Vernietiging medisch dossier

Klaagster stelt dat zij in 2024 ontdekte dat de huisarts haar medisch dossier niet volledig heeft vernietigd, ondanks haar verzoek hiertoe in 2011.

Als een patiënt niet wil dat gegevens uit een medisch dossier worden bewaard, kan die patiënt om vernietiging van (een deel van) het medisch dossier vragen. De hulpverlener dient dan onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek hieraan gevolg te geven. Er zijn twee situaties waarin de hulpverlener aan een vernietigingsverzoek voorbij mag gaan. De eerste situatie betreft de redelijke aanname dat bewaring van de bewuste gegevens een aanmerkelijk belang vormt voor een ander dan de patiënt.

De commissie maakt op uit hetgeen door klaagster en de huisarts is aangevoerd, dat klaagster in het verre verleden verzocht heeft om haar dossier te vernietigen. Omdat in het dossier van klaagster ook gegevens waren opgenomen over haar tweelingzus, zijn de gegevens over de tweelingzus in een apart dossier op naam van de tweelingzus van klaagster gezet. Het dossier van klaagster zelf is vervolgens conform haar verzoek vernietigd. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat niet het geval is. Daarmee is aan klaagsters verzoek om vernietiging van haar gegevens voldaan en daarmee is haar klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 09-04-2025
Datum publicatie: 18-06-2025
Referentie: 20240082
Categorieën: Medisch dossier

Knieklachten na val van het paard

Geen sprake van een instabiele knie

Klaagster was van het paard gevallen en had daarbij haar linker knie verdraaid. De volgende dag kwam zij bij een huisarts in opleiding. Deze onderzocht haar knie. Ook werd er een foto gemaakt. Hierop waren geen afwijkingen te zien. Klaagster bezocht een paar dagen later opnieuw het spreekuur van de huisarts. Bij lichamelijk onderzoek stelde de huisarts vast dat er vocht in de knie zat en dat de knie een beetje instabiel was. De huisarts wilde op dat moment nog even afwachten. Als het vocht uit de knie was verdwenen, zou er een MRI gemaakt worden.
Op basis van de NHG-standaard Traumatische knieklachten, moet de huisarts verwijzen naar de orthopeed als de knie ‘fors instabiel’ is. Daar was volgens de commissie geen sprake van. De commissie is van oordeel dat de huisarts goed heeft gehandeld.

Huisarts had geen reden om aan trombose te denken

Klaagster vindt dat de huisarts de diagnose ‘trombose’ had moeten stellen. Klaagster had pijn in haar linker onderbeen. De huisarts had bij lichamelijk onderzoek vastgesteld dat de kuit soepel was. Ook was er geen verschil tussen de linker en de rechter kuit. De pijn die klaagster had, was goed te verklaren omdat zij een grote blauwe plek op haar linker onderbeen had. De commissie is van oordeel dat de huisarts niet hoefde te denken aan trombose omdat hier op dat moment geen reden voor was. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Aanvulling op het medisch dossier in belang van goede zorgverlening

De huisarts had klaagster verteld dat zij het medisch dossier had aangevuld met belangrijke informatie. De commissie is van oordeel dat een medisch dossier mag worden aangevuld als dit belangrijk is voor een goede zorgverlening, maar dan moet de huisarts dit wel aan de patiënt vertellen. En dat is ook gebeurd. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat het medisch dossier is gewijzigd. Klaagster heeft dat ook niet bewezen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

De klachten zijn ongegrond en dus wordt een verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 10-02-2025
Datum publicatie: 09-04-2025
Referentie: 20240090
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Diagnose | Medisch dossier

Klager heeft verschillende klachten over een arts in opleiding

Arts in opleiding tot arts (AIOS) is geen zorgaanbieder in Wkkgz

Klager heeft naast klachten over de huisarts-praktijkhouder, ook klachten over de AIOS (arts in opleiding tot specialist). Onder de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) is de huisarts-opleider/praktijkhouder de zorgaanbieder en verantwoordelijk voor het handelen van de AIOS.

Is klager wel ontvankelijk?

De commissie oordeelt dat klager ontvankelijk is in zijn klachten. Hij heeft de klacht binnen de verjaringstermijn van 5 jaar ingediend bij de klachtenfunctionaris en aansluitend bij de geschillencommissie.

Reden verwijzing MRI niet aanwezig

Klager vindt dat de AIOS te lang heeft gewacht met het maken van een MRI voor zijn schouder- en armklachten. De commissie oordeelt dat er geen reden was om klager te verwijzen voor het maken van een MRI. Bij neurologische klachten is het beleid om af te wachten zolang de pijn houdbaar is en er geen forse uitvalsverschijnselen zijn. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Aantekeningen in het medisch dossier onvoldoende

In het medisch dossier staat niet goed beschreven welke (neurologische) klachten klager precies had. De commissie oordeelt dat de AIOS beter had moeten doorvragen op de klachten van klager. Ook mist de commissie in het medisch dossier uitleg over wat voor neurologisch onderzoek er is gedaan. De commissie is van oordeel dat de AIOS dat zorgvuldiger had moeten doen en verklaart dit klachtonderdeel gegrond.

Overleg tussen huisarts-praktijkhouder en AIOS

Klager vindt dat er overleg had moeten zijn tussen de AIOS en de huisarts-praktijkhouder over zijn situatie. De huisarts-praktijkhouder vindt dat er voldoende overleg is geweest. De commissie heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Klager heeft zijn klacht ook niet verder onderbouwd. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Aanpassingen in medisch dossier

De commissie wijst dit klachtonderdeel af omdat het niet door klager is onderbouwd.

De schadevergoeding wordt afgewezen. Er is geen verband tussen de schade die klager zegt te hebben gelden en het handelen van de huisarts-praktijkhouder.

Datum uitspraak: 08-07-2024
Datum publicatie: 08-04-2025
Referentie: 20230112
Categorieën: Niet ontvankelijk | Verwijzing | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

Knieblessure na val van paard

Klaagster was van het paard gevallen en had daarbij haar linker knie verdraaid. De volgende dag kwam zij bij een huisarts in opleiding. Deze onderzocht haar knie. Ook werd er een foto gemaakt. Hierop waren geen afwijkingen te zien. Klaagster bezocht een paar dagen later opnieuw het spreekuur van de huisarts. Bij lichamelijk onderzoek stelde de huisarts vast dat er vocht in de knie zat en dat de knie een beetje instabiel was. De huisarts wilde op dat moment nog even afwachten en als het vocht uit de knie was verdwenen, een MRI laten maken.
Op basis van de NHG-standaard Traumatische knieklachten, zou de huisarts moeten verwijzen naar de orthopeed als de knie ‘fors instabiel’ was. Daar was volgens de commissie geen sprake van. De commissie is van oordeel dat de huisarts goed heeft gehandeld.

Huisarts had geen reden om aan trombose te denken

Klaagster vindt dat de huisarts de diagnose ‘trombose’ had moeten stellen. Klaagster had pijn in haar linker onderbeen. De huisarts had bij lichamelijk onderzoek vastgesteld dat de kuit soepel was. Ook was er geen verschil tussen de linker en de rechter kuit. De pijn die klaagster had, was goed te verklaren omdat zij een grote blauwe plek op haar linker onderbeen had. De commissie is van oordeel dat de huisarts niet hoefde te denken aan trombose omdat hier op dat moment geen reden voor was. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Aanvulling op het medisch dossier

De huisarts had klaagster verteld dat zij het medisch dossier had aangevuld met belangrijke informatie. De commissie is van oordeel dat een medisch dossier mag worden aangevuld als dit belangrijk is voor een goede zorgverlening, maar dan moet de huisarts dit wel aan de patiënt vertellen. En dat is ook gebeurd. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat het medisch dossier is gewijzigd. Klaagster heeft dat ook niet bewezen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 05-02-2025
Datum publicatie: 01-04-2025
Referentie: 20240090
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Diagnose | Medisch dossier

Geen te late verwijzing

Klager verwijt de huisarts dat hij niet tijdig heeft verwezen naar een revalidatiecentrum. In de verwijsbrief van de neuroloog staat “overweeg aanmelding voor pijn-revalidatie”. De commissie is van oordeel dat dit geen verplichting of dwingend advies is van de neuroloog. De commissie vindt het te begrijpen dat de huisarts wilde wachten of spontaan herstel zou optreden. Klager kwam pas bijna een jaar later terug in verband met de pijnklachten. De huisarts heeft klager toen wel verwezen voor revalidatie.

Klager vindt ook dat de huisarts zijn medisch dossier geweigerd heeft over te dragen. Dit dient binnen een redelijke termijn te gebeuren. Er is overgedragen na iets meer dan een maand, waarin ook de kerstperiode viel. Dit is geen onredelijk lange termijn.

De huisarts heeft bij klager voorgesteld te wachten met overgaan naar een nieuwe huisarts, totdat klagers letselprocedure die liep, was afgerond. Dit voorstel is gedaan om klager te helpen en niet om klager te weerhouden over te stappen naar een andere huisarts.

De commissie verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 17-10-2024
Datum publicatie: 22-01-2025
Referentie: 20240028
Categorieën: Verwijzing | Medisch dossier

Geen bewijs dat medische informatie is kwijtgeraakt

Klager is door de huisarts verwezen naar een ziekenhuis in het buitenland. Digitaal is dat niet mogelijk, daarom is de verwijzing per post gegaan. Klager stelt dat de huisarts bij deze brief ook zijn medisch dossier heeft opgestuurd en dat de brief is kwijtgeraakt. Met een verwijsbrief wordt geen medisch dossier meegestuurd, maar alleen die informatie die van belang is voor de arts waarnaar wordt verwezen.

Er is alleen de eigen verklaring van klager dat de verwijsbrief nooit zou zijn aangekomen, terwijl klager wel een afspraak heeft gehad. Klager heeft zijn stelling niet bewezen, dit had eenvoudig gekund door bijvoorbeeld een verklaring van de arts waarnaar klager verwezen was. Om die reden verklaart de commissie de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 13-06-2024
Datum publicatie: 19-08-2024
Referentie: 20230117
Categorieën: Verwijzing | Medisch dossier

Onjuist advies na val van trap

Klager is van de trap gevallen en had pijn aan beide enkels. Hij vindt dat een foto gemaakt had moeten worden en dat ook zijn rechterenkel onderzocht had moeten worden. Klager is maanden later naar zijn eigen huisarts gegaan, waar bleek dat beide enkels gebroken waren.

De commissie is van oordeel dat de klacht van klager gegrond is. Klager kon tijdens het consult op de huisartsenpost geen vier stappen zetten. Kan dat wel, is een breuk volgens de richtlijnen onwaarschijnlijk. Dat ook de rechterenkel onderzocht is, blijkt niet uit het medisch dossier, zodat de commissie daar niet van uit kan gaan. Ook het "vangnetadvies" is niet duidelijk genoeg. Als besloten wordt tot afwachten, moet duidelijk aangegeven worden wanneer iemand terug moet komen. Als de enkel belasten na een paar dagen nog steeds niet mogelijk is. Een vangnetadvies waarin gesteld wordt: “Indien geen verbetering contact eigen HA en evt foto maken” is daarmee naar het oordeel van de commissie onvoldoende in tijd bepaald.

Er wordt een schadevergoeding van € 3.795,00 toegewezen, omdat er een vertraging is ontstaan van zeven maanden, sprake was van een langer herstel en een operatie die anders niet nodig was geweest.

Datum uitspraak: 10-04-2024
Datum publicatie: 29-04-2024
Referentie: 20230090
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Informatie over onderzoek/behandeling

Aanmelding bij de crisisdienst

Klager verwijt de huisarts dat zij hem zonder toestemming heeft aangemeld voor psychische zorg. Volgens klager heeft hij hierdoor een hersenbloeding gekregen.

Klager is niet aangemeld voor psychische zorg, zoals hij stelt, maar de huisarts heeft overlegd met de crisisdienst. Na dat overleg heeft de crisisdienst besloten klager te gaan beoordelen. Het is aan de crisisdienst om in te schatten welke actie nodig was, zij zijn daarvoor de deskundigen.

Uit het medisch dossier blijkt dat klager vaak belde, aangaf suïcidaal te zijn en ook aankondigde anderen in gevaar te gaan brengen. Verweerster heeft op grond van de geldende richtlijnen de afweging gemaakt dat er bij klager sprake was van gevaar voor zichzelf dan wel voor anderen en heeft om die reden overleg gevoerd met de crisisdienst. Het behoort tot verweersters zorgplicht deskundige hulp in te schakelen indien zij vreest voor het leven van een patiënt dan wel van anderen. Dat eerst geprobeerd wordt hier toestemming voor te verkrijgen is wel van belang. Of dit gebeurd is blijkt niet uit het journaal. De commissie acht dit echter onvoldoende om de klacht van klager gegrond te verklaren, omdat aannemelijk is geworden dat klager gevaarlijke uitlatingen deed en geen hulp op andere wijze, zoals behandeling, wilde accepteren.

De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 12-03-2024
Datum publicatie: 04-04-2024
Referentie: 20230103
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Gemiste diagnose ziekte van Crohn?

Klaagster verwijt de huisarts dat zij de klachten van klaagster jarenlang niet serieus heeft genomen en de diagnose ziekte van Crohn heeft gemist.
Uit het medisch dossier volgt niet dat klaagster jarenlang niet serieus is genomen door de huisarts. De huisarts heeft klaagster nooit gezien in verband met maag/darmklachten. Met een collega huisarts heeft één keer een consult plaatsgevonden over maag/darmklachten. Er zijn toen adviezen gegeven en klaagster is niet meer terug gekomen met dergelijke klachten. Het medisch dossier is doorslaggevend, de klacht van klaagster is ongegrond.

Datum uitspraak: 12-02-2024
Datum publicatie: 19-02-2024
Referentie: 20230075
Categorieën: Diagnose | Medisch dossier

Te laat verwezen naar het ziekenhuis/contacten over de klacht ten onrechte in rekening gebracht/het dossier onvoldoende bijgehouden

Van de 10 klachtonderdelen die klager heeft ingediend bij de geschillencommissie, zijn er drie gegrond verklaard.

Te laat verwezen naar het ziekenhuis
Klager had last van een branderig gevoel bij het plassen en buikpijn. De huisarts deed een urine onderzoek en stelde de diagnose urineweginfectie. De commissie is van oordeel dat de huisarts op basis van de NHG-standaard Urineweginfecties, niet de diagnose urineweginfectie had mogen stellen. Hij had een uitvoeriger onderzoek moeten doen. De leeftijd van klager en dat er bloed bij de urine zat, waren al voldoende reden voor een uitgebreider onderzoek. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond. De commissie merkt hierbij wel op dat met een eerdere verwijzing naar het ziekenhuis, de darmkanker en uitzaaiingen niet voorkomen hadden kunnen worden.

Contacten over de klacht ten onrechte in rekening gebracht
Klager heeft een klacht ingediend bij de praktijk. Hij was ontevreden over de gang van zaken. De huisarts heeft de contacten hierover als consult in rekening gebracht bij de zorgverzekeraar van klager. De commissie is van oordeel dat dit niet had mogen gebeuren. Alleen contacten die met de zorg te maken hebben, mogen in rekening worden gebracht. De commissie verklaart dit klachtonderdeel gegrond.

Het dossier onvoldoende bijgehouden
De commissie oordeelt dat de huisarts zijn dossier niet goed heeft bijgehouden. Een goed bijgehouden dossier is wettelijk verplicht en is noodzakelijk voor een goede zorgverlening. Daarbij moet de huisarts verantwoording kunnen afleggen over zijn handelen. De commissie verklaart dit klachtonderdeel gegrond.

De overige 7 klachten: ten onrechte voorschrijven van een herhaalrecept voor antibiotica, niets gedaan met melding rectaal bloedverlies, geen ambulance besteld, onvoldoende overleg, onvoldoende nazorg en klachten over de interne klachtenprocedure, zijn ongegrond verklaard.
Klager heeft een materiële en immateriële schadevergoeding van € 25.000,00 gevraagd. Klager vindt dat hij niet op tijd is verwezen naar het ziekenhuis en dat hij daardoor zieker is geworden. Ook dat hij als gevolg hiervan zijn werk niet meer kan uitvoeren. Dat acht de commissie niet bewezen. Wel is de commissie van oordeel dat klager het vertrouwen in de zorg kwijt is geraakt omdat hij zich niet gehoord heeft gevoeld. Op basis van redelijkheid en billijkheid wordt klager een immateriële schadevergoeding van € 500,00 toegewezen.

Datum uitspraak: 23-11-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230051
Categorieën: Verwijzing | Diagnose | Medisch dossier | Organisatorisch

Niet serieus genomen?

Niet serieus genomen?

Klager verwijt de huisarts dat hij zijn klachten niet serieus heeft genomen omdat de huisarts bij alle lichamelijke klachten dacht dat er een psychische oorzaak was. Dit, omdat klager een vluchteling is die veel heeft meegemaakt.

Uit het medisch dossier blijkt dat er in 2021 47 consulten waren, waarbij ook klagers lichamelijke klachten zijn onderzocht. Hij is ook verwezen naar verschillende specialisten. De huisarts moet wel beoordelen welke verwijzingen zinvol zijn en regie voeren dat niet alles door elkaar gaat lopen. De commissie is van oordeel dat de huisarts dit zo goed mogelijk heeft gedaan. Daarbij werden ook de lichamelijke klachten van klager onderzocht. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 13-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230010
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Diagnose | Medisch dossier

Informatie in verwijsbrief niet van belang voor de behandeling

De huisarts heeft in een verwijsbrief meer informatie uit het medisch dossier meegestuurd dan nodig was. Bij de diagnose PTSS (Posttraumatische stressstoornis) stond informatie over de daders vermeld. Klaagster had geen toestemming gegeven om deze informatie te delen. In de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’, staat dat in een verwijsbrief alleen die informatie mag worden meegestuurd, die belangrijk is voor de behandeling. De commissie is van oordeel dat de huisarts dit niet zorgvuldig heeft gedaan en acht dit klachtonderdeel gegrond.

