontvankelijkheid.
Klaagster is desondanks niet-ontvankelijk. Over de gedraging kan immers geklaagd worden door een beperkte in de Wkkgz met name genoemde groep klachtgerechtigden, waartoe klaagster niet behoort. Ook klaagt klaagster niet namens de patiënt, als gemachtigde. Dit volgt uit de bewoordingen van de klacht maar ook uit de ingestelde schadeclaim, die háár schade betreft en niet die van de patiënt. Gelet op artikel 14 en artikel 19 Wkkgz is klaagster niet klachtgerechtigd en daarmee niet-ontvankelijk in het geschil.

Datum uitspraak: 15-10-2019
Datum publicatie: 17-10-2019
Referentie: 20190043 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg
Categorieën: Niet ontvankelijk

20180008 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over ontoereikende behandeling van vrijwel terminale patiënt deels gegrond. De huisarts had een grondiger eigen onderzoek moeten uitvoeren en moeten aandringen op ziekenhuisopname. Haar verslaglegging was beperkt, waardoor waarneming werd bemoeilijkt. Geen terecht verwijt dat de huisarts niet heeft meegeholpen bij de transfer uit het ziekenhuis naar een hospice, wel dat zij patiënt niet kort nadien in het hospice heeft bezocht. Zonder sluitende machtiging geen plicht om het medisch dossier aan stiefzoon af te geven. Zoon als nabestaande ontvankelijk in klacht. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 28-01-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180008
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20180083 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt de huisarts dat zij het papieren dossier van klager is kwijtgeraakt en dat zij daardoor geen adequate zorg heeft ontvangen. De huisarts meent allereerst dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht. Er is echter een schriftelijke reactie van de huisarts op de klacht zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid Wkkgz. Klager is daarmee ontvankelijk in zijn klacht. De klacht zelf is ongegrond. Wat de gang van zaken rond de overdracht van het dossier betreft spreken klager en huisarts elkaar tegen en zijn er geen andere aanknopingspunten om te kunnen vaststellen wie gelijk heeft. De commissie kan daarmee niet vaststellen of de huisarts klachtwaardig heeft gehandeld. Wat de klacht over adequate zorg betreft heeft klager geweigerd de huisarts inzage te geven in de medische gegevens. Wel heeft hij toestemming gegeven dat de commissie daar inzage in had, maar dat zou een ongelijkheid tussen partijen en schending van hoor en wederhoor opleveren. De feiten rond de zorg kunnen dus niet beoordeeld worden zodat niet vastgesteld kan worden dat er klachtwaardig is gehandeld.

Datum uitspraak: 20-02-2019
Datum publicatie: 01-05-2019
Referentie: 20180083
Categorieën: Medisch dossier | Onderzoek/Behandeling | Niet ontvankelijk

20180108 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager klaagt over de bejegening tijdens een telefonisch contact en een consult met de huisartsenpost. Klager voelde zich niet geholpen tijdens het telefonisch contact en had het gevoel dat een groepje mensen om de triagiste heen stond die hem zouden hebben uitgelachen. Uit niets blijkt dat klager niet serieus is genomen. Uit het waarneembericht en de overlegde transcripties van de gevoerde gesprekken blijkt dat de triagiste klager meerdere keren terug heeft gebeld en heeft aangeboden een ambulance te sturen. Klager heeft dit geweigerd en heeft aangegeven dat hij zelf naar de HAP zou toekomen. Evenmin is aantoonbaar gemaakt dat klager zou zijn uitgelachen door medewerkers van de huisartsenpost. De klacht is in zoverre ongegrond. Klager klaagt er ook over dat hij niet binnen twintig minuten gezien is door een arts toen hij op de huisartsenpost aankwam. Daarover heeft klager eerst bij de geschillencommissie geklaagd. Dat een klacht(onderdeel) eerst wordt behandeld door een klachtenfunctionaris is een voorwaarde voor het kunnen voorleggen aan de geschillencommissie. Met inachtname van artikel 7 lid 1 sub b van het Reglement Geschillencommissie Huisartsen en artikel 21 lid 1 sub c Wkkgz verklaart de commissie klager niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

Datum uitspraak: 21-01-2019
Datum publicatie: 21-02-2019
Referentie: 20180108
Categorieën: Bejegening/communicatie | Intake/triage | Niet ontvankelijk

20180053 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is de echtgenoot van de overleden patiënte. Geklaagd wordt over verweerder als schouwarts. Verweerder stelde zijn bezoek twee uur uit en weigerde een vervanger te sturen. De klacht is ongegrond. De NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) Richtlijn “Lijkschouw voor behandelend artsen van juni 2016 noemt “zo spoedig mogelijk” en als uiterlijke termijn drie uur. Verweerder is daarmee binnen de door de richtlijn genoemde kaders gebleven en hoefde geen vervanger te regelen.

