Klachten door bijwerkingen?

Klager stelt dat hij jarenlang klachten heeft gehad van bijwerkingen door het gebruik van simvastatine. Klager vindt dat verweerder vanaf 2010 nalatig is geweest, waardoor klager onnodig heeft geleden.

Uit het medisch dossier blijkt dat klager simvastatine gebruikt vanaf 2007. De dosering van de simvastatine is verhoogd in september 2022.
Vanaf 2017 wordt door klager melding gemaakt van vermoeidheidsklachten. Klager gebruikte de simvastatine toen al tien jaar. In 2017 krijgt klager een longinfectie. Klager kreeg hiervoor langdurig antibiotica. Vanaf dat moment wordt er in het medisch dossier regelmatig melding gemaakt van vermoeidheidsklachten. Vermoeidheidsklachten kunnen een bijwerking zijn van het langdurig gebruik van deze antibiotica.

Klager geeft aan dat hij in het voorjaar van 2022 blauwe plekken op zijn voeten kreeg. Dit was voordat de dosering van de simvastatine in september 2022 werd verhoogd. Blauwe plekken zijn in het Farmacotherapeutisch Kompas, dat leidend is voor artsen, niet beschreven als een bijwerking van simvastatine. Klager gebruikt ook Ascal, dat wel blauwe plekken kan veroorzaken. Na de verhoging van de simvastatine in 2022 is aan klager gevraagd of hij bijwerkingen ervaarde van de verhoging van de dosering. Dat was niet zo.
Als de vermoeidheidsklachten en de blauwe plekken veroorzaakt werden door het gebruik van simvastatine, was het aannemelijk geweest dat deze klachten toenamen toen de dosering verhoogd werd. Ook was er sprake van andere aandoeningen bij klager, die zijn klachten zouden kunnen verklaren. Alles overziende, acht de commissie het niet aannemelijk dat de klachten van klager veroorzaakt zijn door het gebruik van simvastatine. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 01-04-2025
Datum publicatie: 17-06-2025
Referentie: 20240129
Categorieën: Medicijnen

Verslavende medicatie mag niet zomaar voorgeschreven worden

Klager vindt dat de huisarts niet zomaar de slaapmedicatie die klager gebruikte had mogen stopzetten. Ook had hij klager – net als zijn vorige huisarts - gewoon oxycodon moeten voorschrijven voor zijn pijnklachten. De commissie oordeelt dat het hier gaat om verslavende medicatie. Een huisarts moet extra voorzichtig zijn met het voorschrijven hiervan. De commissie is van oordeel dat de huisarts niet zomaar hoeft te doen wat zijn voorganger deed. De huisarts heeft naar het oordeel van de commissie bij herhaling geprobeerd om het gesprek hierover te voeren met klager, maar klager wilde er niet over praten.

De opmerking van de huisarts was in deze situatie niet ongepast

Klager vindt dat de huisarts hem afkeurt omdat hij oxycodon gebruikt. De huisarts had tegen klager gezegd dat hij zich een drugsdealer voelt omdat hij verslavende medicatie voorschreef aan klager. Volgens klager zegt de huisarts dus dat hij een drugsgebruiker is, terwijl klager de medicatie nodig heeft voor de pijn. De commissie begrijpt met het oog op de situatie de opmerking van de huisarts. Het gaat hier om zwaar verslavende medicatie.

De huisarts heeft wel degelijk meegewerkt aan het vinden van een nieuwe huisarts

Klager zegt dat de huisarts niet wilde meewerken aan het overstappen naar een andere huisarts. De commissie oordeelt dat de huisarts wel degelijk heeft meegewerkt aan het vinden van een nieuwe huisarts. Klager wilde zelf dat de nieuwe huisarts wist van zijn medicatiegebruik. Dat deze nieuwe huisarts hem weigerde als patiënt, daar kon naar het oordeel van de commissie, de huisarts niets aan doen.

De commissie acht alle klachtonderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 17-02-2025
Datum publicatie: 09-04-2025
Referentie: 20240115
Categorieën: Medicijnen | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

Verkeerde antibiotica voorgeschreven?

Klaagster ging naar de huisartsenpost. Daar werd een oorontsteking vastgesteld en er werd antibiotica voorgeschreven: ciprofloxacine. Klaagster vindt dat deze diagnose onjuist is. De commissie vindt dat niet. Klaagster werd zieker voor de antibiotica kon gaan werken.
Klaagster vindt ook dat de verkeerde soort antibiotica is voorgeschreven waardoor zij zieker werd. Het klopt dat amoxicilline het middel is dat op grond van de richtlijnen voorgeschreven moet worden. In die zin is de klacht van klaagster gegrond. Ciprofloxacine is niet het middel van eerste keuze, maar ook een breedwerkend middel, waardoor het niet zo is dat klaagster daardoor zieker is geworden.

Datum uitspraak: 13-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230049
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medicijnen

Apotheker informeert de patiënt bij leveringsproblemen medicijnen

Klager verwijt de huisarts dat zonder overleg en toestemming klagers bloeddrukmedicatie is veranderd.

De huisarts heeft uitgelegd dat het steeds vaker voorkomt dat er leveringsproblemen zijn met medicatie. De medicijnen die een patiënt heeft zijn dan niet leverbaar en moeten vervangen worden door andere medicatie. De huisarts heeft daarom de afspraak gemaakt dat de apotheker vertelt welke medicatie niet leverbaar is. De huisarts beslist dan waardoor dit vervangen moet worden. De apotheker informeert daarna de patiënt. Daarmee delegeert de huisarts aan de apotheker. Dit is naar het oordeel van de commissie een toegestane werkwijze. Het is wel aan te bevelen om de patiënten vooraf te informeren over deze werkwijze.