De commissie begrijpt dat het meesturen van deze informatie gevolgen heeft gehad voor klaagster. De commissie wijst daarom een immateriële schadevergoeding (smartengeld) toe op basis van redelijkheid en billijkheid van € 1000,00.

De commissie kan niet oordelen over de inhoud en wijze waarop een gesprek is gevoerd

Volgens klaagster had de assistente van de huisarts tegen haar had geroepen: “O die ken ik, die heeft borderline”. De assistente heeft deze informatie uit het dossier van klaagster gehaald. Als de assistente dit zo heeft gezegd, vindt de commissie dit niet juist. Maar de commissie kan niet met zekerheid vaststellen dát het ook is gezegd. Zij is geen getuige geweest van dit gesprek. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Niet duidelijk is of de verwarring van achternamen ook heeft plaatsgevonden

Klaagster zegt dat haar medisch dossier is verwisseld met dat van haar schoonzus omdat zij dezelfde achternaam dragen. Klaagster kan echter niet aantonen dat de verwisseling van de achternamen ook heeft plaatsgevonden. De commissie acht dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

Datum uitspraak: 20-11-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230087
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Klager is ontvankelijk in zijn klachten

Een beroep op niet ontvankelijkheid wordt afgewezen door de commissie. De redenen waarom een geschil niet ontvankelijk is, staan vermeld in geschillenreglement van skge. Deze redenen zijn hier niet van toepassing.

De commissie wijst de klachten van klager af omdat ze niet zijn onderbouwd

Klager heeft verwijsbrieven bij de huisarts opgevraagd. Hij zegt dat hij niet alle verwijsbrieven heeft ontvangen. De verwijsbrieven die hij wel heeft gehad, zijn niet compleet. De commissie is van oordeel dat klager had moeten aantonen welke brieven hij mist en/of niet compleet zijn. De commissie kan nu niet beoordelen of klager de (complete) brieven niet heeft gehad. De commissie acht de klacht ongegrond.

Klager is naar de praktijk gegaan om kopieën van zijn verwijsbrieven op te halen. De huisarts had dit bezoek aan de praktijk in rekening gebracht. Hij heeft de rekening vervolgens teruggedraaid. Klager zegt dat hij hier geen bewijs van heeft ontvangen. Klager heeft zijn klacht niet met bewijs onderbouwd. De commissie is van oordeel dat de klacht daarom ongegrond is.

Datum uitspraak: 04-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230099
Categorieën: Verwijzing | Medisch dossier | Niet ontvankelijk

Meerdere klachten bespreken tijdens één consult

Klager heeft meerdere klachtonderdelen ingediend. Ze zijn alle 3 ongegrond verklaard.

Klager vindt dat de huisarts hem niet serieus heeft genomen. Klager kwam voor een bloeddrukcontrole. De bloeddruk is gemeten. Ook zijn klachten met betrekking tot hoesten, loopneus en kortademigheid onderzocht. Daarnaast is er ook nog slaapmedicatie voorgeschreven. Daarmee zijn drie verschillende klachten tijdens één consult besproken. In de regel wordt er tijdens een consult bij een huisarts één klacht besproken. Zijn er meerdere klachten, dan kan dat aangegeven worden bij het maken van de afspraak en kan er extra tijd ingepland worden. Dat de huisarts vroeg een nieuwe afspraak te maken voor een verdere uitleg van laboratoriumuitslagen, vindt de commissie terecht.

Klager vindt ook dat het medisch dossier van slechte kwaliteit is. De commissie oordeelt dat het dossier inderdaad niet zo uitgebreid is, maar vindt het niet onvoldoende.

Ook vindt klager dat de huisarts geen kritiek verdraagt. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond het bij dergelijke klachten het woord van de een tegen de ander is, waar de commissie niet bij was. De feiten kunnen dan niet worden vastgesteld.

Datum uitspraak: 09-01-2024
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230074
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Verwezen voor verkeerde been?

Klaagster vindt dat de huisarts een onjuiste verwijzing heeft gemaakt, hierdoor is zij in het ziekenhuis onderzocht aan haar linkerbeen, terwijl zij klachten had aan haar rechterbeen. Klaagster vindt daarom dat verweerder de rekening voor deze onderzoekskosten moet betalen.

In de verwijzing staat: "Geachte collega, graag uw verdere diagnostiek Reden + context verwijzing ivm spataderen." De verwijzing is daarmee niet slechts voor het linkerbeen, maar voor spataderen in het algemeen. Dat een deel van het medisch dossier bij de verwijzing is meegestuurd waarin staat dat er klachten in “voornamelijk het linkerbeen,” zijn, maakt dit niet anders.

Ook had klaagster tijdens het onderzoek in het ziekenhuis zelf kunnen aangeven dat het ging om haar rechterbeen. Welk onderzoek wordt uitgevoerd is aan de specialist, niet aan de huisarts. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 09-01-2024
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230080
Categorieën: Verwijzing | Medisch dossier

Vernietiging van het medisch dossier

Een patiënt heeft recht op vernietiging van het medisch dossier. Dit staat in het Burgerlijk Wetboek in artikel 7:455. Er zijn wel uitzonderingen, maar die waren hier niet van toepassing.

Het medisch dossier is heel belangrijk voor artsen om goede zorg te kunnen verlenen. Na veel contact tussen klaagster en de huisarts is besloten de informatie over en allergie voor doxycycline wel in het dossier te bewaren. Alle andere informatie is vernietigd. Het verwijderen en opnieuw inrichten heeft niet langer geduurd dan nodig, omdat dit heel zorgvuldig moet gebeuren. De klacht van klaagster is ongegrond.

Datum uitspraak: 01-11-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Referentie: 20230045
Categorieën: Medisch dossier

Geen nieuwe verwijzing

Klaagster verwijt de huisarts dat hij haar niet wilde verwijzen naar een specialist in het ziekenhuis.

Uit het medisch dossier bleek dat klaagster al bij meerdere specialisten was geweest voor dezelfde klachten: 3 orthopeden en een neurochirurg. Door al deze specialisten was geen verklaring voor haar pijnklachten gevonden. De commissie is van oordeel dat het niet nodig was dat de huisarts nog een vijfde keer verwees. Dat de huisarts klaagsters fysiotherapeut vertelde dat er al vaker verwezen was, vindt de commissie terecht. De fysiotherapeut is ook een behandelaar, die moet weten welke behandelingen al hebben plaatsgevonden, zodat ook hij op een juiste wijze kan behandelen. En om onnodig verder onderzoek te voorkomen.

Datum uitspraak: 21-08-2023
Datum publicatie: 22-11-2023
Referentie: 20220118
Categorieën: Verwijzing | Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

Geen eigen onderzoek door huisarts nodig

Klager heeft vijf klachten ingediend tegen de huisarts. De klachten zijn alle vijf ongegrond verklaard.

De eerste klacht gaat erover dat klager vindt dat de huisarts klagers voet zelf had moeten onderzoeken. De commissie is van oordeel dat het niet nodig was dat de huisarts ook nog zelf onderzoek deed omdat klagers voet al was onderzocht door een collega huisarts en door een huisarts in opleiding. Het was voldoende dat werd besproken wat er verder zou gaan gebeuren, zoals een afspraak met een podotherapeut.

De tweede klacht van klager gaat erover dat de huisarts niet met klager wilde spreken over andere klachten dan over het medisch dossier. Het is echter niet vast komen te staan dat aan klager was toegezegd dat er over andere klachten gesproken zou worden.

In de kamer waar het consult met klager plaatsvond stond een ventilator. Klager vindt als derde klacht dat het gebruik van een ventilator in coronatijd al maanden daarvoor door diverse instanties was verboden. Er was in die tijd geen sprake van een verbod, er werden alleen adviezen gegeven. Er is naar het oordeel van de commissie ook niet in strijd gehandeld met deze adviezen.

Klager verwijt in zijn vierde klacht de huisarts dat hij geen rekening heeft gehouden met zijn privacy, omdat de huisarts met hem praatte vanuit de deuropening. De behandelkamer waarin klager zat stond niet in verbinding met de wachtruimte of entree. Er was daarmee geen direct contact met anderen mogelijk. Klagers privacy kon daarom niet worden geschonden.

Ten vijfde verwijt klager de huisarts dat hij in 2021 geen BIG-nummer op zijn website had staan, zoals wettelijk verplicht is. In het Registratiebesluit BIG is bepaald dat er een BIG-nummer op de website vermeld moet staan. De ingangsdatum van dat besluit van 1 januari 2021 is echter in verband met de coronacrisis opgeschoven. In 2023 is bekend gemaakt dat het BIG-nummer op een website vermelden niet meer hoeft. Dat de huisarts in 2021 geen BIG-nummer op zijn website had staan is daarom niet klachtwaardig.

Datum uitspraak: 13-09-2023
Datum publicatie: 19-10-2023
Referentie: 20230003
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Organisatorisch | Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

Nieuwe klachten na beoordeling door de huisarts

Klager verwijt de huisarts dat hij geen goede diagnose heeft gesteld en de klachten aan zijn linker kuit niet goed heeft behandeld.

Op 9 augustus 2021 kreeg klager tijdens het kickboksen pijn aan zijn linker kuit. Hij ging op 11 augustus 2021 naar de huisarts. De huisarts denkt dan dat klager een zweepslag heeft en adviseert klager rust te houden. Volgens de commissie is het onderzoek naar de klachten van dat moment juist uitgevoerd. Klager is vervolgens zelf naar naar een fysiotherapeut gegaan op 31 augustus 2021. De fysiotherapeut heeft in zijn dossier vermeld dat klager na de pijn op 9 augustus 2021 twee weken rust heeft gehouden en daarna weer begonnen is met trainen. Hij kreeg toen op 29 augustus 2021 weer pijn. Er blijkt dan sprake te zijn van een ruptuur (scheur).

Er was dus 18 dagen na het consult bij de huisarts sprake van nieuwe klachten. Klager is hiermee niet naar de huisarts gegaan. Het onderzoek op 11 augustus 2021 was naar het oordeel van de commissie zorgvuldig. Dat er daarna een vertraging in de behandeling is geweest kan dan ook niet aan de huisarts worden verweten, nu er nieuwe klachten zijn ontstaan na het consult bij hem. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 28-06-2023
Datum publicatie: 09-10-2023
Referentie: 20220127
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier

Had een periodieke controle het overlijden kunnen voorkomen?

Patiënte is in 2022 overleden door een myocardinfarct (hartinfarct). In 2013 had patiënte ook al een hartinfarct gehad. Vanaf die tijd werd zij gecontroleerd door de cardioloog. In 2015 werd patiënte voor verdere controles ontslagen. Patiënte stond al, vanwege een Hiv-infectie, onder controle bij de internist. Deze controles liepen gewoon door. In het dossier van patiënte staat vermeld "Deelname ketenzorg: Ja" en "Hoofdbehandelaar: Specialist". Hierdoor werd patiënte niet opgeroepen door de praktijkondersteuner van huisarts voor een periodieke controle. De commissie oordeelt dat het beter was geweest als verweerder contact had opgenomen met patiënte. Verweerder geeft dit ook toe. Toch oordeelt de commissie dat verweerder goed heeft gehandeld. Hij mocht uitgaan van het dossier. Hierin staat dat patiënte al werd gecontroleerd door de internist. De commissie acht de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 31-07-2023
Datum publicatie: 12-09-2023
Referentie: 20230007
Categorieën: Medisch dossier | Onderzoek/Behandeling

Onvolledig verslag draagt bij aan verkeerde diagnose (Tussenuitspraak)

Klaagster verwijt verweerder dat haar klachten niet goed zijn uitgevraagd en opgetekend. Uit de transcripties van de gevoerde gesprekken blijkt dat de triagist heeft nagelaten om te vragen of er sprake was van koorts. In het dossier is echter opgeschreven dat er geen sprake was van koorts. Tijdens een tweede gesprek, dit keer met de dienstdoende huisarts van verweerder, heeft klaagster wel aangegeven dat zij last had van koude rillingen en dus dacht aan een ontsteking. De dienstdoende huisarts schreef dit echter niet op en vroeg ook niet door. Hij bleef bij de diagnose lage rugpijn, mede ingegeven door de onjuiste verslaggeving van de dag ervoor.
De commissie is van oordeel dat er ook een andere diagnose in overweging genomen had moeten worden. Er is onvoldoende ingegaan op de signalen van koorts – mede door de onjuiste en onvolledige verslaglegging - waardoor een ontsteking als oorzaak van de pijn niet verder is onderzocht. Hierdoor is mogelijk een vertraging opgetreden in de behandeling. De commissie sluit zich hierbij aan en verklaart de klacht van klaagster gegrond. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding hebben partijen een schikking getroffen, waardoor de commissie hierover geen uitspraak heeft gedaan.

Datum uitspraak: 25-08-2022
Datum publicatie: 19-07-2023
Referentie: 20210126
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Intake/triage

Klachten missen feitelijke grondslag

Klager verwijt verweerster dat zij in het medisch dossier het verhaal van klager niet correct heeft weergegeven en dat zij ijskoud, gemeen en corrupt is.
De commissie stelt vast dat de klachten over verweerster zich uitstrekken over een periode van februari 2022 tot en met september 2022. Klager heeft echter niet aangetoond, noch is uit de onderliggende stukken en het journaal gebleken, dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld. De klachten missen iedere feitelijke grondslag. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing kan verweerster niet adequaat reageren en kan de commissie niet toetsen of verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. De commissie is daarom van oordeel dat de klachten van klager ongegrond zijn.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 11-07-2023
Referentie: 20220147
Categorieën: Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

Klager voelt zich niet serieus genomen

Klager verwijt verweerder:

Klachtonderdeel 1: dat hij de klachten van patiënte niet serieus heeft genomen.
Tijdens een bespreking van de bloeduitslag, waarbij afwijkende lever- en glucosewaarden werden gevonden, spreekt verweerder met patiënte af om na 3 weken het bloedonderzoek te herhalen en om bij aanhoudende klachten een echo van de buik te maken. De commissie oordeelt dat verweerder op basis van deze laboratoriumuitslagen en van eerdere consulten, geen afwachtend beleid had moeten voeren en direct een aanvullend echo-onderzoek had moeten doen. Zij acht dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 2: dat hij patiënte heeft verwezen naar een gevaarlijke behandelaar.
De commissie kan verweerder volgen in zijn beslissing om patiënte te verwijzen naar polikliniek [naam behandelcentrum]. Naar het oordeel van de commissie is deze behandelaar een reguliere zorgaanbieder waar dermatologen, flebologen en chirurgen samenwerken en indien nodig voor (verdere) behandeling verwijzen naar het ziekenhuis. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 3: dat de assistente van verweerder een spoedafspraak heeft geweigerd.
De commissie begrijpt dat patiënte zich zorgen maakte, maar vindt het aanvaardbaar dat zij twee dagen later een afspraak kreeg, en niet diezelfde dag nog. Patiënte was vlak daarvoor nog beoordeeld op de spoedeisende hulp, waarbij zij reeds Fraxiparine voorgeschreven had gekregen. Tegen die achtergrond oordeelt de commissie dat verweerder voldoende zorgvuldig gehandeld heeft en acht zij dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 4: dat hij het medisch dossier van patiënte achteraf heeft aangepast en niet alles in het medisch dossier noteerde.
De commissie oordeelt dat verweerder heeft gehandeld conform het NHG-referentiemodel & NHG–Tabellen; de episoderegels moeten worden aangepast bij gewijzigde gezondheidsinformatie. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 5: dat hij nooit excuses heeft aangeboden aan patiënte en klager.
Verweerder heeft verschillende pogingen gedaan om in contact te komen met patiënte, maar dat dit niet gelukt is, kan verweerder niet worden verweten. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 30-05-2023
Datum publicatie: 10-07-2023
Referentie: 20230011
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Intake/triage | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Liever naar de chirurg in het buitenland

Een paar maanden na een maagverkleiningsoperatie in het buitenland, meldt klaagster zich bij de huisarts met pijnklachten in haar bovenbuik, misselijkheid en overgeven. Klaagster stelt dat zij niet adequaat is geholpen door de huisarts. Bovendien eist zij dat de huisarts een notitie uit het dossier verwijdert, waarin staat dat klaagster naar een vriend in het buitenland ging, in plaats van naar haar behandelend chirurg in dit land.

Wanneer klaagster zich meldt, nodigt de huisarts haar diezelfde dag nog uit voor het spreekuur. Er volgt een lichamelijk onderzoek, en de huisarts neemt contact op met de dienstdoende arts-assistent chirurgie van het ziekenhuis om mogelijke complicaties uit te sluiten. Klaagster wordt doorverwezen naar het ziekenhuis voor een beoordeling, en de chirurg adviseert om bij aanhoudende klachten een faeces-onderzoek te doen. Wanneer klaagster opnieuw contact zoekt met de huisartsenpraktijk, stelt de huisarts voor om, conform dit advies, materiaal voor een faeces-onderzoek op te komen halen. Diezelfde middag laat klaagster weten dat zij geen vervolgonderzoeken meer wenst en dat zij voor verdere behandeling naar haar chirurg in het buitenland gaat.

Naar het oordeel van de commissie had klaagster nog andere opties dan deze drastische beslissing. Zij had opnieuw contact kunnen opnemen met de huisarts of met de huisartsenpost. De commissie is van oordeel dat de huisarts redelijk en bekwaam heeft gehandeld en verklaart de klacht van klaagster ongegrond. Voor wat betreft de notitie in het dossier, kan de commissie niet meer achterhalen wat er destijds besproken is. Puur omdat de feiten niet vastgesteld kunnen worden (en dus niet op basis van geloofwaardigheid), acht de commissie ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 20-03-2023
Datum publicatie: 30-04-2023
Referentie: 20220126
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Verwijzing | Bejegening/communicatie

Twee verschillende lezingen van de feiten, maar geen journaal

Klaagster verwijt de huisarts van haar overleden echtgenoot dat hij diverse keren op euthanasie zou hebben aangedrongen en onvoldoende heeft gedaan om het lijden van de patiënt weg te nemen in de laatste levensfase. Klaagster en de huisarts spreken elkaar tegen over hoe vaak er is gesproken over euthanasie en over de gang van zaken rondom de overdracht naar het hospice.