Datum uitspraak: 10-10-2018
Datum publicatie: 17-10-2018
Referentie: 20180053
Categorieën: Niet ontvankelijk

20180064 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager voelt zich onheus bejegend tijdens een consult bij de huisarts in opleiding van verweerder. Verweerder heeft aangegeven dat de huisarts in opleiding zich niet herkent in het van haar geschetste beeld en de uitlatingen die door haar zouden zijn gedaan. Nu alleen klager en de huisarts in opleiding bij voornoemd consult aanwezig waren, is niet vast te stellen hoe het consult is verlopen noch hetgeen gezegd is. Dat brengt mee dat door de commissie niet kan worden vastgesteld of klachtwaardig is gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de huisarts in opleiding en verweerder, maar op de omstandigheid, dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan de commissie, ook als aan het woord van klager en van de huisarts in opleiding en verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 25-09-2018
Datum publicatie: 03-10-2018
Referentie: 20180064
Categorieën: Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20180001 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Patiënt enkele uren na bezoek huisartsenpost overleden. Klacht dat de dienstdoende huisarts een foute diagnose heeft gesteld en patiënt ten onrechte niet heeft verwezen naar cardioloog gegrond verklaard. Ten onrechte heeft de dienstdoende huisarts de pijn op de borst geduid als myogeen van aard. Hij heeft een acuut coronair syndroom wel overwogen maar ten onrechte verworpen. Hoewel sprake was van factoren die niet wezen op een cardiale oorzaak waren er ook alarmsignalen zoals een plotseling opgetreden pijn op de borst waar geen verklaring voor was. Patiënt was roker en er was een taalbarrière. Klacht dat triagiste onjuiste inschatting heeft gemaakt van de spoedeisendheid van de klacht niet ontvankelijk nu deze geen deel heeft uitgemaakt van de eerdere klachtbehandeling maar pas is aangevoerd bij de geschillencommissie. Klacht dat inhoudelijk en procedurele behandeling van de klacht door de huisartsenpost niet juist is geweest is gegrond nu de huisartsenpost enkel een incidentenonderzoek door de incidentencommissie is gestart en de rapportage van deze commissie is gebruikt als eindoordeel in de klachtprocedure.

Datum uitspraak: 18-07-2018
Datum publicatie: 24-07-2018
Referentie: 20180001
Categorieën: Diagnose | Verwijzing | Niet ontvankelijk | Organisatorisch

2017 G71 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht van klager betreft de slechte bereikbaarheid van de praktijk, het moeizaam een afspraak kunnen maken en slechte geleverde zorg/bejegening. Klager heeft ondanks herhaald verzoek daartoe de geschillencommissie geen toestemming gegeven de op de klacht betrekking hebbende medische, verpleegkundige en andere bescheiden, voor zover van belang voor het onderzoek van de klacht, in te zien en op te vragen. De stellingen van klager met betrekking tot de praktijkorganisatie van de huisarts zijn daarmee niet te verifiëren. Dit geldt ook voor de klacht over de slecht geleverde zorg en de bejegening. De lezingen van klager en de huisarts staan lijnrecht tegenover elkaar en er zijn verder geen aanknopingspunten om aan de ene lezing meer waarde toe te kennen dan aan de andere. De klachten kunnen daarom niet gegrond worden verklaard.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G71
Categorieën: Organisatorisch | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

2017 G44 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager heeft bij zijn klacht een schadevordering ingesteld die meer bedraagt dan € 25.000,00. Onder verwijzing naar artikel 20 Wkkgz en artikel 7 van het geschillenreglement gaat dit de geschillenprocedure te boven. De geschillencommissie heeft klager niet ontvankelijk verklaard in diens klacht.

Datum uitspraak: 04-01-2018
Datum publicatie: 20-02-2018
Referentie: 2017 G44
Categorieën: Niet ontvankelijk

2017 G14 Uitspraak schadevergoeding geschillencommissie Huisartsenzorg

Invloed eigen risico op hoogte schadevergoeding. Bij toewijzing schadevergoeding in verband met door klager betaalde kosten waarvoor klager aansprakelijk is houdt commissie rekening met eerder door zorgverzekering in rekening gebrachte kosten wegens eigen risico.

Datum uitspraak: 11-12-2017
Datum publicatie: 19-12-2017
Referentie: 2017 G14 schadevergoeding
Categorieën: Niet ontvankelijk