Datum uitspraak: 14-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230055
Categorieën: Informatie over onderzoek/behandeling | Medicijnen

Ingehaald door de tijd

Klager vindt dat hij niet de juiste behandeling kreeg voor zijn verhoogde bloeddruk. In het verleden had hij ook al een hoge bloeddruk. Bovendien was er sprake van overgewicht en rookte hij. Dit kunnen risicofactoren zijn. Klager verwijt de huisarts dat hij daar onvoldoende naar gehandeld heeft door niet direct medicijnen voor te schrijven.

Uit het medisch dossier blijkt dat klager in het verleden ook al een verhoogde bloeddruk had. Zijn toenmalige huisarts schreef hem geen medicijnen voor. Nadat de huidige huisarts eveneens een verhoogde bloeddruk constateerde, volgde hij de richtlijnen van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Deze schrijven voor dat de huisarts eerst het risicoprofiel van de patiënt in kaart moet brengen om te beslissen of een behandeling met medicijnen nodig is. Daarmee was de huisarts reeds gestart door een bloedonderzoek uit te voeren. Toen hieruit bleek dat er sprake was van een verhoogde bloedsuiker, moest het bloedonderzoek – wederom volgens de richtlijnen -- herhaald worden. De huisarts en klager zijn echter ingehaald door de tijd: voordat het risicoprofiel compleet was, kreeg klager een CVA (beroerte).

Dat de huisarts niet direct na het eerste consult medicijnen heeft voorgeschreven, is naar het oordeel van de commissie een juiste handelswijze. Een hoge bloeddruk is geen ziekte en behandeling met medicijnen is niet altijd nodig. Zij acht de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 03-07-2023
Datum publicatie: 15-09-2023
Referentie: 20220149
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen

Diverse verwijten over inadequaat handelen

In deze klacht komt een aantal verwijten samen die te maken hebben met inadequaat handelen. Op een aantal onderdelen is klager niet ontvankelijk verklaard, omdat de gebeurtenissen meer dan vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden. In de overgebleven klachtonderdelen verwijt klager aan verweerder:

Klachtonderdeel 3: dat het steeds verkeerd gaat met de aanvraag van herhaalrecepten
Op basis van de onderliggende stukken en het medisch dossier oordeelt de commissie dat verweerder misschien niet altijd adequaat heeft gehandeld. Aan de medicijnen die klager gebruikt zijn grote risico’s verbonden, en dit vergt veel zorgvuldigheid . De commissie oordeelt dat er onvoldoende reden is om dit klachtonderdeel gegrond te verklaren.

Klachtonderdeel 4b: dat hij vergeten was om een verwijzing voor de reumatoloog te maken
Op basis van het journaal stelt de commissie vast dat klager op 2 juni 2021 een verzoek heeft gedaan aan verweerder voor een verwijzing naar de reumatoloog. Dit verzoek heeft hij op 16 juni 2021 herhaald. Onweersproken is dat verweerder dit toen meteen in orde heeft gemaakt, wat blijkt uit een verwijsbrief van verweerder. De commissie acht een termijn van twee weken in dit geval niet onredelijk en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 5: dat hij inadequaat heeft gehandeld toen klager zich meldde, na een operatieve ingreep aan zijn enkel, met klachten die voelden als een ontsteking
In de NHG-richtlijn Artritis staat het volgende: ‘Verwijs met spoed (dezelfde dag) bij een vermoeden van een bacteriële artritis.’ Op grond van deze richtlijn had verweerder klager direct moeten verwijzen naar het ziekenhuis, in plaats van eerst zelf een kweek af te nemen. Bovendien gebruikte klager methotrexaat, wat een reden is om extra alert te zijn op infecties. Ook valt op dat in het journaal geen melding wordt gemaakt van koorts; een van de mogelijke symptomen van een (bacteriële) infectie. Alles overziende acht de commissie dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 6: dat hij geen second opinion heeft geregeld bij een orthopeed
Vast staat dat klager op 14 juni 2022 aan verweerder verzocht om een orthopeed te zoeken voor een second opinion. Onweersproken is dat klager zelf heeft aangegeven dat verweerder dit niet meer voor hem hoefde te regelen. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder zich voldoende ingezet voor klager en acht zij dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 20-04-2023
Datum publicatie: 12-07-2023
Referentie: 20220137
Categorieën: Medicijnen | Verwijzing | Niet ontvankelijk | Onderzoek/Behandeling

Medische hulp in coronatijd

Klaagster verwijt haar huisarts dat hij in coronatijd geen medische hulp heeft verleend. Zonder negatieve coronatest en mondkapje mocht zij niet naar de praktijk komen. In die periode zijn dus ook geen reguliere controles uitgevoerd, en klaagster stelt dat zij hierdoor afhankelijk is geworden van zuurstof. Bovendien stelt zij dat de huisarts geweigerd heeft om, op verzoek van de cardioloog, andere cholesterolmedicatie voor te schrijven. Deze casus speelt zich af in een periode dat iedere zorginstelling strenge maatregelen moest treffen tegen de verspreiding van corona.

Op basis van de onderliggende stukken en het journaal stelt de commissie vast dat er in de betreffende periode meermaals telefonisch contact is geweest tussen klaagster en de huisartsenpraktijk. Hierbij heeft de huisarts telkens actie ondernomen. Dat klaagster voor een spreekuurbezoek gevraagd werd om een negatieve coronatest en het dragen van een mondkapje, acht de commissie in lijn met de adviezen van de LHV en het NHG. Klaagster weigerde dit, waardoor zij de mogelijkheid om naar de praktijk te komen zelf blokkeerde, zo oordeelt de commissie.

De commissie oordeelt dat klaagster voldoende serieus genomen is in haar klachten en dat de huisarts hierin niets te verwijten valt. Bovendien is in het dossier van klaagster niet terug te vinden dat de cardioloog heeft gevraagd om andere medicatie voor te schrijven, en heeft klaagster dit ook niet anderszins aannemelijk gemaakt. De commissie verklaart de klacht van klaagster op alle onderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 20-03-2023
Datum publicatie: 29-04-2023
Referentie: 20220086
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medicijnen | Organisatorisch

Klacht over de snelheid van handelen van de huisarts

Klager verwijt de huisarts dat deze een verkeerde inschatting heeft gemaakt van de ernst van de situatie. Klager stelt dat de huisarts niet snel genoeg een visite heeft afgelegd en dat hij een ambulance had moeten bestellen met hogere urgentie. Bovendien heeft de huisarts geen pijnstilling gegeven, toen klager daarom vroeg.