De huisarts heeft aangegeven dat hij niet langer toegang heeft tot het medisch dossier, en klaagster heeft dit dossier evenmin ingebracht in de klachtenprocedure. De commissie beschikt dus niet over het journaal, terwijl er twee verschillende lezingen zijn van de feiten. Klaagster heeft geen bewijs overgelegd van hetgeen zij stelt. De huisarts heeft wel een gedetailleerde, onder ede afgelegde getuigenverklaring ingediend waarin hij zijn lezing van de feiten geeft en de stellingen van klaagster betwist. Uit deze verklaring blijkt niet dat de huisarts niet als goed hulpverlener zou hebben gehandeld. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 13-04-2023
Datum publicatie: 30-04-2023
Referentie: 20220123
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier

Beroepsgeheim geldt noch voor patiënt, noch voor gemachtigde

Klaagster verwijt de huisarts dat deze ten onrechte geen of onvoldoende inzage heeft gegeven in haar medisch dossier, zowel aan klaagster zelf als aan haar gemachtigde.
Op grond van de geldende wetgeving is de huisarts echter verplicht een afschrift van het gehele medische dossier te verstrekken aan klaagster. Het beroepsgeheim, waarop de huisarts zich beroept, is niet aan de orde naar de patiënt zelf, noch naar haar advocaat. Als haar gemachtigde treedt de advocaat namelijk op als een verlengstuk van de patiënt, en dus niet als een derde partij. Bovendien heeft de advocaat van klaagster de reden van haar verzoek meer dan voldoende toegelicht.

De commissie acht de klacht dus gegrond. De huisarts moet de eigen bijdrage voor de rechtsbijstand aan klaagster vergoeden, evenals het door klaagster betaalde griffierecht.

Datum uitspraak: 13-04-2023
Datum publicatie: 30-04-2023
Referentie: 20220124
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy

Ouder wil beter geïnformeerd worden over medische situatie dochter

Klager heeft bij de huisarts aangegeven dat hij beter geïnformeerd wil worden over de medische situatie van zijn dochter (12 jaar), aangezien moeder deze informatie onvoldoende met hem deelt. Hij wenst vaker en vollediger inzicht in het dossier, en klaagt dat zijn toestemming niet is gevraagd op momenten dat dit wel had moeten gebeuren. Verweerster beroept zich op de KNMG-wegwijzer, die stelt dat het aan de gezagdragende ouders is om elkaar hierover te informeren.

Deze stelregel geldt echter niet als de arts aanwijzingen heeft dat de niet-aanwezige ouder een andere mening over de behandeling heeft. De geschillencommissie oordeelt dat deze uitzondering hier van toepassing is. Klager heeft immers in een e-mail expliciet aangegeven dat de arts er niet van kan uitgaan dat moeder ook namens hem spreekt. Onder deze omstandigheden moet de arts beide ouders apart informeren, behalve wanneer acuut medisch ingrijpen nodig is. Daarvan is slechts in één van de benoemde voorbeelden sprake, en dus acht de commissie de klacht (deels) gegrond. De door klager gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.

Datum uitspraak: 16-02-2023
Datum publicatie: 16-04-2023
Referentie: 20220056
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Heeft de huisarts voortvarend genoeg gehandeld?

Klaagster meent dat de huisarts niet voortvarend genoeg heeft opgetreden rondom haar verwijzing. Zij heeft diverse fysieke klachten waarvoor tot op heden geen aanwijsbare oorzaak is gevonden. In het dossier dat de kinderarts overdroeg aan de huisarts (toen klaagster 18 jaar werd) stond nergens aangegeven dat klaagster met voorrang gezien zou moeten worden. Toch meent klaagster dat de huisarts daarin meer initiatief had moeten tonen.

Soms kan een ernstige lijdensdruk bij een patiënt reden zijn om met spoed te verwijzen. Uit het journaal blijkt dat de huisarts zich diverse keren heeft ingespannen om voor klaagster de verwijzingen naar de gewenste specialisten mogelijk te maken. Hij heeft haar casus toegelicht en bepleit. Dat hij daarbij niet voortvarend genoeg zou hebben gehandeld en dat hij onjuiste informatie zou hebben verstrekt, is de commissie niet gebleken. De commissie verklaart de klacht van klaagster daarom ongegrond.

Datum uitspraak: 23-02-2023
Datum publicatie: 06-04-2023
Referentie: 20220064
Categorieën: Verwijzing | Medisch dossier

Het beroepsgeheim belemmert een vaststelling van de feiten

Klaagster klaagt als nabestaande van haar overleden broer. Zij verwijt de huisarts dat deze niet de noodzakelijke zorg heeft geleverd aan de patiënt, niet de medische gegevens heeft aangeleverd bij de ambulant begeleider, dat zij communicatief heeft gefaald en het overlijden van de patiënt niet op de juiste wijze heeft afgehandeld. De huisarts weerspreekt de stellingen van klaagster en beroept zich op haar beroepsgeheim. Ter onderbouwing van haar verweer verstrekt ze echter wel inzage in een aantal passages uit het medisch dossier en geeft in eigen bewoordingen aan wat zich heeft afgespeeld.

De commissie constateert daarmee dat verweerster zich enerzijds beroept op haar beroepsgeheim, maar anderzijds dat beroepsgeheim feitelijk doorbreekt door bepaalde passages vrij te geven. De commissie vindt het verwarrend dat zij wel noemt wat ontlastend is, maar niet de overige informatie uit het journaal ontsluit. Klaagster en verweerster spreken elkaar tegen, en doordat de commissie geen inzage krijgt in het dossier, kan zij niet vaststellen welke feiten hebben plaatsgevonden en of de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld. Louter om die reden wordt de klacht ongegrond verklaart, niet omdat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerster.

Datum uitspraak: 22-03-2023
Datum publicatie: 06-04-2023
Referentie: 20220067
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

Bij twee verschillende lezingen van de feiten, geven de bronnen de doorslag

Klaagster heeft in 2021 ontdekt dat zaken die zij in 2012 heeft besproken met de huisarts, niet in haar medisch dossier terug te vinden zijn. Zij heeft een andere lezing van de gebeurtenissen en eist dat die alsnog in het medisch dossier wordt opgenomen. Klaagster onderbouwt haar lezing echter niet met bewijsmiddelen, waardoor de commissie zich enkel kan baseren op het medisch dossier als bron, waaronder het journaal.

Om een klacht gegrond te laten zijn, dienen de aan die klacht ten grondslag gelegde feiten vast komen te staan. Bij gebrek aan bronnen die de lezing van klaagster kunnen staven, kan de commissie niet anders dan de klacht ongegrond verklaren. De commissie tekent hierbij aan dat zij het kwalijk vindt dat verweerder geen inhoudelijk verweerschrift heeft ingediend, en wijst klaagster nog op de mogelijkheid dat zij een verklaring kan toevoegen aan haar medisch dossier met haar visie op de gebeurtenissen in 2012.

Datum uitspraak: 17-01-2023
Datum publicatie: 25-01-2023
Referentie: 20220038
Categorieën: Medisch dossier

Verwijten moeten ook onderbouwd worden

Deze klacht bestaat uit verschillende onderdelen, waarin klaagster onder andere aangeeft dat zij door de huisarts onheus bejegend en gediscrimineerd wordt, onvoldoende zorg ontvangt, niet wordt verwezen en geen inzage in haar dossier krijgt. In haar verweerschrift doet de huisarts haar best om de klacht te ontrafelen en te beantwoorden. Klaagster heeft ervoor gekozen om niet in te gaan op de concrete feiten en weerleggingen uit het verweerschrift. Klaagster heeft daarmee geen nadere onderbouwing gegeven met verwijzing naar specifieke gebeurtenissen, feiten en/of data waaruit zou blijken dat verweersters handelen onzorgvuldig zou zijn geweest.

Het is aan klaagster om haar verwijten niet alleen te stellen, maar ook te onderbouwen. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing kan de commissie niet tot de conclusie komen dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. De commissie heeft ook in het medisch dossier geen aanknopingspunten kunnen vinden voor gegrondheid van de klachtonderdelen. Daarmee is de klacht van klaagster ongegrond en wordt de bijgaande schadevergoeding niet toegekend.

Datum uitspraak: 15-12-2022
Datum publicatie: 05-01-2023
Referentie: 20220059
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

20220033 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat zij eerder had moeten ingrijpen bij klagers oorklachten en ontstekingsremmers had moeten voorschrijven.

Bij het beoordelen van het handelen van verweerster gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. Het journaal is kort na het consult opgesteld en vormt daarmee een belangrijke bron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Uit het medisch dossier volgt niet dat tijdens het consult bij verweerster is gesproken over (acute) doofheid. Dat is uitgevraagd door verweerster. Er is juist gezegd dat klager alles harder hoorde. Dat is iets anders dan doofheid. Het onderzoek dat verweerster uitvoerde paste bij de klachten die klager aangaf. Het ingezette beleid, de differentiaaldiagnose en het gegeven terugkomadvies klopt naar het oordeel van de commissie ook met hetgeen uit de anamnese en het onderzoek bleek. Indien er sprake is van “sudden deafness”, plotselinge doofheid, moet er inderdaad acuut opgetreden worden. Er is echter door klager ten tijde van het consult niet aangegeven dat hij klachten had die op een dergelijke diagnose wezen. Er was dan ook voor verweerster geen reden om klager op dat moment te verwijzen of te starten met ontstekingsremmers. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 12-10-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Referentie: 20220033
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Verwijzing

20220041 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat er sprake is van nalatigheid, een onjuiste behandeling en onjuiste verslaglegging in het medisch dossier door verweerster. Klagers dementie is versneld, doordat hij niet vaker is beoordeeld door verweerster.

Verweerster legde een visite af bij klager, waarbij ter plekke bleek dat klager Corona had. Verweerster heeft een afwachtend beleid ingesteld. Naar het oordeel van de commissie was dat op dat moment ook juist om te doen.
De commissie is van oordeel dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft eerst een afwachtend beleid ingesteld om te bekijken of klager zou herstellen van Corona. Vervolgens heeft zij overlegd met een specialist ouderengeneeskunde die haar mening deelde dat er sprake was van een delier ten gevolge van Corona. Zij heeft een opname geregeld zodat klager in alle rust kon herstellen en klagers echtgenote werd ontlast. Verweerster zag geen aanleiding voor een hersenscan, waar klagers echtgenote om verzocht. Dat dit een juiste inschatting was, is bevestigd door de uitslag van de scan die werd gemaakt in het ziekenhuis. Dit bevestigde de diagnose van verweerster en de specialist ouderengeneeskunde.
Uit de stukken komt wel het beeld naar voren dat er sprake was van moeizame communicatie. Door de commissie is echter niet vast te stellen aan wie dit heeft gelegen, nu de commissie daarvan geen getuige is geweest. De commissie kan wel vaststellen dat de juiste medische zorg is verleend en verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 10-11-2022
Datum publicatie: 29-11-2022
Referentie: 20220041
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

20210091 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder nalatigheid bij het verlenen van zorg tijdens het stervensproces van de patiënt, dat de patiënt een actieve euthanasiewens had en dat de palliatieve zorg onvoldoende is geweest.

Ingevolge artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek is een arts verplicht om een dossier in te richten met betrekking tot de behandeling van de patiënt. In het journaal is op 9 juni 2020 opgenomen dat de patiënt een keer een afspraak wilde maken om over euthanasie te praten. Op 1 december 2020 vermeldt het journaal dat de patiënt op dat moment nog niet met iemand wilde praten. In het verdere journaal is nergens meer iets opgenomen over euthanasie, noch over palliatieve sedatie. Nu elke verslaglegging ontbreekt over het niet willen uitvoeren van euthanasie, maar ook over de mogelijkheden van palliatieve sedatie en hoe dit in zijn werk zou gaan, ontbreekt objectieve onderbouwing dat deze gesprekken en uitleg hebben plaatsgevonden zoals verweerder dit stelt. Dit had echter wel op verweerders weg gelegen, omdat vaststaat, dit blijkt wel uit het medisch dossier, dat de patiënt een euthanasiewens had.
Verweerder legde wekelijks een visite af en voerde het medisch beleid op een juiste wijze. Daarover zijn ook geen klachten. De klacht heeft betrekking op de stervensbegeleiding en op de zorg verleend in het laatste weekend. In dat weekend werd verweerder gevaccineerd en hield er rekening mee dat hij daar ziek van zou kunnen worden. Om die reden heeft hij een overdracht naar de HAP geschreven. Op dat moment is de HAP verantwoordelijk voor het te voeren beleid. Dat verweerder pas om 18.00 uur aanwezig was, tegelijk met het palliatief team, is achteraf bezien ongelukkig. Verweerder is tegelijk met dat team gekomen terwijl het meer rust zou hebben gegeven als hij er iets eerder zou zijn geweest. Als dat voor hem niet mogelijk was omdat hij zich niet fit voelde, had hij het inzetten van de palliatieve sedatie beter over kunnen laten aan de dienstdoende huisarts van de HAP. Alles overziende is de commissie van oordeel dat verweerder in de zorg rondom het levenseinde van de patiënt tekortgeschoten is. De commissie verklaart de klacht van klaagster gegrond.

Datum uitspraak: 15-06-2022
Datum publicatie: 25-07-2022
Referentie: 20210091
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier

20210065 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij eenzijdig en onterecht de behandelrelatie heeft beëindigd. Verweerder heeft aangegeven dat er diverse gesprekken hebben plaatsgevonden, waarbij klager is gewaarschuwd dat hij zich moest onthouden van onheus en agressief gedrag. Uit het journaal is op te maken dat het contact met klager op 6 april 2020 al moeizaam verliep. Op verzoek van klager zijn de consulten van 10 en 29 juli 2020 verwijderd, waarbij is aangetekend dat “dwingend en dreigend gedrag met betrekking tot zijn letselschade zaken echt moet ophouden en dat we ons gaan concentreren op waar hij bij een arts komt, gezondheidszorg!”

Ondanks dat uit het dossier consulten op verzoek van klager zijn verwijderd, hetgeen het voor verweerder lastig maakt aan te tonen dat hij diverse gesprekken heeft gevoerd om de behandelrelatie te herstellen, is de commissie van oordeel dat voldoende duidelijk is dat vanaf de start van de behandelrelatie de contacten moeizaam verliepen. Ook zijn er verklaringen overgelegd van de assistentes waaruit blijkt dat zij klagers gedrag als bedreigend hebben ervaren. Voldoende duidelijk is geworden dat verweerder meerdere gesprekken heeft gevoerd met klager om de relatie te verbeteren en klager ook heeft gewaarschuwd voor de gevolgen als dat niet zou gebeuren. Daar komt bij dat klager niet heeft betwist dat wat verwijderd is uit klagers dossier, niet heeft plaatsgevonden. De commissie is van oordeel dat er sprake was van een gewichtige reden op grond waarvan de behandelrelatie beëindigd kon worden.

Ook heeft verweerder dit naar het oordeel van de commissie voldoende zorgvuldig gedaan. Verweerder heeft aangegeven dat de behandelrelatie verstoord was en dat klager op zoek moest gaan naar een andere huisarts. Verweerder is daarna nog zorg blijven verlenen. Toen klager geen andere huisarts zocht, heeft verweerder klager schriftelijk herinnerd en ook aangegeven spoedzorg te zullen blijven verlenen. Verweerder heeft bemiddeld bij het vinden van een andere huisarts. Daarmee heeft verweerder voldoende voldaan aan de in de KNMG richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst gestelde zorgvuldigheidseisen.

Klager stelt verder nog dat verweerder geweigerd heeft vragen rondom klagers medische situatie te beantwoorden. De commissie heeft de indruk gekregen dat klager onjuiste verwachtingen had van wat verweerder voor hem kon betekenen in diens letselschadezaak. Verweerder was klagers behandelend huisarts, niet diens medisch adviseur of diens bedrijfsarts. Het afgeven van geneeskundige verklaringen met een oordeel over een patiënt en over de (medische) geschiktheid of ongeschiktheid van een patiënt om bepaalde dingen wel of niet te doen is als behandelend arts niet toegestaan. Wel kan die arts een afschrift van het medisch dossier verstrekken of gerichte vragen van bijvoorbeeld een medisch adviseur beantwoorden. Verweerder heeft dit ook gedaan. Nergens is gebleken dat verweerder geweigerd heeft vragen te beantwoorden rondom klagers medische situatie.

De commissie is van oordeel dat verweerder conform de richtlijn heeft gehandeld en verklaart de klachten van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 10-03-2022
Datum publicatie: 12-04-2022
Referentie: 20210065
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

20210029 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht bestaat uit 5 onderdelen die verband houden met twee anonieme meldingen bij Veilig Thuis en vervolgens een zelfstandige melding van verweerster (waarnemend huisarts) zelf.
Klaagster verwijt verweerster het niet hebben willen onderzoeken van de kinderen op tekenen van mishandeling, het afgaan op onjuiste mededelingen van de ex-partner van klaagster, het niet toepassen van het beginsel van hoor en wederhoor, het verstrekken van het medisch dossier van de zoon aan ex-partner en het doen van een melding aan Veilig Thuis zonder enige grondslag. Klaagster vordert een materiële schadevergoeding van
€ 15.000,00 vanwege de door klaagster betaalde advocaatkosten en een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 voor de onrust die verweerster heeft veroorzaakt.

