Diverse verwijten over inadequaat handelen
In deze klacht komt een aantal verwijten samen die te maken hebben met inadequaat handelen. Op een aantal onderdelen is klager niet ontvankelijk verklaard, omdat de gebeurtenissen meer dan vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden. In de overgebleven klachtonderdelen verwijt klager aan verweerder:
Klachtonderdeel 3: dat het steeds verkeerd gaat met de aanvraag van herhaalrecepten
Op basis van de onderliggende stukken en het medisch dossier oordeelt de commissie dat verweerder misschien niet altijd adequaat heeft gehandeld. Aan de medicijnen die klager gebruikt zijn grote risico’s verbonden, en dit vergt veel zorgvuldigheid . De commissie oordeelt dat er onvoldoende reden is om dit klachtonderdeel gegrond te verklaren.
Klachtonderdeel 4b: dat hij vergeten was om een verwijzing voor de reumatoloog te maken
Op basis van het journaal stelt de commissie vast dat klager op 2 juni 2021 een verzoek heeft gedaan aan verweerder voor een verwijzing naar de reumatoloog. Dit verzoek heeft hij op 16 juni 2021 herhaald. Onweersproken is dat verweerder dit toen meteen in orde heeft gemaakt, wat blijkt uit een verwijsbrief van verweerder. De commissie acht een termijn van twee weken in dit geval niet onredelijk en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 5: dat hij inadequaat heeft gehandeld toen klager zich meldde, na een operatieve ingreep aan zijn enkel, met klachten die voelden als een ontsteking
In de NHG-richtlijn Artritis staat het volgende: ‘Verwijs met spoed (dezelfde dag) bij een vermoeden van een bacteriële artritis.’ Op grond van deze richtlijn had verweerder klager direct moeten verwijzen naar het ziekenhuis, in plaats van eerst zelf een kweek af te nemen. Bovendien gebruikte klager methotrexaat, wat een reden is om extra alert te zijn op infecties. Ook valt op dat in het journaal geen melding wordt gemaakt van koorts; een van de mogelijke symptomen van een (bacteriële) infectie. Alles overziende acht de commissie dit klachtonderdeel gegrond.
Klachtonderdeel 6: dat hij geen second opinion heeft geregeld bij een orthopeed
Vast staat dat klager op 14 juni 2022 aan verweerder verzocht om een orthopeed te zoeken voor een second opinion. Onweersproken is dat klager zelf heeft aangegeven dat verweerder dit niet meer voor hem hoefde te regelen. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder zich voldoende ingezet voor klager en acht zij dit klachtonderdeel ongegrond.