Nadat klager voor de tweede maal naar de praktijk had gebeld, heeft verweerder een huisbezoek afgelegd. Gezien de verergering van de klachten heeft verweerder - naar het oordeel van de commissie - zorgvuldig gehandeld door dit huisbezoek af te leggen binnen de tijd die ervoor staat als er geen spoedindicatie is gesteld. Met betrekking tot de pijnstilling lichtte verweerder ter zitting toe dat hij had verwacht dat de ambulance sneller ter plekke zou zijn en dat klager dan in de ambulance per infuus pijnstilling zou krijgen. Ook wilde verweerder verdere behandeling niet in de weg zitten. De commissie achtte deze motivatie, mede gelet op de NHG behandelrichtlijn en gegeven de situatie, te verdedigen. De commissie acht de klachten van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 20-12-2022
Datum publicatie: 18-01-2023
Referentie: 20220057
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Verwijzing | Medicijnen

Klager is ontevreden en wil wisselen van praktijk

Klager klaagt dat medewerkers van de praktijk van verweerder onbeschoft zijn, niet kunnen luisteren en hem uitschelden. Klager stelt ook dat er verkeerde medicatie is voorgeschreven door verweerder. Gezien zijn ontevredenheid wenst hij over te stappen naar een andere praktijk, maar dit wordt hem door verweerder onmogelijk gemaakt, zo stelt klager.

Ten aanzien van de klacht omtrent omgangsvormen, kan de commissie bij gebrek aan bronnen niet vaststellen wat zich feitelijk heeft afgespeeld. Ook het verwijt over de medicatie wordt door klager niet nader onderbouwd. Voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op het afleveren van een ander merk medicatie door de apotheek, kan verweerder hiervoor niet verantwoordelijk gehouden worden. Dat klager zich niet kan inschrijven bij een van de andere praktijken binnen de HAGRO van verweerder, is evenmin verwijtbaar aan verweerder. Verweerder kan dit niet afdwingen. Daarnaast heeft verweerder klager gewezen op twee praktijken buiten deze HAGRO, die nog nieuwe patiënten aannemen. Klager heeft niet aantoonbaar gemaakt waarom het niet mogelijk zou zijn hiernaartoe over te stappen. De klacht van klager wordt ongegrond verklaard.

Datum uitspraak: 15-12-2022
Datum publicatie: 05-01-2023
Referentie: 20220066
Categorieën: Bejegening/communicatie | Medicijnen | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20220032 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij herhaaldelijk heeft geweigerd klager te verwijzen, onnodige medicijnen heeft voorgeschreven, niet aan serieuze oplossingen voor de behandeling van klagers gezondheidsproblemen heeft gedacht, onvoldoende heeft afgestemd met specialisten, het verband tussen laag testosteron en gewichtstoename en omeprazol belachelijk heeft gemaakt, met een vleugje racisme heeft gereageerd, ten onrechte de diagnose carpaal- en cubitaalsyndroom heeft geduid als klachten van de spieren/hyperventilatie en zich op een vreemde medeplichtige wijze heeft gedragen.

Klager heeft in de overgelegde stukken geen nadere onderbouwing gegeven met verwijzing naar specifieke gebeurtenissen, feiten en/of data waaruit zou blijken dat verweerders handelen onzorgvuldig zou zijn geweest. Het is aan klager om zijn verwijten te onderbouwen. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing kan verweerder niet adequaat reageren en kan de commissie niet tot de conclusie komen dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Uit het medisch dossier dat is overgelegd, waaronder een groot aantal specialistenbrieven, heeft de commissie niet opgemaakt dat door verweerder onzorgvuldig zou zijn gehandeld. Klager wordt serieus genomen, er wordt naar hem geluisterd, hij wordt daar verwezen waar dat nodig is en verweerder reageert op klagers e-mails. Bij klager is daarmee serieus onderzoek gedaan naar die veelheid aan klachten. De commissie heeft ook in het medisch dossier geen aanknopingspunten voor gegrondheid van de klachtonderdelen kunnen vinden. Daarmee is de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 10-11-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Referentie: 20220032
Categorieën: Verwijzing | Diagnose | Medicijnen | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20210113 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat de huisarts van verweerder een herhaalrecept voor risperidon te vroeg heeft verstrekt aan klager.
Nu verweerder niet heeft ontkend dat de herhaalmedicatie te vroeg is verstrekt, is de klacht van klager alleen om die reden al gegrond. Daarnaast stelt de commissie vast dat er sprake was van een kwetsbare patiënt die verslavingsgevoelig is, waarbij tevens bekend was dat deze een mentor had. Bij verweerder was niet goed bekend wat de rol van een mentor is.
De commissie verklaart de klacht van klager gegrond.

Datum uitspraak: 12-07-2022
Datum publicatie: 26-07-2022
Referentie: 20210113
Categorieën: Medicijnen