De commissie is van oordeel dat verweerster zich als een goed zorgverlener heeft gedragen en uiterst zorgvuldig te werk is gegaan. Zij heeft telkens weloverwogen gehandeld en zorgvuldige afwegingen gemaakt in haar contacten met en over het gezin van klaagster naar Veilig Thuis. Zij heeft daarbij meerdere keren advies gevraagd aan collega’s en deskundigen van de KNMG en Veilig Thuis. Zij heeft aantoonbaar vele pogingen gedaan om klaagster te bereiken maar klaagster heeft er zelf voor gekozen niet te reageren. Verweerster heeft het stappenplan van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld goed gevolgd. Verweerster was gerechtigd de ex-partner het medisch dossier van de zoon te verstrekken omdat hij (mede) belast is met het ouderlijk gezag over de zoon.
De commissie verklaart de klacht van klaagster in alle onderdelen ongegrond en wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 08-03-2022
Referentie: 20210029
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Medisch dossier | Niet ontvankelijk

20210058 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klachtonderdeel 1: Klager vindt dat het te lang (weken) duurde voordat verweerster toegang had tot het digitale dossier.
Uit de stukken maakt de commissie op dat de vorige huisarts van klager het dossier niet (digitaal) heeft overgedragen, ook niet nadat de assistente daar nogmaals om verzocht heeft bij de vorige huisarts. Bericht werd dat de vorige huisarts niet beschikte over het medisch dossier van klager. Klager beschikte echter zelf over zijn dossier en heeft dit zelf aan verweerster ter beschikking gesteld. Dat verweerster het medisch dossier niet ontving van de vorige huisarts, is niet verwijtbaar aan verweerster, daarbij beschikte klager zelf over zijn dossier. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.

Klachtonderdeel 2: Klager vindt dat het te lang duurde voor hij kon worden ingeschreven bij de apotheek van zijn keuze waardoor hij geen medicatie kreeg.
Bij inschrijving in de praktijk van verweerster heeft klager op het inschrijfformulier aangegeven een voorkeur te hebben voor apotheek [naam] in [woonplaats klager]. Ook gaf hij toestemming voor uitwisseling van gegevens.
Door de assistente is bij inschrijving ook aangegeven aan klager dat hij gebruik kon blijven maken van zijn apotheek in [woonplaats klager]. Later wordt klager echter verteld dat de praktijk samenwerkt met een vaste apotheek in [plaats praktijk verweerster]. Het recept voor de op 16 februari 2021 voorgeschreven medicatie werd vervolgens gestuurd naar een andere (derde) apotheek in [woonplaats klager].
Ingevolge artikel 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) regels vast met betrekking tot de informatieverplichting van zorgaanbieders. In de Regeling transparantie zorgaanbieders is bepaald in artikel 4 lid 6 dat de zorgaanbieder in geval van doorverwijzing voor vervolgzorg de consument zo objectief mogelijk adviseert. Daarbij wijst de zorgaanbieder de consument op zijn keuzevrijheid. In artikel 6 van genoemde regeling is bepaald dat het niet is toegestaan de consument te misleiden, in de toelichting wordt het voorbeeld van het belemmeren van de vrije keuze genoemd door een huisarts die stelt alleen medicijnen bij een bepaalde apotheek te kunnen afhalen. De huisarts mag de consument de toegang tot een andere apotheek niet ontzeggen en mag evenmin de suggestie wekken dat er geen keuze mogelijk is.
Op grond van bovenstaande is het de huisarts niet toegestaan om een patiënt te verplichten gebruik te maken van een bepaalde apotheek en heeft een patiënt vrije keuze. Klager heeft een apotheek van zijn keuze doorgegeven bij inschrijving. Desondanks ontstond verwarring over deze vrije keuze en over naar welke apotheek het recept gestuurd zou worden. Dit is uiteindelijk naar een verkeerde (derde) apotheek gestuurd. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 gegrond.

Klachtonderdeel 3: Klager vindt dat een verwijzing werd geweigerd.
Tijdens het consult van 16 februari 2021 heeft klager aangegeven verwezen te willen worden naar [naam GGZ-instelling]. Er is naar het oordeel van de commissie niet geweigerd te verwijzen, maar werd eerst gepoogd de hulpvraag van klager verder te onderzoeken. Hierna was contact niet meer mogelijk en liep daarna niet goed meer. De commissie verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.

Klachtonderdeel 4: Klager vindt dat zijn dossier zonder toestemming werd gedeeld met klagers nieuwe huisarts en apotheek.
Op het inschrijfformulier waarmee klager zich inschreef bij de praktijk van verweerster heeft klager toestemming gegeven voor opvragen van gegevens bij zijn vorige apotheek en het ziekenhuis. Klager heeft op dit inschrijfformulier -anders dan zoals verweerster stelt- géén toestemming gegeven voor uitwisseling van informatie met andere apotheken, noch met zijn nieuwe huisarts, de opvolgend huisarts van verweerster. Verweerster heeft ook geen andere documenten overgelegd waar deze toestemming uit af te leiden valt. De commissie verklaart klachtonderdeel 4 gegrond.

Klager verzoekt naast beoordeling van zijn klacht om toekenning van een bedrag van € 1.000,00,-- aan materiële en immateriële schadevergoeding. Klager heeft niet onderbouwd waardoor hij schade heeft geleden en hoe hoog die schade was. Nu klager ook niet reageerde door repliek in te dienen heeft klager de mogelijkheid tot een nadere onderbouwing voorbij laten gaan. De commissie wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 19-01-2022
Datum publicatie: 31-01-2022
Referentie: 20210058
Categorieën: Medisch dossier | Medicijnen | Verwijzing | Beroepsgeheim/privacy | Onderzoek/Behandeling

20200113 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat hij haar niet direct voor onderzoek heeft doorgestuurd na de val van de trap in april 2017. Ook verwijt klaagster verweerder dat een POH visite heeft afgelegd op maandag 29 juli 2020 en dat verweerder geen visite heeft willen afleggen op 28 oktober 2020.

Klaagster is in april 2017 gevallen van een trap. Klaagster vindt dat verweerder haar direct had moeten verwijzen. Verweerder heeft in plaats daarvan een visite afgelegd en vervolgens een afwachtend beleid ingesteld: hij begon met pijnstilling waarbij ophoging plaats kon vinden als dit niet voldoende zou zijn. De pijnstilling is daarna ook opgehoogd. Later die dag is klaagster echter opgenomen in het ziekenhuis en bleek er sprake te zijn van een sternumfractuur. Verweerders afwachtende beleid is verdedigbaar: de belasting van een verwijzing is groot en het was mogelijk dat er alleen sprake was van kneuzingen. Indien pijnstilling niet (voldoende) zou helpen, was een verwijzing later alsnog mogelijk. Wel acht de commissie de verslaglegging in het journaal erg summier.

Klaagster verwijt verweerder ook onvoldoende zorg in de jaren na de val. De commissie stelt vast dat er ten behoeve van klaagster veel is ingezet. Zij is gezien door diverse specialisten, door de POH, een fysiotherapeut, een verpleegkundige van de praktijk en verweerder heeft een SOG ingeschakeld. Dat verweerder sommige taken delegeert aan de POH dan wel de verpleegkundig specialist, is conform de huidige huisartsgeneeskunde. Ook het inschakelen van een SOG was passend in de situatie van klaagster. De commissie heeft geen aanwijzingen gezien dat er sprake is van onvoldoende zorg in de jaren na klaagsters val. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 10-11-2021
Datum publicatie: 07-12-2021
Referentie: 20200113
Categorieën: Verwijzing | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier

20210035 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat hij de patiënt niet serieus genomen heeft, hem onvoldoende onderzocht heeft en onvoldoende heeft gedaan om een longembolie uit te sluiten.

De diagnose longembolie is lastig vast te stellen en wordt regelmatig gemist. Om die reden is de Wells score ontwikkeld, een algoritme om de risicokans op een longembolie in te schatten. Aan verschillende factoren en symptomen worden punten toegekend, die bepalen of een longembolie waarschijnlijk is of niet. Bij minder dan vier punten, in combinatie met een negatieve D-dimeer bepaling, is een longembolie onwaarschijnlijk. Bij vier punten of hoger, is een directe verwijzing geïndiceerd.
Bij de patiënt was sprake van het ophoesten van een spoortje bloed en van langere tijd immobiel zijn. Beide factoren samen leveren 2.5 punt op de Wells score. Van de andere risicofactoren, zoals een maligniteit, verhoogde hartslag of het zijn van een longembolie als de meest waarschijnlijke diagnose was geen sprake. Omdat daarmee de Wells score kleiner was dan 4, had volgens de NHG-standaard een D-dimeer bepaling plaats moeten vinden. Nu verweerder hier niet toe is overgegaan is naar het oordeel van de commissie niet gehandeld volgens de geldende NHG-standaard. Dit had volgens de commissie wel plaats moeten vinden, temeer omdat de eigen huisarts expliciet gevraagd had om een longembolie uit te sluiten. De klacht van klaagster is daarmee gegrond.

De commissie is daarnaast van oordeel dat de verslaglegging in het journaal matig is. Verweerder heeft niet opgeschreven of hij de Wells score heeft toegepast. Ook heeft verweerder niet opgeschreven om welke redenen hij een longembolie uitsloot, terwijl wel uitdrukkelijk om deze beoordeling was gevraagd door de eigen huisarts van de patiënt.

Datum uitspraak: 06-10-2021
Datum publicatie: 01-12-2021
Referentie: 2021003
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Diagnose

20210036 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder onvoldoende zorg/betrokkenheid bij zijn eigen patiënt, onvoldoende regie op de huisartsen in zijn praktijk en het patiëntbehandelproces, onvoldoende kwaliteitseisen ten aanzien van de vastlegging in het medisch dossier en dat verweerder onvoldoende urgentie heeft betracht na de melding dat klager nog steeds klachten had.

Klager is in verband met zijn klachten in eerste instantie gezien door twee waarnemend artsen binnen de praktijk van verweerder. Dit was op 19 en 28 februari 2019. Klager kreeg toen leefstijladviezen en er werd bloedonderzoek ingezet.
Op 27 maart 2019 vindt voor het eerst contact plaats met verweerder, nadat klagers echtgenote belt. Verweerder verwijst klager dan door voor het maken van een foto. Nadat op de foto geen bijzonderheden te zien waren, verwees verweerder klager op 1 april 2019 naar de neuroloog.
Klager kon in eerste instantie pas op 6 juni 2019 terecht bij de neuroloog. Verweerder adviseert dan in een telefonisch consult wachtlijstbemiddeling in te schakelen via zijn zorgverzekeraar. Vervolgens belt klagers echtgenote op 2 april 2019 een tweede keer die dag en geeft aan dat klager heel veel pijn heeft en dat hij amper kan lopen. Eerder is niet in het journaal opgenomen dat klager niet goed kon lopen. Ook na het telefoongesprek dat verweerder had met klager op 27 maart 2019 schrijft verweerder niet dat klager bijna niet meer kon lopen. Op 2 april 2019 geeft klagers echtgenote wel aan dat klager bijna niet meer kan lopen en veel pijn heeft. Tevens is dan duidelijk dat de fysiotherapeut waartoe klager zich heeft gewend hem niet wil behandelen en denkt aan een vernauwing.

De commissie is van oordeel dat in ieder geval op 2 april 2019 duidelijk was dat de klachten van klager dusdanig toegenomen waren dat een herbeoordeling van de klachten van klager plaats had moeten vinden. Op dat moment was er sprake van een alarmsymptoom; er was sprake van veel pijn en amper kunnen lopen. De commissie is van oordeel dat het deel van de klacht dat ziet op het onvoldoende urgentie betrachten, gegrond is.

4.8 De overige klachtonderdelen die klager noemt acht de commissie ongegrond. Niet gebleken is dat er sprake was van onvoldoende coördinatie of onderling contact of slechte verslaglegging in het medisch dossier.

Datum uitspraak: 08-11-2021
Datum publicatie: 01-12-2021
Referentie: 20210036
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

20210037 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat zij onvoldoende heeft geluisterd naar de klachten van klager, een onjuiste diagnose heeft gesteld, aan tunnelvisie heeft geleden, onvoldoende urgentie heeft betracht, onvoldoende onderling heeft afgestemd met betrekking tot de diagnose en dat zij de klachten van klager onvoldoende heeft vastgelegd waardoor een opvolgende arts onvoldoende geïnformeerd werd. Klager is ervan overtuigd dat als de klachten serieus waren opgepakt, zijn herniaoperatie eerder had plaatsgevonden en de restschade en het gelopen risico aanzienlijk minder zouden zijn geweest.

Uit het journaal volgt niet dat tijdens het consult bij verweerster, of tijdens het eerdere consult bij een collega, is gesproken over meermalen vallen of bijna niet meer kunnen lopen. Bij het beoordelen van het handelen van verweerster gaat de commissie primair uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. Het journaal is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke bron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Als de inhoud ervan wordt weersproken bestaan er twee verschillende lezingen over de feiten. Als de commissie dan geen andere bronnen heeft die maken dat de lezing van klager aannemelijker is dan de lezing in het journaal, leidt dit tot een ongegrond verklaring van de klacht. Dit is niet gebaseerd op de redenering dat de ene lezing meer wordt geloofd dan de andere, maar dat -om een klacht gegrond te laten zijn- de aan die klacht ten grondslag gelegde feiten dienen komen vast te staan.

Klager wordt door verweerster gezien negen dagen na het eerste consult. Zij denkt aan een mogelijke neuropathie ten gevolge van diabetes. Om die reden geeft zij aan hier verder onderzoek naar te laten doen. Tevens adviseert zij klager een verbetering van de leefstijl. Nu niet vast te stellen is dat klager ten tijde van dit consult al slecht liep, is het beleid te verdedigen dat eerst onderzoek werd ingezet naar diabetes en het afwachten van het effect van het niet meer dragen van krappe schoenen, nu er ook geen sprake was van verdere alarmsymptomen. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 08-11-2021
Datum publicatie: 01-12-2021
Referentie: 20210037
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

20210038 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder onvoldoende te luisteren, het stellen van een onjuiste diagnose, het hebben van tunnelvisie, onvoldoende urgentie te betrachten en onvoldoende vastlegging in het medisch dossier. Klager vindt dat als de klachten in eerste of op zijn laatst in tweede aanleg serieus waren opgepakt, de operatie aan zijn nekhernia eerder had plaatsgevonden en de restschade en het gelopen risico aanzienlijk minder zouden zijn geweest.

Klager is op 19 februari 2019 voor het eerst gezien door verweerder. In het journaal werd toen niet vastgelegd dat er sprake was van alarmsymptomen. Uit het medisch dossier volgt ook niet dat tijdens het consult bij verweerder gesproken is over vallen of over bijna niet meer kunnen lopen. Bij het beoordelen van het handelen van verweerder gaat de commissie primair uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. Het journaal is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke bron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Als de inhoud ervan wordt weersproken bestaan er twee verschillende lezingen over de feiten. Als de commissie dan geen andere bronnen heeft die maken dat de lezing van klager aannemelijker is dan de lezing in het journaal, leidt dit tot een ongegrond verklaring van de klacht. Dit is niet gebaseerd op de redenering dat de ene lezing meer wordt geloofd dan de andere, maar dat -om een klacht gegrond te laten zijn- de aan die klacht ten grondslag gelegde feiten dienen komen vast te staan. Niet vast is komen te staan dat gesproken is over niet kunnen lopen en vallen. Dat verweerder bij het eerste consult is gestart met het aanvragen van bloedonderzoek, onder meer naar diabetes en vitamine B12, hetgeen gevoelloosheid in de ledematen kan veroorzaken, acht de commissie dan ook verdedigbaar beleid. Verweerder start onderzoek naar de klachten en dat is naar het oordeel van de commissie ook het juiste onderzoek op dat moment. De commissie acht de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 08-11-2021
Datum publicatie: 01-12-2021
Referentie: 20210038
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

20210026 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat verweerster onrechtmatig medische gegevens heeft verstrekt aan een derde en haar daarvan niet op de hoogte heeft gesteld. Klaagster geeft aan dat haar zus, eveneens patiënt bij verweerster, wilde wisselen van huisarts en daarvoor haar medisch dossier heeft opgevraagd. Klaagster stelt dat haar zus het medisch dossier van klaagster heeft meegekregen en niet dat van haarzelf. Klaagsters zus heeft daardoor kennisgenomen van een door klaagster ondergane abortus, hetgeen geleid heeft tot veel problemen voor klaagster binnen haar familie.

Verweerster geeft aan dat zij het medisch dossier van klaagsters zus nodig heeft om goed verweer te kunnen voeren en dat klaagsters stellingen anders feitelijke grondslag missen. Verweerster geeft aan dat er geklaagd wordt over aantekeningen over klaagster die zijn gemaakt in het dossier van klaagsters zus en dat dit dossier daarom nodig is voor het voeren van verweer.

De commissie is van oordeel dat niet relevant is of het dossier van klaagster is verstrekt aan haar zus, dan wel dat er aantekeningen over klaagster zijn gemaakt in het dossier van klaagsters zus. Uit de stukken overlegd in deze procedure blijkt namelijk dat verweerster een datalek heeft gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegeven en dat excuses zijn gemaakt door verweerster. Dit blijkt uit een e-mail van 3 december 2020 van verweerster. Vast staat daarmee dat gegevens over klaagster bekend zijn gemaakt aan derden, hetgeen in strijd is met het beroepsgeheim. Indien er geen gegevens terecht zouden zijn gekomen bij derden, had verweerster immers ook geen datalek hoeven melden. De klacht van klaagster is daarmee gegrond.

De formele stelling van verweerster dat het dossier van klaagsters zus nodig is voor het vaststellen van de gegrondheid van de klacht van klaagster, acht de commissie dan ook onbegrijpelijk. Er zijn onderliggende stukken dat er in elk geval gegevens zijn verstrekt aan derden die niet verstrekt hadden mogen worden. Het past dan niet te volstaan met de stelling dat klaagster dit moet aantonen en dat daarvoor het dossier van een ander nodig is. Daarbij vindt de commissie dit, gezien de ernst van de klacht van klaagster, weinig invoelend. Verweerster was ten tijde van het verstrekken van gegevens klaagsters huisarts en daarmee verantwoordelijk voor de juiste verstrekking (door de assistente) van gegevens.