20210108 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat hij op 13 en 16 augustus 2021: 1. geen passende en adequate zorg heeft ontvangen in verband met klachten aan zijn voeten in combinatie met ernstige corona klachten; 2. niet de juiste medicatie heeft gehad voor de pijn aan zijn voeten; 3. niet is doorverwezen naar het ziekenhuis; 4. niet serieus is genomen door verweerster.
De klachten worden in verband met de overzichtelijkheid in samenhang met elkaar besproken. Bij de beoordeling van de klachten houdt de commissie rekening met de context (Covid-19 crisis) waarin dit zich afspeelt. Er was (en is nog steeds) niet veel bekend over de klachten die corona met zich meebrengt. De commissie is van oordeel dat verweerster – gezien bovengenoemde omstandigheden maar ook los daarvan - heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts. De commissie oordeelt dat het geen onlogische keuze is geweest van verweerster om naproxen (een pijnstiller en ontstekingsremmer), naast pregabaline, voor te schrijven om de coronaklachten te verminderen en daarmee wellicht ook de, in samenhang met corona, toenemende pijn aan de voeten van klager te verlichten. Het voorschrijven van ‘zwaardere medicatie’ is in dit geval geen passende oplossing omdat er 2 gezondheidsproblemen naast elkaar speelden namelijk de corona en de neuropathie. Vast staat dat verweerster op maandag 16 augustus 2021 om 12.15 uur op huisbezoek is geweest bij klager. De saturatie was op dat moment 95 %. Een saturatie van 95 % is naar het oordeel van de commissie geen reden voor opname in het ziekenhuis, ook niet in combinatie met corona. Er waren geen andere aanwijzingen waardoor opname zou zijn geïndiceerd. Toen verweerster klager diezelfde middag terugbelde, was klager erg boos en wilde haar niet meer als huisarts. Dat klager later die dag werd opgenomen in het ziekenhuis, kan naar het oordeel van de commissie verweerster niet worden verweten, corona kan leiden tot een plotselinge verergering van de klachten en zelfs tot een spoedopname in een ziekenhuis. Dat klager voor de pijn aan zijn voeten is opgenomen in het ziekenhuis is niet gebleken. De commissie oordeelt dat verweerster op 13 en 16 augustus 2021 zorgvuldig heeft gehandeld en acht de klachten van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 23-06-2022
Datum publicatie: 25-07-2022
Referentie: 20210108
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen | Verwijzing | Bejegening/communicatie

20210058 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klachtonderdeel 1: Klager vindt dat het te lang (weken) duurde voordat verweerster toegang had tot het digitale dossier.
Uit de stukken maakt de commissie op dat de vorige huisarts van klager het dossier niet (digitaal) heeft overgedragen, ook niet nadat de assistente daar nogmaals om verzocht heeft bij de vorige huisarts. Bericht werd dat de vorige huisarts niet beschikte over het medisch dossier van klager. Klager beschikte echter zelf over zijn dossier en heeft dit zelf aan verweerster ter beschikking gesteld. Dat verweerster het medisch dossier niet ontving van de vorige huisarts, is niet verwijtbaar aan verweerster, daarbij beschikte klager zelf over zijn dossier. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.

Klachtonderdeel 2: Klager vindt dat het te lang duurde voor hij kon worden ingeschreven bij de apotheek van zijn keuze waardoor hij geen medicatie kreeg.
Bij inschrijving in de praktijk van verweerster heeft klager op het inschrijfformulier aangegeven een voorkeur te hebben voor apotheek [naam] in [woonplaats klager]. Ook gaf hij toestemming voor uitwisseling van gegevens.
Door de assistente is bij inschrijving ook aangegeven aan klager dat hij gebruik kon blijven maken van zijn apotheek in [woonplaats klager]. Later wordt klager echter verteld dat de praktijk samenwerkt met een vaste apotheek in [plaats praktijk verweerster]. Het recept voor de op 16 februari 2021 voorgeschreven medicatie werd vervolgens gestuurd naar een andere (derde) apotheek in [woonplaats klager].
Ingevolge artikel 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) regels vast met betrekking tot de informatieverplichting van zorgaanbieders. In de Regeling transparantie zorgaanbieders is bepaald in artikel 4 lid 6 dat de zorgaanbieder in geval van doorverwijzing voor vervolgzorg de consument zo objectief mogelijk adviseert. Daarbij wijst de zorgaanbieder de consument op zijn keuzevrijheid. In artikel 6 van genoemde regeling is bepaald dat het niet is toegestaan de consument te misleiden, in de toelichting wordt het voorbeeld van het belemmeren van de vrije keuze genoemd door een huisarts die stelt alleen medicijnen bij een bepaalde apotheek te kunnen afhalen. De huisarts mag de consument de toegang tot een andere apotheek niet ontzeggen en mag evenmin de suggestie wekken dat er geen keuze mogelijk is.
Op grond van bovenstaande is het de huisarts niet toegestaan om een patiënt te verplichten gebruik te maken van een bepaalde apotheek en heeft een patiënt vrije keuze. Klager heeft een apotheek van zijn keuze doorgegeven bij inschrijving. Desondanks ontstond verwarring over deze vrije keuze en over naar welke apotheek het recept gestuurd zou worden. Dit is uiteindelijk naar een verkeerde (derde) apotheek gestuurd. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 gegrond.

Klachtonderdeel 3: Klager vindt dat een verwijzing werd geweigerd.
Tijdens het consult van 16 februari 2021 heeft klager aangegeven verwezen te willen worden naar [naam GGZ-instelling]. Er is naar het oordeel van de commissie niet geweigerd te verwijzen, maar werd eerst gepoogd de hulpvraag van klager verder te onderzoeken. Hierna was contact niet meer mogelijk en liep daarna niet goed meer. De commissie verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.

Klachtonderdeel 4: Klager vindt dat zijn dossier zonder toestemming werd gedeeld met klagers nieuwe huisarts en apotheek.
Op het inschrijfformulier waarmee klager zich inschreef bij de praktijk van verweerster heeft klager toestemming gegeven voor opvragen van gegevens bij zijn vorige apotheek en het ziekenhuis. Klager heeft op dit inschrijfformulier -anders dan zoals verweerster stelt- géén toestemming gegeven voor uitwisseling van informatie met andere apotheken, noch met zijn nieuwe huisarts, de opvolgend huisarts van verweerster. Verweerster heeft ook geen andere documenten overgelegd waar deze toestemming uit af te leiden valt. De commissie verklaart klachtonderdeel 4 gegrond.

Klager verzoekt naast beoordeling van zijn klacht om toekenning van een bedrag van € 1.000,00,-- aan materiële en immateriële schadevergoeding. Klager heeft niet onderbouwd waardoor hij schade heeft geleden en hoe hoog die schade was. Nu klager ook niet reageerde door repliek in te dienen heeft klager de mogelijkheid tot een nadere onderbouwing voorbij laten gaan. De commissie wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 19-01-2022
Datum publicatie: 31-01-2022
Referentie: 20210058
Categorieën: Medisch dossier | Medicijnen | Verwijzing | Beroepsgeheim/privacy | Onderzoek/Behandeling

20200108 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat verweerder haar heeft laten lijden door het haar onthouden van medicatie. Klaagster heeft aangegeven liever verslaafd te zijn, dan een rotleven te hebben zonder benzodiazepinen.

Verweerder heeft het beleid van het ziekenhuis en de behandelend psychiater, die aangaven klaagster geen benzodiazepinen meer voor te schrijven, gevolgd. Toen behandeling op zich liet wachten, heeft verweerder klaagster opnieuw een lage doses voorgeschreven, onder voorwaarde dat klaagster zich liet behandelen voor haar angstklachten. Nadat dit behandelplan niet werkte, is verweerder opnieuw gestopt met voorschrijven. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd om welke reden hij klaagster geen benzodiazepinen meer heeft voorgeschreven. Op dit verweer heeft klaagster niet meer gereageerd.
Benzodiazepinen zijn verslavend. Een patiënt heeft er steeds meer van nodig wil de medicatie nog effect hebben. Ook wordt het steeds moeilijker de medicatie af te bouwen of helemaal te stoppen. Dergelijke medicatie steeds maar ophogen is dan ook niet in het belang van de patiënt. Het was daarnaast de professionele mening van de behandelend psychiater dat dergelijke medicatie klaagster op de lange termijn niet zou helpen. De commissie heeft, nu verweerder gehandeld heeft in het belang van klaagster en conform het ingezette beleid door de behandelend psychiater, geen reden om aan te nemen dat verweerder niet zorgvuldig zou hebben gehandeld. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 05-10-2021
Datum publicatie: 16-11-2021
Referentie: 20200108
Categorieën: Medicijnen | Onderzoek/Behandeling

20200114 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder – bestuurder [naam] - in de kern weergegeven: 1.dat de huisarts haar het geneesmiddel Amfexa heeft voorgeschreven terwijl bekend was dat zij hiervan een psychose kon krijgen; 2. dat de huisarts het middel heeft voorgeschreven zonder toezicht van een psychiater; 3. dat de huisarts in plaats van dexamfetamine, Amfexa heeft voorgeschreven.
Ad 1. De vraag waar de commissie zich voor gesteld ziet is of de huisarts op de hoogte was dan wel had moeten zijn van het risico dat klaagster van Amfexa/dexamfetamine psychotisch kon worden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet worden vastgesteld of de ontslagbrief van 20 september 2011 van de GGZ instelling [naam], waarin – samengevat - de volgende conclusie staat: “Psychotische stoornis NOA Hoofd Misbruik van amfetamine. Differentiaal diagnostisch kan er sprake zijn geweest van een psychose door een middel”, in het bezit was van gezondheidscentrum [naam].
De commissie oordeelt dat op grond van de stukken niet is komen vast te staan dat de brief van 20 september 2011 van [naam], in het dossier van klaagster zat, waardoor de huisarts had kunnen weten dat het gebruik van Amfexa/dexamfetamine bij klaagster een psychose zou kunnen veroorzaken. Dit wil volgens de commissie niet zeggen dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar dat de commissie niet bewezen acht dat de brief van 20 september 2011 van [naam], in het dossier zat. Daarmee kan naar het oordeel van de commissie niet worden vastgesteld dat de huisarts op de hoogte was van de mogelijke risico’s van het gebruik van Amfexa/dexamfetamine voor klaagster. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 2. Vast staat is dat de huisarts bevoegd is om Amfexa/dexamfetamine voor te schrijven mits aan bepaalde zorgvuldigheideisen, waaronder regelmatige controles, is voldaan. Op basis van het dossier en de onderliggende stukken oordeelt de commissie dat de huisarts klaagster regelmatig ter controle op het spreekuur heeft gezien waar onder meer de medicatie werd besproken. De commissie volgt klaagster daarom niet in haar standpunt dat er geen controle/toezicht door de huisarts is geweest op het gebruik van Amfexa/dexametafine. In dit specifieke geval met de expertise van de huisarts en de kennis die zij had over deze zaak, oordeelt de commissie dat zij zich terecht bekwaam heeft geacht om deze handeling uit te voeren. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 3. Dexamfetamine is een generiek geneesmiddel en wordt gebruikt voor onder andere ADHD. Het middel wordt in Nederland ook verkocht onder de merknaam Amfexa. In de merkmedicatie Amfexa zit dezelfde werkzame stof als in het generieke middel, dexamfetamine. Onweersproken is dat klaagster dexamfetamine langere tijd zonder problemen heeft geslikt. De commissie is van oordeel dat de huisarts daarmee niet onzorgvuldig heeft gehandeld door klaagster Amfexa voor te schrijven en acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Klager vordert een schadevergoeding van € 25.000,00. Nu het geschil ongegrond is verklaard, komt de commissie ook niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.

Datum uitspraak: 08-07-2021
Datum publicatie: 04-08-2021
Referentie: 20200114
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medicijnen | Medisch dossier | Diagnose

20200107 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij hem niet heeft verwezen naar de cardioloog op 31 december 2015 en dat de door verweerder voorgeschreven medicatie lichamelijk letsel heeft veroorzaakt.