Datum uitspraak: 13-10-2021
Datum publicatie: 01-12-2021
Referentie: 20210026
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20200114 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder – bestuurder [naam] - in de kern weergegeven: 1.dat de huisarts haar het geneesmiddel Amfexa heeft voorgeschreven terwijl bekend was dat zij hiervan een psychose kon krijgen; 2. dat de huisarts het middel heeft voorgeschreven zonder toezicht van een psychiater; 3. dat de huisarts in plaats van dexamfetamine, Amfexa heeft voorgeschreven.
Ad 1. De vraag waar de commissie zich voor gesteld ziet is of de huisarts op de hoogte was dan wel had moeten zijn van het risico dat klaagster van Amfexa/dexamfetamine psychotisch kon worden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet worden vastgesteld of de ontslagbrief van 20 september 2011 van de GGZ instelling [naam], waarin – samengevat - de volgende conclusie staat: “Psychotische stoornis NOA Hoofd Misbruik van amfetamine. Differentiaal diagnostisch kan er sprake zijn geweest van een psychose door een middel”, in het bezit was van gezondheidscentrum [naam].
De commissie oordeelt dat op grond van de stukken niet is komen vast te staan dat de brief van 20 september 2011 van [naam], in het dossier van klaagster zat, waardoor de huisarts had kunnen weten dat het gebruik van Amfexa/dexamfetamine bij klaagster een psychose zou kunnen veroorzaken. Dit wil volgens de commissie niet zeggen dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar dat de commissie niet bewezen acht dat de brief van 20 september 2011 van [naam], in het dossier zat. Daarmee kan naar het oordeel van de commissie niet worden vastgesteld dat de huisarts op de hoogte was van de mogelijke risico’s van het gebruik van Amfexa/dexamfetamine voor klaagster. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 2. Vast staat is dat de huisarts bevoegd is om Amfexa/dexamfetamine voor te schrijven mits aan bepaalde zorgvuldigheideisen, waaronder regelmatige controles, is voldaan. Op basis van het dossier en de onderliggende stukken oordeelt de commissie dat de huisarts klaagster regelmatig ter controle op het spreekuur heeft gezien waar onder meer de medicatie werd besproken. De commissie volgt klaagster daarom niet in haar standpunt dat er geen controle/toezicht door de huisarts is geweest op het gebruik van Amfexa/dexametafine. In dit specifieke geval met de expertise van de huisarts en de kennis die zij had over deze zaak, oordeelt de commissie dat zij zich terecht bekwaam heeft geacht om deze handeling uit te voeren. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 3. Dexamfetamine is een generiek geneesmiddel en wordt gebruikt voor onder andere ADHD. Het middel wordt in Nederland ook verkocht onder de merknaam Amfexa. In de merkmedicatie Amfexa zit dezelfde werkzame stof als in het generieke middel, dexamfetamine. Onweersproken is dat klaagster dexamfetamine langere tijd zonder problemen heeft geslikt. De commissie is van oordeel dat de huisarts daarmee niet onzorgvuldig heeft gehandeld door klaagster Amfexa voor te schrijven en acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Klager vordert een schadevergoeding van € 25.000,00. Nu het geschil ongegrond is verklaard, komt de commissie ook niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.

Datum uitspraak: 08-07-2021
Datum publicatie: 04-08-2021
Referentie: 20200114
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medicijnen | Medisch dossier | Diagnose

20200079 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat verweerder (een huisartsenpost) op meerdere punten tekort is geschoten in de zorgplicht en dat er bij juiste medische zorg een grotere overlevingskans was geweest van haar echtgenoot, de patiënt.

Op 17 mei 2019 vond een visite plaats. Volgens verweerder vond de dienstdoende huisarts het verstandig dat de patiënt werd opgenomen, maar dat hij opname weigerde. In het waarneembericht is niet vastgelegd dat hem een opname is geadviseerd en dat de patiënt dit zelf niet wilde. Tevens is niet vastgelegd op basis waarvan hij compos mentis geacht werd.
De commissie is van oordeel dat als een patiënt in zo’n ernstige toestand verkeert dat opname gewenst is en de patiënt weigert dit, dit goed vastgelegd moet worden: op welke gronden de patiënt weigert, wat geadviseerd is en hoe gewaarschuwd is voor eventuele gevolgen. Tevens dient vastgelegd te worden op basis waarvan beoordeeld wordt dat de patiënt in staat is zijn wil te bepalen en niet delirant is bijvoorbeeld. Tevens dient in dat geval een follow up te worden afgesproken, waarbij vinger aan de pols wordt gehouden. Een patiënt die niet meewerkt alleen wijzen op een eigen verantwoordelijkheid tot het innemen van de medicatie, is daartoe naar het oordeel van de commissie niet voldoende, temeer omdat de patiënt die dag zijn medicatie al eerder niet had ingenomen. Bij het beoordelen van het handelen van verweerder gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het waarneembericht. Het waarneembericht is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke bron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Alle bovengenoemde punten zijn niet vastgelegd in het waarneembericht. Daarmee kan de commissie ook niet vaststellen dat het gegaan is zoals verweerder stelt. Gezien het belang van een goede verslaglegging, komt dit voor risico van verweerder.
Op 19 mei 2019 belde klaagster opnieuw met verweerder. Uit de overlegde transcripties van de gevoerde gesprekken blijkt dat klaagster verward was en de gestelde vragen door de triagiste niet goed kon beantwoorden. De commissie vindt dat er sprake is van onvoldoende zorg, om de telefonische contacten geen vervolg te geven. Duidelijk was dat de toestand van de patiënt op vrijdag al zorgelijk was. Bij het opnieuw bellen door klaagster was duidelijk sprake van veel stress. Daar er op vrijdag al geen duidelijke follow up afspraken waren gemaakt, was het van belang zelf de regie in handen te houden en poolshoogte te gaan nemen.
De commissie is van oordeel dat reeds op vrijdag 17 mei 2019 meer gedaan had moeten worden om de patiënt op te laten nemen. Ook voor de zondag erop is de commissie van oordeel dat verweerder onvoldoende de regie heeft genomen. Er had een ambulance gestuurd kunnen worden, dan wel een visite gereden kunnen worden om de toestand van de patiënt te beoordelen. De commissie verklaart de klacht van klaagster gegrond.

De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. Er zijn alleen begrafeniskosten gevorderd. Van belang voor de beoordeling of sprake is van geleden schade is de vraag of de begrafeniskosten niet zouden zijn gemaakt zonder de gemaakte fout. De commissie is van oordeel dat gezien de algehele conditie waarin de patiënt verkeerde, hij ook met het handelen van verweerder weggedacht, op korte termijn zou zijn overleden. De begrafeniskosten die zijn gevorderd, zouden daarmee op korte termijn hoe dan ook gemaakt zijn. Deze kosten kunnen dan ook niet worden toegewezen. Het handelen dan wel nalaten van verweerder heeft wel gezorgd voor extra stress bij klaagster waarbij zij tevens haar overleden man heeft moeten vinden. Het overlijden van klaagsters echtgenoot was haar niet bespaard gebleven, de gang van zaken in het weekend van 17-19 mei 2019 had echter wel prettiger kunnen verlopen. Er is echter geen immateriële schade gevorderd, waardoor de commissie dergelijke schade ook niet kan toewijzen.

Datum uitspraak: 19-05-2021
Datum publicatie: 30-06-2021
Referentie: 20200079
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Intake/triage

20200096 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat de dienstdoende huisarts geen visite heeft afgelegd bij haar vader in de nacht. Klaagster denkt dat als de patiënt eerder zou zijn gezien, eerder duidelijk was wat hij had en eerder medicijnen had kunnen krijgen.
Uit de transcriptie van het gevoerde gesprek tussen de verzorgende en de triagiste van verweerder is naar het oordeel van de commissie gebleken dat juist is gehandeld op basis van de informatie die op dat moment bekend was. De patiënt gaf aan dat de pijn meeviel, er zou gestart worden met pijnstilling, hij beschikte over een urinaal en twee uur later zou contact opgenomen kunnen worden met de eigen huisarts. Onder die omstandigheden was het verdedigbaar dat niet op dat moment visite werd gereden. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.

Daarnaast verwijt klaagster verweerder dat in de klachtbemiddeling geen mogelijkheid is geboden om het opgenomen telefoongesprek tussen de medewerker van het verzorgingshuis en de triagiste van verweerder te beluisteren.
Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel heeft de geschillencommissie in het bijzonder acht geslagen op Hoofdstuk 5 van de KNMG-richtlijn (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) Omgaan met medische gegevens, Beeld- en geluidsopnamen. Klaagster is nabestaande en niet de patiënt zelf. Daarnaast betrof het een gesprek met de verzorgende van het verzorgingshuis en niet met de patiënt zelf. Op grond hiervan heeft klaagster geen formele rechten om het gevoerde gesprek ook zelf te beluisteren. Tijdens de procedure heeft verweerder echter alsnog aangeboden aan klaagster dat zij het gesprek in aanwezigheid van de klachtenfunctionaris kan beluisteren. Voorzover dit nog een zelfstandig klachtonderdeel is gaat de commissie ervan uit dat dit klachtonderdeel is opgelost gezien het gedane aanbod.

Datum uitspraak: 20-05-2021
Datum publicatie: 30-06-2021
Referentie: 20200096
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Medisch dossier

20200095 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder (directeur van de Huisartsenpost -HAP) in de kern samengevat:
1. dat de dienstdoende huisarts een verkeerde diagnose heeft gesteld mede doordat zij geen röntgenfoto heeft laten maken; 2. dat de dienstdoende huisarts onvoldoende heeft door- en uitgevraagd naar wat er was gebeurd en klager onvoldoende serieus heeft genomen; 3. dat de dienstdoende huisarts onvoldoende nazorg heeft verricht door de wond niet te verbinden, geen advies te geven over de verzorging, geen medicatie voor te schrijven en geen vangnet te bieden; 4. dat de HAP geen brief met het verslag van het consult op de HAP (waarneembericht) heeft meegegeven voor zijn eigen huisarts.
Ad 1. Klager kwam naar de HAP met een vermoeden dat er een kogeltje in zijn hand was achtergebleven na een ongeluk met een luchtdrukpistool. De commissie ziet zich voor de vraag gesteld of de huisarts door slechts de wond te onderzoeken op een wijze waarop zij dit heeft gedaan, heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts. De commissie komt tot het oordeel dat dit niet het geval is. Een huisarts dient, wanneer sprake is van een schietincident waarbij het vermoeden bestaat dat er een (deel van) een kogeltje is achtergebleven in een hand, in principe altijd over te gaan tot het laten maken van een röntgenfoto. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Ad 2. Op basis van de onderliggende stukken en het waarneembericht van de HAP oordeelt de commissie dat de huisarts voldoende heeft uit- en doorgevraagd om haar beleid op af te kunnen stemmen en acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 3. In het waarneembericht staat het volgende vermeld: “met betadine schoon gemaakt en verbonden, advies droog en schoon houden bij toename pijn of roodheid zwelling co, uitleg lood kogel zit er niet in de wond”. Klager en verweerder spreken elkaar op dit punt tegen. De commissie baseert zich bij haar beoordeling van dit klachtonderdeel niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op het gegeven dat moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag liggen. Deze feiten heeft commissie hier niet vast kunnen stellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 4. De commissie oordeelt dat dit klachtonderdeel gegrond is. Het is gebruikelijk om na het consult met de huisarts van de HAP aan patiënten die niet in dat zorggebied vallen, het medisch dossier mee te geven. Verweerder had dit niet gedaan. Klager kreeg pas een afschrift nadat hij naar zijn eigen huisarts was geweest. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond.
Klager heeft een materiële en immateriële schadevergoeding gevorderd van € 25.000,00. De commissie oordeelt dat noch uit het journaal van de eigen huisarts van klager van 8 september 2020, noch uit de verslaglegging van de plastisch chirurg van 21 september 2020, noch uit de onderbouwing van klager zelf blijkt dat hij (rest)schade heeft gehad of nog steeds heeft ten gevolge van het niet maken van een röntgenfoto op 15 augustus 2020 en het daaruit voortvloeiende gevolg van het in de handpalm blijven zitten van een loodkogeltje. Ook heeft klager zijn materiële schadevergoeding niet verder niet onderbouwd. Voor de immateriële schadevergoeding oordeelt de commissie dat vanwege het niet maken van een röntgenfoto door de huisarts, klager langer met pijnklachten heeft rondgelopen. Op basis van ‘redelijkheid en billijkheid’ veroordeelt de commissie verweerder tot het betalen van een bedrag van € 100,00 en € 100,00 van het door klager betaalde griffierecht.

Datum uitspraak: 21-04-2021
Datum publicatie: 17-05-2021
Referentie: 20200095
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier

20200101 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder 1. dat hij oordruppels heeft voorgeschreven terwijl klager doorverwezen had moeten worden naar het ziekenhuis; 2. dat hij vanwege zijn rugklachten in plaats van naar het ziekenhuis, naar de fysiotherapeut werd doorverwezen; 3. dat hij elke week langs kon komen voor lidocaïne injecties voor zijn rugklachten, maar op de huisartsenpost hadden zij gezegd dat dit niet goed was.
Ad 1. De commissie oordeelt dat verweerder conform de NHG standaard Otitis Externa heeft gehandeld door klager oordruppels (bij herhaling) voor te schrijven - conform bovenstaande standaard. Toen klager werd gezien door een waarnemend huisarts was de oorontsteking genezen; de behandeling met oordruppels had kennelijk geholpen. Klager had echter klachten van ‘tinnitis’ en werd hiervoor doorverwezen door de waarnemend huisarts naar de KNO-arts. De commissie is van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld; hij had klager voor deze klachten niet door hoeven te verwijzen naar het ziekenhuis. Zij acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 2. Onweersproken is dat verweerder klager in 2020 heeft doorverwezen naar de fysiotherapeut. De commissie stelt vast dat in het dossier niets is terug te vinden over een verwijzing naar de fysiotherapeut; op 17 februari 2021 staat de notitie “Fysio” vermeld in het journaal. Verweerder heeft naar het oordeel van de commissie gehandeld conform de NHG standaarden Lage Rugpijn en Lumbosacraal Radiculair Syndroom door een afwachtend beleid te voeren ten aanzien van de al langer bestaande rugklachten van klager en hem vervolgens door te verwijzen naar de fysiotherapeut. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Wel tekent de commissie hierbij aan dat het journaal van verweerder op dit punt summier en niet in alle gevallen volledig is.
Ad 3. Uit het journaal en de onderliggende stukken is naar het oordeel van de commissie niet gebleken van enige motivatie die ten grondslag ligt aan de behandeling, mede gelet op de conclusie van de werkgroep bij de standaard Lage Rugpijn dat er ‘geen plaats is voor invasieve pijnbestrijding’. Ook is uit het journaal niet komen vast te staan dat verweerder klager over de voor- en nadelen van de behandeling heeft geïnformeerd. De commissie acht op dit punt dat verweerder beter had kunnen handelen, maar niet zodanig dat er sprake is van verwijtbaar handelen. Het toedienen van lidocaïne injecties is op zichzelf geen onjuiste behandeling die verweerder niet had mogen uitvoeren, maar vanwege de onbewezen effectiviteit, had verweerder dit beter moeten motiveren, ook naar klager toe. Naar het oordeel van de commissie is verweerder echter wel binnen de grenzen gebleven van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts en acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Nu de klachten ongegrond zijn, wijst de commissie de vordering tot schadevergoeding van klager af.

Datum uitspraak: 04-05-2021
Datum publicatie: 17-05-2021
Referentie: 20200101
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier | Informatie over onderzoek/behandeling

20200080 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is van mening dat er door de huisarts zonder haar toestemming en zonder dat zij daarover geïnformeerd is, meer informatie is toegezonden aan het UWV dan strikt noodzakelijk was.

Verweerder heeft de machtiging gezien in combinatie met de uitgebreide vraagstelling door de verzekeringsarts van het UWV en gemeend zo volledig mogelijk te moeten zijn, om klaagster te helpen.

De commissie dient de vraag te beantwoorden of de informatie die door verweerder is verstrekt, te herleiden is tot de door klaagster afgegeven medische machtiging. In deze machtiging is toestemming gegeven voor het verstrekken van informatie over gordelroos, psychische klachten en rugklachten. De machtiging is daarbij leidend, daarin is aangegeven waarvoor klaagster toestemming heeft gegeven. De vraagstelling door de verzekeringsarts is daarin niet leidend: indien vragen gesteld worden die de machtiging te buiten gaan, is het niet toegestaan die informatie te verstrekken. De vraagstelling door de verzekeringsarts is heel breed en naar het oordeel van de commissie ook breder dan waarin de machtiging voorziet. Tevens is de commissie van oordeel dat bepaalde klachten zoals urineweginfecties, vaginale infecties, zwangerschap en zwangerschapsafbreking in redelijkheid niet zijn onder te brengen onder de noemer “rugklachten” zoals verweerder stelt. De commissie is van oordeel dat niet alle verstrekte informatie in redelijkheid terug te leiden is tot de verstrekte machtiging, terwijl die machtiging wel leidend is. Verweerder heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om niet teveel informatie te verstrekken. Verweerder had gericht antwoord kunnen geven op vragen en had niet de gehele status uit het medisch dossier hoeven overleggen. Verweerder had, zoals hij zelf ook stelt, na het gereed maken van de door hem geschikt geachte informatie, kunnen verifiëren of klaagster zich hierin kon vinden. De commissie is van oordeel dat de klacht van klaagster gegrond is.

Datum uitspraak: 09-03-2021
Datum publicatie: 11-04-2021
Referentie: 20200080
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20200045 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat hij geen juiste diagnose heeft gesteld tijdens het consult van 20 augustus 2018. Zij heeft daardoor schade geleden. Klaagster vindt dat met een bloedonderzoek eenvoudig een eventuele tekenbeet of een andere bacteriële vergiftiging had kunnen worden uitgesloten. Klaagster had veel ellende bespaard kunnen blijven, indien de ziekte van Lyme in een vroeg stadium zou zijn ontdekt.