Toen klager op het spreekuur kwam op 31 december 2015 heeft verweerder klager onderzocht. Nadat hij een onregelmatige hartslag constateerde, heeft hij een ECG gemaakt. Er werd atriumfibrilleren vastgesteld. Vervolgens heeft verweerder metoprolol voorgeschreven en klager verwezen naar de cardioloog. Vast staat dat verweerder conform de NHG Standaard Atriumfibrilleren heeft gehandeld en de daarin genoemde onderzoeksmethode en behandelwijze heeft uitgevoerd. Aldus heeft hij naar het oordeel van de commissie als een goed hulpverlener gehandeld. Overigens heeft de cardioloog het door verweerder ingezette beleid met metoprolol voortgezet en niet aangegeven dat dit niet juist zou zijn geweest.
Nadat klager op het spreekuur kwam met huidklachten, waarvan hij dacht dat dit werd veroorzaakt door met name de metoprolol, heeft verweerder dit afgebouwd, om te onderzoeken of de huidklachten daarmee verdwenen. Ook de andere medicatie is soort voor soort afgebouwd. Nadat dit niet hielp en ook de voorgeschreven crèmes niet, heeft verweerder klager verwezen naar de dermatoloog. Klager is gezien door meerdere dermatologen, zij hebben geen relatie tussen de medicatie die klager gebruikte en de huidproblemen geconstateerd. Dat verweerder eerst zelf klager behandelde voor de huidproblemen is niet verwijtbaar. Het is de rol van een huisarts als poortwachter, om eerst in de eerste lijn te kijken of behandeling mogelijk is en pas daarna te verwijzen naar de tweede lijn. Die verwijzing heeft naar het oordeel van de commissie niet te lang op zich laten wachten. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 20-05-2021
Datum publicatie: 30-06-2021
Referentie: 20200107
Categorieën: Verwijzing | Medicijnen | Onderzoek/Behandeling

20200059 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster heeft verweerder gevraagd om een injectie met corticosteroïden en lidocaïne in verband met pijnklachten in haar schouder. De dienstdoende huisarts van verweerder is alleen overgegaan tot het voorschrijven van pijnmedicatie. Verweerder is van mening dat het behandelen van een slijmbeursontsteking met een injectie in de slijmbeurs geen zorg is die op een spoedpost verricht moet worden. Een dergelijke behandeling moet passen binnen een therapeutisch plan en is een behandeloptie waar samen met de eigen behandelaar voor gekozen kan worden. Klaagster is van mening dat er in haar geval goede argumenten waren om af te wijken van geldende protocollen omdat in het verleden alleen een injectie hielp en pijnstilling niet.

Volgens de standaard schouderklachten is altijd de eerste stap rust, koelen en behandeling met analgetica (pijnmedicatie). Een injectie met corticosteroïden is niet de eerst aangewezen behandeling en behoort daarmee dan ook niet tot het door een huisartsenpost geven van spoedzorg. Dat klaagster eerder een injectie heeft gekregen, wil niet zeggen dat dat in deze situatie opnieuw was aangewezen. Dat is iets, dat beoordeeld dient te worden door de eigen behandelaar als gebleken is dat rust, koelen en pijnmedicatie niet afdoende is geweest. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 11-01-2021
Datum publicatie: 11-04-2021
Referentie: 20200059
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen

20200049 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat er te laat is ingegrepen. Als klager direct medicatie had gekregen voor zijn bloeddruk en cholesterol, had het herseninfarct dat klager later kreeg kunnen worden voorkomen denkt hij.

Tijdens het consult heeft de dienstdoende huisarts van verweerder (een huisartsenpost) de klachten van klager onderzocht. Er heeft een anamnese plaatsgevonden en een lichamelijk onderzoek. Op dat moment werd geen verstoorde spraak geconstateerd, de dienstdoende huisarts vond ook geen neurologische afwijkingen en ook de zoon die tolkte gaf niet aan dat er bij klager sprake was van een verstoorde spraak.
Er is op dat moment geen objectiveerbare oorzaak gevonden voor de klachten. De uitkomsten van het onderzoek wezen niet op een CVA (beroerte). Klagers bloeddruk was hoog, echter niet zodanig hoog dat deze direct behandeld diende te worden. Er moest wel vervolgonderzoek plaatsvinden naar de bloeddruk, echter dit kon gebeuren door de eigen huisarts en dit hoefde niet direct te gebeuren op de huisartsenpost.
Als in de middag opnieuw gebeld wordt, zijn de klachten van klager nog hetzelfde. Er was om die reden geen noodzaak klager opnieuw te zien of om alsnog te denken aan een CVA. Vanwege de zorg van klager om de hoge bloeddruk besluit de dienstdoende huisarts in afwachting van een consult bij de eigen huisarts alvast enige bloeddrukmedicatie voor te schrijven. Het feit dat klager later die avond wel is opgenomen betekent niet dat de toestand van klager in de ochtend onjuist is beoordeeld. De door klager ingediende klacht over verweerders behandeling moet uitsluitend worden beoordeeld in het licht van wat er ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen aan verweerder bekend was en bekend kon zijn. Dit betekent dat bij de beoordeling van verweerders handelen in zoverre geen rekening kan worden gehouden met hetgeen na die behandeling bekend is geworden.

De commissie is van oordeel dat adequaat onderzoek heeft plaatsgevonden, er was daarnaast sprake van een goede verslaglegging in de waarneemberichten. Verder is er een goede follow-up afgesproken. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 11-02-2021
Datum publicatie: 11-04-2021
Referentie: 20200049
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen | Informatie over onderzoek/behandeling

20200004 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is van mening dat verweerster stelselmatig geweigerd heeft zorg te verlenen aan klager. Hij vindt dat verweerster haar zorgplicht schaadt.

Verweerster heeft in november 2017 de verwijzing naar de KNO-arts in het [naam ziekenhuis] in orde gemaakt. Dat het ziekenhuis vervolgens beslist, ook na bellen hierover door verweerster, dat klager een half jaar dient te wachten, is niet verwijtbaar aan verweerster. Het advies om wachtlijstbemiddeling via de zorgverzekeraar in te schakelen, is een juist advies geweest.

Klager heeft in januari 2018 gevraagd om een fit to fly verklaring aan verweerster. Verweerster heeft dit geweigerd met een beroep op de voor haar geldende richtlijnen van de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst). Een geneeskundige verklaring is een schriftelijke verklaring die een oordeel bevat over een patiënt en diens (medische) geschiktheid of ongeschiktheid om bepaalde dingen wel of niet te kunnen. Zulke geneeskundige verklaringen mogen alleen worden afgegeven door een onafhankelijke arts, dus niet de ‘eigen’ dokter. Een behandelend arts moet zich kunnen concentreren op de behandeling. Een goede vertrouwensrelatie is daarvoor belangrijk. Die vertrouwensrelatie kan gevaar lopen wanneer een behandelend arts een oordeel geeft dat voor de aanvrager ongunstig is. Voorkomen moet worden dat patiënt en arts hierdoor in conflict raken. Daarom moet er een duidelijke grens zijn tussen de behandeling en beoordelen. Dat verweerster geen medische verklaring heeft willen afgeven aan klager, is daarmee dus conform de voor haar geldende richtlijnen. Of zij ook het speciaal daarvoor door de KNMG opgestelde “weigeringsbriefje” waarin de redenen hiervan worden uitgelegd heeft verstrekt aan klager, is niet duidelijk geworden. Dat verdient wel de voorkeur.

Op 9 december 2019 heeft klager gevraagd aan de huisarts in opleiding om hem prednison voor te schrijven zoals een huisarts in [naam land] ook had gedaan. Het voorschrijven daarvan en ook de dosering, zonder betrokkenheid van een specialist, is in de Nederlandse huisartsenpraktijk niet gangbaar. Dat (de huisarts in opleiding van) verweerster hiertoe niet is overgegaan is naar het oordeel van de commissie dan ook juist. Verweerster dient haar handelswijze te baseren op wat binnen de Nederlandse artsenij gebruikelijk is en niet op wat er in het buitenland gebeurt. Wat gebruikelijk is kan van land tot land verschillen.

Alles overziende komt de commissie tot het oordeel dat niet gebleken is van onzorgvuldig handelen door verweerster. Evenmin is vast te komen staan dat verweerster zorg heeft geweigerd. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 28-05-2020
Datum publicatie: 30-07-2020
Referentie: 20200004
Categorieën: Verwijzing | Onderzoek/Behandeling | Medicijnen

20190137 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster stelt dat er sprake was van een vitamine B12 tekort, dat niet goed is behandeld. Dat er sprake was, of is geweest, van een tekort blijkt niet uit het medisch dossier van klaagster en is daarmee niet vast te stellen door de commissie.
Klaagster gaat af op het advies van de internist van de [naam gespecialiseerde kliniek], die injecties adviseert. Verweerder weigert vervolgens niet het geven van injecties, hij wil alleen niet overgaan tot het geven van wekelijkse injecties. Verweerder is wel bereid tot het geven van injecties elke twee weken. In de voor verweerder geldende professionele standaard is nergens een verplichting tot het geven van wekelijkse injecties vastgelegd. Zelfs niet bij een bewezen vitamine B12 tekort.
Dat verweerder over wilde gaan tot injecties elke twee weken is meer dan door de voor hem geldende professionele standaard wordt voorgeschreven, temeer daar er bij klaagster niet vast staat dat er sprake is van een vitamine B12 tekort. Ook omdat verweerders collega eerder was gestart met het geven van injecties was verweerder bereid tot het geven van twee wekelijkse injecties. Verweerder is naar het oordeel van de commissie niet verplicht over te gaan tot het verstrekken van wekelijkse vitamine B12 injecties. Aldus is er naar het oordeel van de commissie geen sprake van een onjuiste behandeling zoals klaagster stelt. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 16-07-2020
Datum publicatie: 30-07-2020
Referentie: 20190137
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Medicijnen

20190127 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat op 2 en 3 januari 2019 inadequate zorg is verleend, dat hij niet de bereidheid had tot zelfreflectie en empathie en dat de klachtenafhandeling onzorgvuldig was.

De commissie beoordeelt of verweerder heeft gehandeld zoals in redelijkheid van een goed zorgverlener mag worden verwacht. Het is niet de taak van de commissie om een antwoord te formuleren op de vele vragen van klaagster. De commissie heeft de klachten onderverdeeld in drie onderdelen: 1. de situatie in de namiddag van 2 januari 2018; 2. de situatie in de nacht van 2 op 3 januari 2018 en 3. de klachtenafhandeling.

Klachtonderdeel 1: De dienstdoende huisarts heeft zorgvuldig gehandeld. Klaagster vroeg de triagist telefonisch om medicatie omdat haar ‘reservepil’ op was. Zij vroeg niet om een beoordeling van haar psychische klachten en maakte die ook niet goed mogelijk. Zij heeft een recept voor medicatie gekregen, toereikend tot een consult bij haar eigen huisarts.
Klachtonderdeel 2: De triagist kon in redelijkheid besluiten om de politie in te schakelen, gelet op de gespannen situatie, de uitspraken van klaagster en haar partner en de veiligheid van de huisarts tijdens zijn visite, later in de nacht.
Klachtonderdeel 3: Klaagster heeft het klachtentraject zelf bemoeilijkt door daaraan steeds nieuwe voorwaarden te stellen en verweerder verwijten te maken. Suggesties van verweerder voor verbeteringen wees klaagster af.

De commissie acht de drie klachtonderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 21-04-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Referentie: 20190127
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen | Bejegening/communicatie

20190097 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat zij in 2014 een overdosis aan bloeddrukmedicatie voorgeschreven heeft gekregen. Hierdoor heeft klaagster in 2014 en 2015 een te hoge bloeddruk gehad, hetgeen heeft geleid tot aderverkalking in haar hoofd, stelt zij.