Tijdens het consult van 20 augustus 2018 zijn de klachten van klaagster anders geworden dan bij eerdere consulten bij collega huisartsen van verweerder. Zij had minder pijn, maar zakte nu door haar been en had minder kracht in haar heup en knie. Ook had zij een dikke rechterknie. Klaagster stelt dat zij tijdens het consult heeft aangegeven dat zij zich zorgen maakte over een insectenbeet en dat verweerder gezegd heeft dat haar klachten pasten bij een doorgemaakte TIA. Verweerder ontkent dit. Ook het journaal maakt geen melding van een diagnose TIA of dat er gesproken is over de eerdere insectenbeet. Bij het beoordelen van het handelen van verweerder gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. Het journaal is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke bron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. De commissie heeft geen aanleiding om aan te nemen dat hetgeen verweerder heeft genoteerd in het journaal niet juist is.

Verweerder zag tijdens het consult geen aanwijzingen voor centrale neurologische uitval, schrijft hij in het journaal. Verweerder verwijst klaagster voor een diagnostisch consult naar de fysiotherapeut. Een diagnostisch consult heeft ten doel meer inzicht te krijgen in de oorzaak van de klachten, verweerder besteedt daarmee zijn eigen onderzoek uit aan de fysiotherapeut. Doel was te laten onderzoeken of de klachten veroorzaakt werden door de dikke knie, of een andere oorzaak hadden, zoals bijvoorbeeld een hernia. Pas als dergelijke oorzaken zijn uitgesloten, kan gedacht worden aan een neurologische oorzaak en aan Lyme. Door eerst andere oorzaken uit te sluiten, heeft verweerder gehandeld volgens de geldende richtlijnen. Pas als er sprake zou zijn van een radiculair beeld, zonder dat er sprake was van een hernia, zou bloedonderzoek zijn aangewezen. Verweerder was echter nog doende met het onderzoek naar de oorzaak van de klachten van klaagster en heeft daarmee gehandeld zoals van een goed hulpverlener mag worden verwacht. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 14-12-2020
Datum publicatie: 11-04-2021
Referentie: 20200045
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

20200081 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster in de kern samengevat 1. dat zij geen goede medische zorg heeft geleverd, haar klachten niet serieus heeft genomen en weinig empathie heeft getoond; 2. dat zij niet heeft voldaan aan haar verzoek om een afschrift van het medisch dossier aan haar te overhandigen.
Deze casus speelt zich af in een periode dat iedere zorginstelling, waaronder de huisartsenpraktijken, genoodzaakt werden om stringente maatregelen te treffen tegen de verspreiding van COVID-19. De LHV, de KNMG en het NHG hebben richtlijnen/adviezen opgesteld om een zo veilig mogelijke zorg te kunnen bieden. In deze context moeten de klachten van klaagster worden beoordeeld.
Klachtonderdeel 1
Naar het oordeel van de commissie heeft verweerster de klachten van klaagster tijdens de contactmomenten op 17, 22, 23, 24 en 25 juni 2020 overeenkomstig de standaarden Eczeem en Bacteriële infecties behandeld. De commissie begrijpt dat het voor klaagster vervelend was in eerste instantie niet voor een ‘live’ consult te worden uitgenodigd maar verweerster heeft daarmee conform de richtlijnen van de LHV, KNMG en NHG gehandeld. Bovendien lenen dermatologische aandoeningen zich over het algemeen goed voor een beoordeling op afstand. Verweerster heeft de klachten van klaagster naar het oordeel van de commissie telkens serieus genomen en haar behandeling op afgestemd. Toen verweerster op 25 juni 2020 constateerde dat haar behandeling niet het gewenste resultaat had, heeft zij klaagster – na overleg met de chirurg - direct doorverwezen naar het ziekenhuis. Hiermee heeft zij gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 2
Gezien de omstandigheid dat verweerster vruchteloos aan klaagster heeft verzocht om met haar advocaat bij haar langs te komen om (delen van) het dossier te verstrekken, in samenhang met het verzoek van klaagster om toezending van het dossier aan haar nieuwe huisarts tijdens de vakantie van verweerster, als ook de lopende klacht die klaagster tegen verweerster had ingesteld waartegen zij zich moest kunnen verweren op basis van dat dossier, komt de commissie tot het oordeel dat de toezending langer heeft geduurd dan in de KNMG richtlijn ‘omgaan met medische gegevens’, gestelde termijn van een maand. Echter de commissie is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden die relatieve korte duur van de overschrijding is te billijken. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 16-02-2021
Datum publicatie: 02-03-2021
Referentie: 20200081
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

20200034 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager heeft overdracht – de commissie begrijpt: inzage of een afschrift- verzocht van het medisch dossier van zijn eind 2019 overleden vader (hierna: de patiënt) teneinde hierin mogelijke aanknopingspunten te vinden om een op 15 december 2016 verleden testament aan te vechten. Verweerster heeft dit geweigerd. Het geschil is hierin gelegen dat klager meent dat verweerster ten onrechte heeft geweigerd.

Niet in geschil is dat de patiënt geen toestemming heeft gegeven voor inzage, of afgifte van zijn medisch dossier aan klager. Er is dan ook in beginsel sprake van een geheimhoudingsplicht.

De enkele mogelijkheid dat klager (financieel) nadeel lijdt als gevolg van het testament en daardoor mogelijk in zijn belang is geschaad, is naar vaste rechtspraak onvoldoende grond om de geheimhoudingsplicht te doorbreken. Vereist is ook dat er concrete aanwijzingen bestaan dat de patiënt inderdaad niet in staat was zijn wil te bepalen ten tijde van het opstellen van het testament en dat de gewenste informatie niet langs andere weg verkregen kan worden.
Verweerster heeft de inzage niet geweigerd op basis van een door haar beoordeeld onvoldoende zwaarwegend belang. Verweerster voert met name aan dat de gewenste informatie over de mogelijke wilsonbekwaamheid langs andere, minder ingrijpende, weg verkregen kan worden. Daarbij kan gedacht worden aan getuigenverklaringen, al dan niet via een voorlopig getuigenverhoor bij de rechter, van de notaris, de thuiszorgmedewerkers en andere bij de patiënt betrokkenen. Niet is gebleken dat klager in een daadwerkelijke procedure om het testament aan te vechten in bewijsnood is gekomen.
Het tegendeel blijkt uit de stellingen van klager dat hij reeds beschikt over andere stukken, zoals een deel van het medisch dossier afkomstig uit een ziekenhuis waar de patiënt eerder verbleef en een rapportage van de thuiszorg. Daarnaast is klager kennelijk op de hoogte van de uitslag van testen in de relevante periode. Ook hiervan is niet gebleken dat klager in bewijsnood is gekomen. Mocht dit aantoonbaar –via een tussenuitspraak van de rechter- wel het geval zijn, zou dit een omstandigheid zijn die bij de weging van verweerster betrokken zou dienen te worden. Nu niet onderbouwd gesteld is dat dit zich reeds voordeed op het moment waarover geklaagd wordt kan dit echter nu niet leiden tot een toewijzing van de klacht.

Datum uitspraak: 14-12-2020
Datum publicatie: 23-12-2020
Referentie: 20200034
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20200027 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder: 1) dat hij ondanks haar verzoek haar dossier niet heeft vernietigd; 2) dat er onjuiste aantekeningen in haar dossier staan; 3) dat hij ziektekosten bij haar zorgverzekeraar heeft gedeclareerd terwijl zij bij zijn praktijk was uitgeschreven.
Ad 1. Relevant is art. 7: 455 Burgerlijk Wetboek en de richtlijn van de KNMG ‘Omgaan met medische gegevens’. Het recht om te vernietigen geldt voor gegevens die de arts in het kader van zijn dossierplicht heeft opgeslagen. Klaagster heeft op 4 december 2017 en 13 december 2019 verzocht om vernietiging van haar volledige (medische en farmaceutisch) dossier. Verweerder heeft haar het verschil uitgelegd tussen vernietigen en verwijderen van gegevens. Toen klaagster op 13 december 2019 vroeg om vernietiging van haar volledige dossier, heeft verweerder haar verzoek doorgegeven aan de leverancier van het IT-systeem. Hij heeft de leverancier laten weten dat klaagster haar farmaceutisch dossier niet wilde laten vernietigen. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder zorgvuldig gehandeld; het klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 2. Klaagster heeft ervoor gekozen om haar dossier te laten vernietigen. Verweerder voert naar het oordeel van de commissie terecht aan dat hij zich op dat punt niet kan verweren. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 3. Verweerder heeft uiteengezet dat de twee declaraties om administratieve redenen bij de zorgverzekeraar van klaagster zijn ingediend. Hij heeft de bedragen terugbetaald. Klaagster heeft niet onderbouwd wel belang zij bij de klacht heeft. De commissie is van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld; het klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 01-09-2020
Datum publicatie: 29-10-2020
Referentie: 20200027
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy

20200026 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klachten van klager die zich tegen zijn ex-echtgenote en tegen andere instellingen en zorgaanbieders dan verweerder richten, vallen buiten de bevoegdheid van de commissie. De kernvraag is of verweerder als een goed en zorgvuldig hulpverlener jegens klager heeft gehandeld, beoordeeld naar het moment van zijn handelingen. De commissie onderscheidt daarin de volgende klachtonderdelen.
1) Verweerder heeft geen juiste kwalificatie van de problemen van klager gegeven met als gevolg dat hij naar de verkeerde instanties werd doorverwezen; 2) Verweerder heeft zijn patiëntendossier niet op orde; 3) Verweerder heeft klager zijn keuzevrijheid voor een zorgaanbieder ontnomen door hem te verzoeken een andere zorgaanbieder te zoeken.
Ad 1. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zorgvuldig manoeuvreerde tussen de behandelrelatie met klager en die met zijn ex-partner, waarbij hij ook oog had voor de belangen van de kinderen. Klager kon niet verwachten dat verweerder alleen hem zou steunen in zijn verwijten aan zijn ex-partner. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder in deze gepolariseerde, ingewikkelde situatie als een zorgvuldig hulpverlener jegens klager gehandeld. Zij acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 2. De commissie oordeelt dat verweerder uitgebreid en gedetailleerd notities heeft gemaakt van de contacten met klager, deze zijn deels gebaseerd op inlichtingen van GGZ-specialisten. Klager heeft onvoldoende onderbouwd en betwist dat er ongegronde informatie dan wel valse verklaringen in zijn dossier zijn opgenomen. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 3. Klager heeft meerdere malen kenbaar gemaakt dat hij geen vertrouwen meer had in het handelen van verweerder. Verweerder heeft de behandelrelatie niet beëindigd, maar klager slechts gewezen op de mogelijkheid om een andere huisarts te zoeken. Naar het oordeel van de commissie mocht verweerder dit in redelijkheid doen. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 19-10-2020
Datum publicatie: 29-10-2020
Referentie: 20200026
Categorieën: Diagnose | Verwijzing | Medisch dossier | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20200016 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij op 22 augustus en 3 september 2018 de diagnose hernia heeft gemist. Klager is vervolgens op eigen initiatief naar een ziekenhuis in [Land] gegaan en werd daar met spoed geopereerd. Als gevolg van het missen van de diagnose heeft hij restklachten. Klager stelt verweerder aansprakelijk voor de kosten van de behandeling minus het door zijn zorgverzekeraar betaalde bedrag.
Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder over de consulten in het journaal onvoldoende notities gemaakt. Een adequate dossiervoering is nodig voor de kwaliteit en continuïteit van zorg Anders dan opgenomen in de NHG-Richtlijn LRS heeft verweerder niet vastgelegd waarop hij klager heeft bevraagd en wat hij bij lichamelijk onderzoek heeft aangetroffen. Ook staat niet vermeld dat hij klager heeft geïnformeerd over het ingezette beleid.
Verweerder heeft klager op 28 augustus 2018 met een telefonisch consult doorverwezen voor een MRI. Op 3 september 2018 heeft verweerder klager tijdens een telefonisch consult morfine voorgeschreven. Naar het oordeel van de commissie had verweerder daarin zorgvuldiger moeten handelen door klager toen voor een consult uit te nodigen, of op huisbezoek te gaan als klager niet mobiel was.
Volgens het journaal heeft klager verweerder op 12 september 2018 laten weten dat er een hernia was gevonden en dat klager zelf op zoek ging naar een kliniek. Op 17 september 2018 liet klager weten dat hij in [plaats buitenland] geopereerd zou worden. Naar het oordeel van de commissie was verweerder de behandelend arts en kon hij daarin niet passief blijven, ook al voerde de patiënt zelf veel regie van de behandeling . In de eerste plaats noemt de Richtlijn expliciet dat de arts begeleiding behoort te bieden. In de tweede plaats kan er reden zijn om in gevallen van ernstige pijn en immobiliteit van de Richtlijn af te wijken. De klacht is gegrond.
De commissie wijst de schadevordering van klager af. Verweerder kan niet worden verweten dat op grond van de verzekeringspolis van klager de kosten van de operatie niet volledig worden vergoed. Bovendien heeft klager nagelaten om de hulp van verweerder of een waarnemend huisarts in te roepen voor een spoedindicatie in Nederland.

Datum uitspraak: 20-10-2020
Datum publicatie: 29-10-2020
Referentie: 20200016
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier | Verwijzing

20190137 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster stelt dat er sprake was van een vitamine B12 tekort, dat niet goed is behandeld. Dat er sprake was, of is geweest, van een tekort blijkt niet uit het medisch dossier van klaagster en is daarmee niet vast te stellen door de commissie.
Klaagster gaat af op het advies van de internist van de [naam gespecialiseerde kliniek], die injecties adviseert. Verweerder weigert vervolgens niet het geven van injecties, hij wil alleen niet overgaan tot het geven van wekelijkse injecties. Verweerder is wel bereid tot het geven van injecties elke twee weken. In de voor verweerder geldende professionele standaard is nergens een verplichting tot het geven van wekelijkse injecties vastgelegd. Zelfs niet bij een bewezen vitamine B12 tekort.
Dat verweerder over wilde gaan tot injecties elke twee weken is meer dan door de voor hem geldende professionele standaard wordt voorgeschreven, temeer daar er bij klaagster niet vast staat dat er sprake is van een vitamine B12 tekort. Ook omdat verweerders collega eerder was gestart met het geven van injecties was verweerder bereid tot het geven van twee wekelijkse injecties. Verweerder is naar het oordeel van de commissie niet verplicht over te gaan tot het verstrekken van wekelijkse vitamine B12 injecties. Aldus is er naar het oordeel van de commissie geen sprake van een onjuiste behandeling zoals klaagster stelt. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 16-07-2020
Datum publicatie: 30-07-2020
Referentie: 20190137
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Medicijnen

20200010 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster ernstige nalatigheid, waardoor klagers prostaatkanker niet eerder is ontdekt.

Klager verzocht in 2017 om het bepalen van zijn PSA waarden. Op dat moment gold de herziene NHG standaard Mictieklachten bij mannen van oktober 2014, waarin verwijzing al geïndiceerd is bij een waarde van 3,09, hetgeen bij klager al het geval was vanaf 2003. In 2013 was er sprake van een waarde van 4.1. Er was daarmee in het verleden al sprake van verhoogde waardes wat verweerster had kunnen weten vanuit het medisch dossier.
Klager heeft gevraagd getest te worden in 2017 en in 2018. Aangegeven werd toen te wachten tot 2019, tot de volgende jaarlijkse CVRM controle. Klager heeft in 2019 dan ook de PSA waarden laten bepalen. Toen is gebleken dat er sprake was van een prostaatcarcinoom.
Vanaf 2003 waren de PSA waarden van klager, zeker in het licht van de herziene standaard Mictieklachten bij mannen van oktober 2014, verhoogd. Daarbij heeft klager meermalen gevraagd om getest te worden. Naar het oordeel van de commissie kon verweerster niet volstaan met een algemene verwijzing naar de website www.thuisarts.nl. Dit klemt temeer omdat klager zelf ook graag getest wilde worden, hetgeen bekend was en bleek uit het journaal. Indien klager eerder getest was, was klagers prostaatcarcinoom wellicht eerder ontdekt. Of het beloop dat ook anders zou zijn geweest, kan de commissie niet beoordelen.

Datum uitspraak: 16-07-2020
Datum publicatie: 30-07-2020
Referentie: 202000010
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier

20190123 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster wilde verwezen worden naar een neuropsycholoog van het [naam] ziekenhuis in verband met geheugenproblemen. Vanwege de wachtlijsten bij dit ziekenhuis dacht zij in plaats daarvan te zijn verwezen naar een neuropsycholoog bij de GGD. Klaagster geeft aan niet te weten dat zij naar de geheugenpoli van de GGZ werd verwezen. Toen klaagster een brief van GGZ [naam] ontving, waarin gesproken werd over psychiatrie is klaagster erg geschrokken. Zij vindt dat er sprake is van een onjuiste verwijzing.

Klaagster heeft het spreekuur van verweerster bezocht in verband met geheugenproblemen. Zij wilde na overleg met haar psycholoog een verwijzing naar een neuropsycholoog. Verweerster heeft voorgesteld eerst een MMSE test uit te voeren. Naar het oordeel van de commissie is dat een juiste eerste stap om te beoordelen of er inderdaad sprake is van geheugenproblemen. De uitslag was 23 van 30, hetgeen aangeeft dat er inderdaad geheugenproblemen zijn en dat verdere verwijzing is geïndiceerd om dit te onderzoeken. Na de uitslag van de MMSE test vindt opnieuw een consult plaats. Verweerster verwijst daarna naar de geheugenpoli van de GGZ, omdat er wachtlijsten zijn bij het ziekenhuis van klaagsters keuze. Daarbij overweegt verweerster dat het ziekenhuis alleen een diagnose kan stellen en geen behandeling kan starten, mocht dat nodig zijn. Ook om die reden verwijst verweerster naar de GGZ.

De commissie is van oordeel dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot de verwijzing. De verwijsbrief naar de GGZ is duidelijk. Omdat de verwijzing plaatsvindt via Zorgdomein wordt dit format gebruikt en niet het door het NHG ontwikkelde format. Het noemen van een vermoeden van een DSM-5 diagnose is nodig omdat er anders niet naar de tweedelijn kan worden verwezen en omdat er dan geen vergoeding door de zorgverzekeraar van klaagster kan plaatsvinden. Verder is de anamnese zorgvuldig gebeurd, door overleg met de psycholoog te voeren, de MMSE test eerst te doen waaruit bleek dat verdere behandeling noodzakelijk was en de verwijzing te bespreken met klaagster. Uit het journaal blijkt niet dat het verweerster duidelijk had moeten zijn dat er bij klaagster verwarring bestond over de aard van de verwijzing en uit niets blijkt dat door verweerster is gesproken over de GGD of over geheugentraining door een neuropsychloog in plaats van een verwijzing naar de GGZ. De commissie heeft er begrip voor dat klaagster geschrokken is van de genoemde DSM-5 diagnoses. Het noemen van deze mogelijke diagnoses is echter noodzakelijk om te kunnen verwijzen. Verweerster heeft deze diagnoses niet gesteld, doch heeft enkel aangegeven dat (een van) deze diagnoses mogelijk aanwezig is, hetgeen door de tweedelijnszorg onderzocht diende te worden. Verweerster is gehouden gebruik te maken van het geldende systeem binnen de gezondheidszorg. Bij klaagster heeft dat geleid tot onterechte beeldvorming. Dit is echter niet verwijtbaar aan verweerster.

Klaagster heeft verzocht om correctie van gegevens in haar medisch dossier en verwijdering van de verwijzing naar de GGZ en vermelding van psychiatrie. In beginsel heeft een patiënt op grond van de WGBO recht op vernietiging van (delen van) het medisch dossier. Op dit vernietigingsrecht gelden vier uitzonderingen, namelijk a) een andere wet schrijft een afwijkende bewaartermijn voor, waarbinnen de gegevens niet vernietigd mogen worden, b) een ander dan de patiënt heeft een aanmerkelijk belang bij het bewaren van de gegevens, c) de vernietiging belemmert goed hulpverlenerschap, of d) de WGBO is slechts ten dele van toepassing (zoals bij keuringen). In casu geldt uitzondering b), een arts waartegen een klacht of claim is ingediend, heeft een aanmerkelijk belang bij bewaring van het medisch dossier. Verweerster stelt zich daarmee terecht op het standpunt dat vernietiging van (delen van) het dossier van klaagster op dit moment niet mogelijk is, omdat onderhavige procedure lopende is en verweerster daarmee een belang ten behoeve van haar verdediging heeft dat deze gegevens worden bewaard.

Nadat de verwijzing naar de GGZ heeft plaatsgevonden heeft klaagster gevraagd om een afschrift van deze verwijzing. Verweerster heeft dit afschrift niet verstrekt, maar zij heeft klaagster uitgenodigd op het spreekuur om de verwijzing te bespreken. Klaagster heeft de verwijzing vervolgens opgevraagd bij GGZ en aldaar wel een afschrift verkregen. Op grond van artikel 7:456 BW heeft een patiënt recht op een afschrift van het medisch dossier. Ook verwijsbrieven behoren tot het medisch dossier. Weliswaar komt de tekst van een verwijzing via Zorgdomein niet automatisch in de journaalregels te staan, de verwijzing zelf is achteraf wel uit te printen. De commissie is van oordeel dat verweerster de tekst van de verwijzing aan klaagster had moeten verstrekken toen zij daar om vroeg en duidelijk maakte dat zij hiervoor niet op het spreekuur wilde komen. Dit is echter niet voldoende om de klacht gegrond te verklaren, omdat duidelijk was dat het de intentie van verweerster was om wel inzage te verstrekken in de tekst, zij had klaagster uitgenodigd juist om te voorkomen dat nog meer misverstanden zouden ontstaan rondom de verwijzing.

Alles overziende is de commissie van oordeel dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld bij de verwijzing en behandeling van klaagster. Zij verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 13-03-2020
Datum publicatie: 24-06-2020
Referentie: 20190123
Categorieën: Verwijzing | Medisch dossier | Informatie over onderzoek/behandeling

20190082 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerder onacceptabel heeft gehandeld omdat verweerder geen inzage had in het medisch dossier dat nog niet was overgedragen door de oude huisarts. Klager vraagt zich af of er eerder aan behandeling kon zijn begonnen als verweerder wel inzage in het dossier had gehad.

Klager was in de twee jaar voorafgaand aan de ontdekking van de hiv-besmetting zeer regelmatig ziek. In mei 2017 heeft klager een forse griep gehad, waarvan door klager wordt aangenomen dat dit een eerste uiting is geweest van de besmetting met hiv. Verder gaat klager ervan uit dat als verweerder het medisch dossier van de voorgaande huisarts eerder had gehad, hij had geweten dat klager homoseksueel was en wellicht eerder had aangedrongen op een hiv-test. Allereerst stelt de commissie op grond van de brief van het [naam ziekenhuis] vast dat er in oktober 2018 sprake was van een negatieve hiv-test. Omdat Hiv een incubatietijd van maximaal een half jaar kent, zou klager dus hooguit besmet geraakt kunnen zijn vanaf april 2018. De ziekteperiode van mei 2017 kan dus niet te maken hebben gehad met een hiv-besmetting.

Nadat verweerder het medisch dossier van de vorige huisarts kreeg in oktober 2018 gaf dat dossier geen aanleiding om eerder aan een mogelijke hiv-besmetting te denken. Klager is een keer gezien door verweerder, op 10 oktober 2018. De klachten die klager toen had, wezen naar het oordeel van de commissie niet op een mogelijke hiv-besmetting. Klager is toen voldoende zorgvuldig onderzocht en verwezen. In het medisch dossier van de voorgaande huisarts, dat verweerder toen wel in zijn bezit had, was geen vermelding opgenomen van de homoseksualiteit van klager. Verweerder heeft ook niet gevraagd aan klager of hij homoseksueel is. De commissie volgt verweerder in zijn redenatie dat er geen reden was om klager te vragen naar zijn seksuele geaardheid en activiteiten gezien de klachten die klager toen had. Dit is ook geen standaardvraag die aan elke patiënt wordt gesteld. Ook indien verweerder het medisch dossier eerder had ontvangen van de voorgaande huisarts, zou hij niet anders hebben kunnen handelen. Het dossier gaf geen aanleiding om te denken aan een mogelijke hiv-besmetting. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 20-02-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Referentie: 20190082
Categorieën: Medisch dossier | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20190065 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat er bij verweerster sprake is van nalatigheid en het niet adequaat handelen gedurende de gehele ziekteperiode vanaf december 2018. De commissie is van oordeel dat die klacht ongegrond is.

Verweerster was niet de gehele periode betrokken bij de behandeling van de patiënt. Uit dit medisch dossier valt af te leiden dat tot 18 februari 2019 adequaat is gehandeld. Er was voor die tijd geen sprake van symptomen die wezen op infecties die eerder behandeld hadden moeten worden. Toen bekend werd dat er sprake was van vocht achter de longen dat veroorzaakt werd door een hartprobleem, heeft verweerster plaspillen voorgeschreven, hetgeen het juiste beleid is. Vervolgens is het nt PROBNP geprikt aan huis, hetgeen te hoog was. Verweerster heeft de patiënt daarop dan ook verwezen naar de cardioloog. Niet duidelijk is, waarom het nog acht dagen moest duren voordat een afspraak bij de cardioloog mogelijk was.
Wel is de commissie van oordeel dat op het moment dat er op 18 februari 2019 gevraagd wordt om een visite, verweerster anders had moeten handelen. Bekend was dat er sprake was van ernstig hartfalen en vocht achter de longen. Verweerster kiest er dan voor de patiënt niet te zien, maar motiveert haar argumenten hiervoor niet. Het is immers mogelijk dat er op 18 februari 2019 wel sprake was van een infectie. Daarbij was de patiënt verhoogd kwetsbaar. De commissie is van oordeel dat verweerster de patiënt op dat moment had moeten zien, dan wel, indien zij goede redenen had dit niet te doen, dit duidelijk had moeten motiveren in het journaal. Alles overziende komt de commissie tot het oordeel dat dit niet voldoende is om de klacht gegrond te verklaren.

Datum uitspraak: 20-02-2020
Datum publicatie: 12-05-2020
Referentie: 20190065
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

20190049 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij tot twee keer toe geen volledig medisch dossier van verweerder heeft ontvangen en dat het medisch dossier achteraf expres is veranderd.
Klager heeft in november 2017 een afschrift van zijn medisch dossier ontvangen. Toen klager daar nog vragen over had, heeft de assistente van verweerder het medisch dossier met klager doorgelopen en hem een aanvulling verstrekt. Tijdens de procedure bij het Medisch Tuchtcollege is klager een kopie verstrekt van zijn volledige medische dossier en niet alleen van de periode vanaf eind 2013. Dit wordt ook door klager erkend. Achteraf bezien was het beter geweest, klager direct een afschrift van zijn gehele dossier te verstrekken om onduidelijkheden te voorkomen. De commissie stelt echter vast dat klager (inmiddels) een afschrift van zijn volledige dossier heeft ontvangen.
Daarnaast geeft klager aan dat zijn medisch dossier achteraf expres is veranderd. Verweerder betwist dat er sprake zou zijn van vervalsing. Klager toont niet aan dat er sprake zou zijn van vervalsing van het dossier, welke delen vervalst zouden zijn, of om welke reden dit zou zijn gebeurd door verweerder. Nu door klager niet onomstotelijk is aangetoond dat er sprake zou zijn van vervalsing, kan dit door de commissie ook niet worden vastgesteld. De commissie is ook overigens niet gebleken dat er sprake zou zijn van enig klachtwaardig handelen door verweerder. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 18-02-2020
Referentie: 20190049
Categorieën: Medisch dossier

20190076 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

1. Klaagster is van mening dat verweerder haar tijdig op de hoogte had moeten stellen dat er informatie uit haar medisch dossier ontbrak, ook van de voorgangers van verweerder. Klaagster stelt dat zij in dat geval nog actie had kunnen ondernemen richting haar voormalig huisartsen.
De commissie stelt vast dat toen klaagster in 2013 patiënt werd bij verweerder, er een medisch dossier is overgedragen door de vorige huisarts van verweerder. Een huisarts is verplicht tot het aanleggen van een medisch dossier en tot overdracht naar een nieuwe huisarts, tenzij de patiënt dit niet wil. Er bestaat op grond van de bestaande richtlijnen geen plicht voor de nieuwe huisarts om te onderzoeken of er een volledig dossier is overgedragen. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de oude huisarts het dossier zo goed en zo volledig mogelijk over te dragen. De opvolgend huisarts mag vertrouwen op een goede overdracht. Een nieuwe huisarts kan immers ook niet weten wat hij mogelijk mist, aangezien hij het dossier niet kent. Indien de opvolgend huisarts kenbaar wordt dat hij informatie mist, waardoor hij geen goede zorg kan leveren, is dat uiteraard wel van belang te bespreken met de patiënt. Er zijn de commissie geen feiten gebleken dat de huisartsen van verweerder geen goede zorg hebben kunnen leveren door het ontbreken van (delen van) het medisch dossier. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.
2. Klaagster vindt dat zij verweerder geen toestemming heeft gegeven om bijzondere persoonsgegevens van haar te verstrekken en dat bijzondere persoonsgegevens van haar echtgenoot niet relevant zijn in een geschil tussen haar en verweerder.
Verweerder heeft een deel van het medisch dossier van klaagster overgelegd in onderhavige procedure. In de overgelegde journaalregels is ook informatie opgenomen over de echtgenoot van klaagster. Klaagster heeft in onderhavige procedure een medische machtiging afgegeven. Klaagster heeft daarmee toestemming gegeven voor het gebruik van de medische informatie over klaagster. Het is verweerder toegestaan zich in een juridische procedure bij te laten staan en ook aan de rechtsbijstandverlener alle informatie te verstrekken die voor de verdediging in een dergelijke procedure noodzakelijk is. De commissie is daarnaast niet gebleken dat meer informatie is verstrekt dan noodzakelijk was voor verweerder om zich goed te kunnen verweren in onderhavige procedure dan wel voor de commissie om de klacht van klaagster goed te kunnen onderzoeken. Juist nu het klaagster gaat om een klacht over de inhoud en (onvolledigheid) van haar dossier is het van belang dat haar medisch dossier werd overgelegd.
Klaagster is daarnaast van mening dat er ook informatie is overgelegd met betrekking tot klaagsters echtgenoot, waarvoor geen toestemming is gegeven. Nu het hier gaat om gegevensverstrekking met betrekking tot gegevens van klaagsters echtgenoot en niet van klaagster zelf, is klaagster hierover niet klachtgerechtigd. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 18-02-2020
Referentie: 20190076
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy

20190062 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat zij haar niet goed heeft onderzocht, waardoor klaagster langer ziek is geweest.
Volgens de standaard Acute rhinosinusitis is van belang dat bij klachten als van klaagster bepaald wordt wat de mate van ziek zijn is. Het gaat daarbij om koorts, de ernst van de klachten en de mate van algemeen ziek zijn. Ook worden de oogleden geïnspecteerd en eventueel de keel, neus en oren. Holtes kunnen door een huisarts niet onderzocht worden. Verweerster heeft niets vermeld over de mate van ziek zijn in het journaal, noch over de hoogte van klaagsters temperatuur. Door een eventueel opvolgende zorgverlener kan nu niet beoordeeld worden wat klaagsters algemene toestand dan wel de mate van ziek zijn was ten tijde van het consult. Dat maakt dat het onderzoek van verweerster naar het oordeel van de commissie te summier was. Klachtonderdeel 1 is gegrond. Overigens geldt wel dat, ook al had verweerster meer onderzoek gedaan en meer genoteerd in het journaal, dit niet wil zeggen dat het beleid van verweerster anders zou zijn geweest.
Klaagster verwijt verweerster ook dat zij tijdens het consult haar stem heeft verheven. Nu klaagster en verweerster elkaar tegenspreken, is voor de commissie niet vast te stellen wie de waarheid spreekt. Klachtonderdeel 2 van klaagster is ongegrond.

Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 31-01-2020
Referentie: 20190062
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

20190007 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht bestaat uit vier klachtonderdelen.
1. Klager verwijt verweerster dat zij ontkent dat klager op het spreekuur met een ontstoken talgklier is langsgekomen.
Bij het beoordelen van het handelen van verweerster gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. Het journaal is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke kenbron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Als de inhoud ervan wordt weersproken bestaan er twee verschillende lezingen over de feiten. Als de commissie dan geen andere bronnen heeft die maken dat de lezing van klager aannemelijker is dan de lezing in het journaal, leidt dit tot een ongegrond verklaring van de klacht. Dit is niet gebaseerd op de redenering dat de ene lezing meer wordt geloofd dan de andere, maar dat
-om een klacht gegrond te laten zijn- de aan die klacht ten grondslag gelegde feiten niet komen vast te staan. Uit het medisch dossier volgt niet dat tijdens het consult bij verweerster, of tijdens het eerdere consult bij een collega, een ontstoken talgklier-cyste is gezien. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.
2. Klager verwijt verweerster dat er in het medisch dossier van klager onjuistheden en persoonlijk grievende zaken staan en dat er zaken achteraf zijn veranderd.
De commissie kan bij lezing van het dossier niet vaststellen dat er zaken zijn veranderd in het medisch dossier, noch dat hetgeen is vastgelegd onwaar zou zijn. Klager heeft zijn stellingen hiervoor ook niet nader onderbouwd. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.
3 + 4 Klager verwijt verweerster dat zij klager niet serieus neemt en gelooft, waardoor hij niet de behandeling krijgt die hij nodig heeft. Tevens verwijt hij verweerster dat er geen concrete antwoorden op vragen/klachten gegeven worden en dat de onderlinge communicatie tussen artsen en specialisten niet goed is. Gezien de samenhang van beide klachtonderdelen worden deze gezamenlijk besproken.
Uit het medisch dossier maakt de commissie niet op dat klager niet serieus is genomen. Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar zijn klachten en er hebben verwijzingen plaatsgevonden naar een specialist. Klager is gezien door een uroloog, er heeft een second opinion plaatsgevonden bij een uroloog en klager is later verwezen naar een dermatoloog. Naar het oordeel van de commissie is conform de richtlijnen gehandeld en heeft verweerster de zorg van een goed hulpverlener in acht genomen. Klachtonderdeel 3 en 4 zijn ongegrond.

Datum uitspraak: 11-11-2019
Datum publicatie: 20-11-2019
Referentie: 20190007
Categorieën: Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing

20180103 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster het voorschrijven van Ciprofloxacine zonder onderzoek of urinetest, waardoor zij nu last heeft van ernstige bijwerkingen van de medicatie, waaronder Fibromyalgie.

Verweerster beschikt niet meer over het medisch dossier van klaagster, nu zij niet meer de behandelend huisarts is. Het medisch dossier is conform de geldende richtlijnen overgedragen aan de opvolgend huisarts door verweerster. Opvragen bij de twee opvolgend huisartsen door de commissie is zonder resultaat gebleven.

Wil de commissie een klacht gegrond kunnen verklaren en partijen verschillen van mening over hetgeen is voorgevallen, is noodzakelijk dat de feiten onomstotelijk komen vast te staan. Aanvullend bewijs voor de lezing van klaagster is nodig. Aanvullend bewijs is bijvoorbeeld het medisch dossier. Nu er geen aanvullend bewijs is, kan niet beoordeeld worden of er Ciprofloxacine is voorgeschreven zoals klaagster stelt, of dit op terechte gronden is voorgeschreven en of dit gebeurd is zonder dat er sprake was van urineonderzoek of medisch onderzoek. Om die reden kan niet beoordeeld worden of onjuist gehandeld is. De klacht van klaagster is om die reden ongegrond.

Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 08-07-2019
Referentie: 20180103
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen | Medisch dossier

20180092 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over ontoereikende behandeling van overleden echtgenoot van klaagster afgewezen. Klaagster heeft zonder instemming van de patiënt zelf geen aanspraak op afgifte van zijn medisch dossier. Uit de overgelegde gegevens blijkt voldoende dat de huisarts de echtgenoot toereikende behandeling en verwijzing heeft aangebonden, maar dat hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt.

Datum uitspraak: 17-12-2018
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180092
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

20180008 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over ontoereikende behandeling van vrijwel terminale patiënt deels gegrond. De huisarts had een grondiger eigen onderzoek moeten uitvoeren en moeten aandringen op ziekenhuisopname. Haar verslaglegging was beperkt, waardoor waarneming werd bemoeilijkt. Geen terecht verwijt dat de huisarts niet heeft meegeholpen bij de transfer uit het ziekenhuis naar een hospice, wel dat zij patiënt niet kort nadien in het hospice heeft bezocht. Zonder sluitende machtiging geen plicht om het medisch dossier aan stiefzoon af te geven. Zoon als nabestaande ontvankelijk in klacht. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 28-01-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180008
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20180067 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over niet tijdig beantwoorden verzoek UWV om medische informatie deels gegrond verklaard. Geen verplichting huisarts informatie te verstrekken aan UWV. Huisarts in dit geval maatschappelijk onzorgvuldig gehandeld nu aan patiënt herhaaldelijk werd toegezegd dat informatie zou worden verstrekt. Schadevergoeding wegens gemaakte kosten voor bijwonen zitting afgewezen wegens ontbreken causaal verband tussen houden zitting en niet verstrekken informatie.

Datum uitspraak: 09-11-2018
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180067
Categorieën: Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20180079 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht dat huisarts de klachten van patiënt niet serieus heeft genomen en de patiënt is overleden ten gevolge van fout huisarts is ongegrond. Uit het journaal blijkt dat de huisarts patiënt veelvuldig heeft gezien, steeds serieus is ingegaan op de klachten van patiënt, patiënt regelmatig heeft verwezen naar specialisten en dat sprake is van zorgvuldige dossiervorming.

Datum uitspraak: 21-01-2019
Datum publicatie: 04-05-2019
Referentie: 20180079
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

20180083 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt de huisarts dat zij het papieren dossier van klager is kwijtgeraakt en dat zij daardoor geen adequate zorg heeft ontvangen. De huisarts meent allereerst dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht. Er is echter een schriftelijke reactie van de huisarts op de klacht zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid Wkkgz. Klager is daarmee ontvankelijk in zijn klacht. De klacht zelf is ongegrond. Wat de gang van zaken rond de overdracht van het dossier betreft spreken klager en huisarts elkaar tegen en zijn er geen andere aanknopingspunten om te kunnen vaststellen wie gelijk heeft. De commissie kan daarmee niet vaststellen of de huisarts klachtwaardig heeft gehandeld. Wat de klacht over adequate zorg betreft heeft klager geweigerd de huisarts inzage te geven in de medische gegevens. Wel heeft hij toestemming gegeven dat de commissie daar inzage in had, maar dat zou een ongelijkheid tussen partijen en schending van hoor en wederhoor opleveren. De feiten rond de zorg kunnen dus niet beoordeeld worden zodat niet vastgesteld kan worden dat er klachtwaardig is gehandeld.

Datum uitspraak: 20-02-2019
Datum publicatie: 01-05-2019
Referentie: 20180083
Categorieën: Medisch dossier | Onderzoek/Behandeling | Niet ontvankelijk

20180045 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. Klaagster is van mening dat haar moeder een geen non-reanimatieverklaring had afgegeven en wil om die reden inzage in het dossier. Dit is door de huisarts eerst geweigerd. De commissie verwijst naar de algemene regels rondom het medisch beroepsgeheim. Het beroepsgeheim eindigt niet bij het overlijden van een patiënt. Nabestaanden hebben in beginsel geen recht op inzage in het dossier van een overledene. Hierop bestaan uitzonderingen, waaronder de zogenoemde veronderstelde toestemming: als de toestemming van de overledene voor inzage na overlijden mag worden verondersteld. De huisarts stelt zich op het standpunt dat die veronderstelde toestemming ontbreekt. Echter: de huisarts heeft aangeboden over het medisch dossier van de patiënt te willen spreken en heeft bij haar verweer geput uit dat dossier. Dat ondergraaft het standpunt van de huisarts. De commissie heeft vervolgens het dossier opgevraagd en gekregen. Uit dat dossier bleek dat er een non-reanimatieverklaring was afgegeven. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 15-01-2019
Datum publicatie: 21-02-2019
Referentie: 20180045
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20180019 en 20180042 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Terechte klacht dat de huisarts onvoldoende heeft gedaan om de verstoorde relatie met patiënten te herstellen, hetzij in een gesprek, hetzij door middel van een schriftelijk antwoord op hun verwijten. Toereikende behandeling van orthopedische klachten van dochter van klaagster, want snel onderzoek en doorverwijzing. Ontoereikend onderzoek naar nekhernia van echtgenoot van klaagster. Klacht over ontoereikende behandeling van darmherniatie van andere dochter van klaagster onvoldoende onderbouwd. Summiere journaalgegevens van de huisarts.

Datum uitspraak: 17-10-2018
Datum publicatie: 18-12-2018
Referentie: 20180019 en 20180042
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

20180054 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over onjuiste datering van verrichting ongegrond. Voldoende staat vast dat de verrichting niet op de door klager genoemde datum heeft plaatsgehad. Schadevergoeding afgewezen

Datum uitspraak: 13-09-2018
Datum publicatie: 21-11-2018
Referentie: 20180054
Categorieën: Medisch dossier

20180023 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. In verschillende klachtbrieven worden veel en van elkaar onderling afwijkende klachten benoemd. Bij een klacht moet het gaan over concrete feiten en gedragingen die expliciet door klaagster zelf moeten worden gepresenteerd. Daarbij kan niet worden volstaan met het stellen –zoals klaagster doet- van een groot aantal vragen over de kennelijk bij haar niet bekende gang van zaken. Dit komt neer op een fishing expedition en behoort niet tot de taak van de commissie. De commissie beperkt zich tot de voldoende concrete klachtonderdelen. Op een gegeven moment heeft verweerder gekozen om de contacten met de patiënte via de broer en schoonzus van klaagster en hun kinderen te laten verlopen. De commissie is van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door met één vaste contactpersoon binnen de familie te communiceren. Voor zover de grote hoeveelheid door klaagster geformuleerde vragen in het kader van de behandeling (mede) opgevat moet worden als de klacht dat het medisch dossier door verweerder niet (geheel) aan haar is verstrekt geldt dat ook na overlijden het medisch beroepsgeheim door verweerder in acht genomen dient te worden. Beide klachtonderdelen zijn daarmee ongegrond.

Datum uitspraak: 10-10-2018
Datum publicatie: 17-10-2018
Referentie: 20180023
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

20180056 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat haar wettelijk recht op vernietiging van haar medisch dossier herhaaldelijk is genegeerd. Een patiënt heeft volgens artikel 7:455 BW het recht om, behoudens uitzondering die zich in deze zaak niet voordoen, zijn of haar dossiergegevens binnen drie maanden te laten vernietigen. De klacht zoals geformuleerd door klaagster is ongegrond, nu verweerster heeft verklaard dat zij het medisch dossier heeft vernietigd en er naar het oordeel van de commissie geen reden is om aan die uitspraak te twijfelen.

Datum uitspraak: 10-10-2018
Datum publicatie: 17-10-2018
Referentie: 20180056
Categorieën: Medisch dossier

2017 G91 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat verweerder zijn zorgplicht niet is nagekomen ten aanzien van haar recidiverende blaasontstekingen en haar niet heeft verwezen naar een uroloog. Voor de beoordeling van deze klacht heeft de geschillencommissie in het bijzonder acht geslagen op de NHG standaard Urineweginfecties. Er zijn onduidelijkheden in het dossier waar het verwijzingen betreft. Een goede verslaglegging van de verwijzing ontbreekt, terwijl klaagster uitdrukkelijk ontkent dat de verwijzing heeft plaatsgevonden. In een dergelijk geval is de enkele stelling van de huisarts dat dit het geval is geweest niet voldoende. Het ligt bij deze stand van zaken op de weg van de huisarts om aannemelijk te maken dat zijn stelling dat hij klaagster heeft verwezen ook juist is. De huisarts is daar naar het oordeel van de geschillencommissie niet in geslaagd. De klacht is daarmee gegrond.

Datum uitspraak: 09-07-2018
Datum publicatie: 23-07-2018
Referentie: 2017 G91
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Verwijzing

20180003 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over onterechte psychiatrische diagnose door huisarts afgewezen. De arts heeft zijn competenties niet overschreden; hij heeft slechts documentatie van andere zorgverleners in zijn dossier gehouden. Geen tekortschietende behandeling van psychische klachten van klaagster. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 04-06-2018
Datum publicatie: 11-06-2018
Referentie: 20180003
Categorieën: Diagnose | Medisch dossier | Onderzoek/Behandeling

2017 G82 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over ontoereikende behandeling van burn out afgewezen. Verschil van inzicht tussen patiënt en huisarts over de aanpak; zorgvuldig onderzoek door de huisarts. Klacht over weigering om verklaring in het kader van een rechtszaak af te leggen eveneens ongegrond. Huisarts heeft ter zake geen verplichting; heeft zich niettemin wel ingespannen. Klacht over weigering om gegevens aan medisch dossier toe te voegen ongegrond. Patiënt heeft recht op correctie van feitelijke onjuistheden, niet op opneming van zijn eigen bevindingen aan de verslaglegging door de arts.

Datum uitspraak: 04-06-2018
Datum publicatie: 11-06-2018
Referentie: 2017 G82
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier

20180006 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager klaagt erover dat hij geen inzage heeft gekregen in het dossier van zijn minderjarige dochter toen hij vroeg om inzage in het journaal met betrekking tot een bepaald consult. Tot kinderen de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, treden ouders bij geneeskundige behandelingen op als hun wettelijk vertegenwoordigers en beslissen over de medische behandelingen die hun kind ondergaat. Vanaf 12 jaar tot 16 jaar samen met het betrokken kind. Die ouders hebben daartoe inzage nodig. Dit recht op informatie is niet onbeperkt. De arts kan informatie weigeren op grond van goed hulpverlenerschap: als een goede hulpverlening zou kunnen worden belemmerd of geschaad indien volledige informatie zou worden gegeven. De huisarts beroept zich daarop maar dat moet worden gepasseerd. Niet alleen heeft de huisarts in het kader van deze geschilbehandeling alsnog en zonder beperkingen de gevraagde informatie verstrekt maar tevens volgt uit die informatie (een feitelijke weergave van het consult) niet op welke wijze verstrekking daarvan aan klager in strijd zou zijn met het belang van het kind of een goede behandelrelatie in de weg zou staan. De klacht is in zoverre dan ook gegrond.

Datum uitspraak: 22-05-2018
Datum publicatie: 05-06-2018
Referentie: 20180006
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie

2017 G84 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat er sprake is van een gemiste diagnose: de vinger van klager was niet gekneusd, maar gebroken. De aantekeningen in het huisartsenjournaal van het consult van 3 augustus 2017 zijn summier. Desondanks vermeldt het journaal wel dat er geen sprake is van “asdrukpijn” hetgeen erop wijst dat de huisarts klager adequaat heeft onderzocht en heeft geprobeerd uit te sluiten dat er sprake was van een fractuur. Het door de huisarts verrichte onderzoek voldoet aan hetgeen van de huisarts verwacht had mogen worden. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond en wijst de gevorderde schadevergoeding (€ 25.000,--) af.

Datum uitspraak: 16-05-2018
Datum publicatie: 22-05-2018
Referentie: 2017 G84
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier

2017 G59 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënt. De klachtonderdelen zien op een specifiek consult. Klaagster verwijt de huisarts bij dat consult de diagnose vaatlijden te hebben gemist. Daarbij beschrijft klaagster dat er bij patiënt bij dat consult sprake was van blauwverkleuringen bij een teen en enkele vingertoppen. Dit wordt weersproken door de huisarts en het medisch journaal noemt het niet. De commissie kan niet vaststellen welke van de twee lezingen juist is en in een zodanig geval kan niet worden vastgesteld dat de huisarts op dit punt klachtwaardig heeft gehandeld. In zoverre is de klacht ongegrond. Klaagster verwijt de huisarts tevens dat hij de diabetes van de patiënt verkeerd heeft behandeld. Dit onderdeel van de klacht is gegrond. Vanwege de belaste voorgeschiedenis van de patiënt had het op de weg van de huisarts gelegen om de patiënt actief te volgen en duidelijke afspraken met hem te maken dat als de klachten niet zouden verbeteren met een week, hij terug diende te komen. Een dergelijke afspraak is niet in het journaal. Er is alleen “uitleg” is genoteerd, maar niet wat hij dan heeft uitgelegd of welke afspraken zijn gemaakt. Nu de huisarts niet heeft opgeschreven waaruit zijn onderzoek heeft bestaan, noch een duidelijke follow up heeft afgesproken, heeft de huisarts zijn standpunt dat hij een en ander wel heeft gedaan onvoldoende onderbouwd.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G59
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier

2017 G76 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is de echtgenoot van de overleden patiënte. Klager vindt dat de huisarts geen goede zorg heeft geleverd aan de patiënte tijdens de laatste dagen van haar leven nadat ze ontslagen was uit het ziekenhuis. De huisarts is op consult geweest en heeft daarover genoteerd in het medisch journaal dat de zorg de familie zwaar valt en “in overleg, opstarten thuiszorg, kijken hoe het gaat. Worden vanmiddag nog terug gebeld door het ziekenhuis, evt heropname.” Daarna is er geen contact meer geweest tussen huisarts en familie. De commissie oordeelt dat de huisarts tekort is geschoten. Huisartsgeneeskundige zorg is continue zorg. De huisarts zorgt voor continuïteit van zorg tijdens ziekte-episodes en gedurende de levensloop. De huisarts werkt samen met andere zorgverleners en zorgt door zijn regierol voor samenhang in de zorg. De huisarts spant zich extra in voor persoonlijke continuïteit als het gaat om patiënten in een palliatieve of terminale fase. Adequate regie heeft ontbroken nu de huisarts niet meer nagetrokken heeft of thuiszorg daadwerkelijk was opgestart of dat heropname nodig was. De klacht is gegrond.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G76
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

2017 G81 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klachten hebben betrekking op de houding van de huisarts tegenover klaagster in haar hoedanigheid van een van de twee ouders met gezag over hun minderjarige dochter. Indien er twee gezag dragende ouders zijn dienen zij gezamenlijk de beslissingen te nemen. Als één van beide gezag dragende ouders op het spreekuur verschijnt, mag de arts er vanuit mag gaan dat deze mede namens de andere gezag dragende ouder spreekt, óók als er sprake is van een echtscheiding. Dit is anders als er aanwijzingen voor het tegendeel zijn. Klaagster klaagt erover dat haar geen toestemming is gevraagd voor een behandeling. Die klacht is gegrond, nu de huisarts zelf verklaard op de hoogte te zijn van de moeizame situatie thuis. Er had dus ook uitdrukkelijke toestemming van klaagster gevraagd moeten worden. Klaagster klaagt erover dat aan haar geen inzage in het dossier van haar dochter verstrekt wordt. Ook die klacht is gegrond. Klaagster verzoekt vervolgens toekenning van een schadevergoeding nu zij het contact met haar dochter is verloren waar zij verweerder verantwoordelijk voor houdt. Naar het oordeel van de commissie is er door klaagster onvoldoende causaal verband aangetoond tussen het handelen dan wel nalaten van de huisarts en het verlies van het contact met haar dochter. De gevorderde schadevergoeding wordt daarom afgewezen.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G81
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier

2017 G87 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is van mening dat verweerder onterecht het afgeven van een medische verklaring ten behoeve van een gerechtelijke procedure heeft geweigerd. Bij de beoordeling van het handelen in onderhavige klacht is van toepassing de KNMG Richtlijn omgaan met medische gegevens, waarin het afgeven van een medische verklaring door de behandelend arts wordt afgeraden. De behandelrelatie tussen arts en patiënt dient vrij te blijven van belangenconflicten, die mogelijk kunnen spelen bij het al dan niet afgeven van een geneeskundige verklaring. De commissie stelt vast dat verweerder heeft gehandeld overeenkomstig de Richtlijn en acht de klacht van klager dan ook ongegrond.

Datum uitspraak: 16-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G87
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy

2017 G31 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over afgifte medische verklaring gegrond verklaard. Toetsing aan KNMG richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’. Brief van huisarts aan ex-partner van klaagster welke ook medische informatie over klaagster bevat, zonder toestemming van klaagster. Brief bevat medische verklaring en niet enkel objectieve feitelijke medische informatie.

Datum uitspraak: 12-12-2017
Datum publicatie: 19-12-2017
Referentie: 2017 G31
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

2017 G21 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is op een vrijdagmorgen naar de praktijk van de huisarts gegaan met hoofdpijnklachten en ook verschilden zijn pupillen in grootte. Er is geen overleg geweest met de huisarts en evenmin is er iets in het dossier vermeld. De huisarts meent dat de triage door de assistente aan de balie niet goed is verlopen. Zij vindt dat er in elk geval overleg met haar had moeten plaatsvinden over de toestand van klager. Een dergelijk overleg in de toestand waarin klager verkeerde, wel gebruikelijk. De commissie is het hiermee eens en verklaard de klacht gegrond. De commissie stelt vast dat de huisarts na hetgeen klager is overkomen maatregelen heeft getroffen om de praktijkvoering te verbeteren. Of deze afdoende zijn is niet aan de commissie om in deze zaak te beoordelen.

Datum uitspraak: 14-11-2017
Datum publicatie: 17-11-2017
Referentie: 2017 G21
Categorieën: Intake/triage | Medisch dossier | Onderzoek/Behandeling