Verweerster heeft aangegeven dat zij niet persoonlijk betrokken is geweest bij de zorg aan klaagster. Zij geeft aan dat haar collega-huisarts (en de praktijkondersteuner onder diens verantwoordelijkheid) de zorg rondom de bloeddruk van klaagster in 2014 en 2015 hebben verleend. Klaagster heeft niet inhoudelijk gereageerd op dit verweer van verweerster en ook niet aangetoond dat verweerster wel degene was die de zorg heeft verleend. Ook uit het medisch dossier valt dit niet goed af te leiden. De commissie kan daarmee niet vaststellen of de klacht gericht is tegen de juiste persoon in onderhavige procedure. De klacht is alleen al om die reden ongegrond.
Ook de medisch inhoudelijke kant van de zaak leidt niet tot een gegrondverklaring van de klacht, nu aderverkalking geen bijwerking is van een te hoge dosis bloeddrukmedicatie, zou er al sprake zijn geweest van overdosering.

Datum uitspraak: 09-03-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Referentie: 20190097
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Niet ontvankelijk | Medicijnen

20190068 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat zijn zoon na het consult van 8 februari 2019 verwezen had moeten worden naar het ziekenhuis, omdat hij al lange tijd koorts had. Er is bovendien geen andere medicatie voorgeschreven dan paracetamol.

Verweerder stelt dat de klacht niet voldoet aan artikel 15 lid 5 sub c van het Reglement Geschillencommissie Huisartsen. Dat artikel verlangt dat klager bij de schriftelijke indiening in ieder geval het geschil en de feiten en gronden waarop het berust dient te vermelden. De aanduiding van datum en personen ontbreekt en er mist een onderbouwing van het gestelde en daarom is niet duidelijk wat de klacht nu precies inhoudt.
De klacht van klager is summier geformuleerd. Uit de ingediende stukken in onderhavige procedure, maar ook tijdens de klachtbehandelingsfase (hetgeen blijkt uit het geschreven eindoordeel) blijkt dat verweerder over voldoende informatie beschikte om inhoudelijk te kunnen reageren. Verweerder heeft ook gereageerd in lijn van de (summiere) klacht, waaruit blijkt dat verweerder op de hoogte was van de volledige inhoud van de klacht. Verweerder is dan ook niet in zijn verweer geschaad. De commissie is op basis van de aanwezige stukken in staat een oordeel te geven over de klacht.

Uit het journaal blijkt dat de patiënt op 28 januari 2019 was gezien door een collega van verweerder waarbij sprake was van koorts. Vervolgens wordt klagers zoon tien dagen later op 8 februari 2019 opnieuw gezien met onder meer koortsklachten. Het journaal vermeldt dan dat sinds drie dagen opnieuw sprake was van koorts. Dit houdt in dat er dan gedurende in elk geval acht dagen geen sprake meer geweest is van koortsklachten.
In de NHG Standaard “Kinderen met koorts” wordt als een van de alarmsymptomen genoemd: koorts die opnieuw oploopt na een aantal koortsvrije dagen. In die situatie wordt extra alertheid gevraagd.
Naar het oordeel van de commissie was het tijdsverloop tussen de verschillende consulten en de verschillende episoden met koorts te groot om op te moeten vatten als een alarmsymptoom, zoals bedoeld in de NHG Standaard. De HAIO kon dit consult naar het oordeel van de commissie beschouwen als een nieuwe ziekteperiode. Uit het journaal is op te maken dat de HAIO de patiënt vervolgens via de NHG Standaard heeft onderzocht en dit onderzoek ook goed heeft genoteerd. Ook uit het lichamelijk onderzoek kwamen geen alarmsymptomen naar voren. Van belang was daarnaast dat de patiënt alert was. De commissie is van oordeel dat de patiënt zorgvuldig en volgens de geldende standaard is onderzocht. Er was op dat moment nog geen reden voor een verwijzing, met een afwachtend beleid kon op dat moment worden volstaan. Dat de toestand van de patiënt later verslechterde, wil niet zeggen dat op het moment dat de HAIO hem zag, anders gehandeld had moeten worden. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 09-04-2020
Datum publicatie: 17-06-2020
Referentie: 20190068
Categorieën: Verwijzing | Medicijnen | Onderzoek/Behandeling | Niet ontvankelijk

20180103 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster het voorschrijven van Ciprofloxacine zonder onderzoek of urinetest, waardoor zij nu last heeft van ernstige bijwerkingen van de medicatie, waaronder Fibromyalgie.

Verweerster beschikt niet meer over het medisch dossier van klaagster, nu zij niet meer de behandelend huisarts is. Het medisch dossier is conform de geldende richtlijnen overgedragen aan de opvolgend huisarts door verweerster. Opvragen bij de twee opvolgend huisartsen door de commissie is zonder resultaat gebleven.

Wil de commissie een klacht gegrond kunnen verklaren en partijen verschillen van mening over hetgeen is voorgevallen, is noodzakelijk dat de feiten onomstotelijk komen vast te staan. Aanvullend bewijs voor de lezing van klaagster is nodig. Aanvullend bewijs is bijvoorbeeld het medisch dossier. Nu er geen aanvullend bewijs is, kan niet beoordeeld worden of er Ciprofloxacine is voorgeschreven zoals klaagster stelt, of dit op terechte gronden is voorgeschreven en of dit gebeurd is zonder dat er sprake was van urineonderzoek of medisch onderzoek. Om die reden kan niet beoordeeld worden of onjuist gehandeld is. De klacht van klaagster is om die reden ongegrond.

Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 08-07-2019
Referentie: 20180103
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen | Medisch dossier

20180169 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster voelt zich niet serieus genomen bij de behandeling van aandoeningen aan haar voeten. Een test op een schimmelinfectie had geen resultaat. In haar land van herkomst heeft zij van een arts medicatie gekregen voor een schimmelinfectie, die verbetering opleverde. De huisarts in Nederland wilde die medicatie niet uitschrijven. De huisarts en een collega waren weinig empathisch. Naar het oordeel van de commissie heeft de huisarts klaagster zorgvuldig behandeld. Beide huisartsen mochten klaagster aanspreken op haar gedrag. De zorgaanbieder mocht klaagster verder aanspreken op een ten onrechte gevraagde en gekregen griepprik. De klachten zijn ongegrond; schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 12-06-2019
Datum publicatie: 19-06-2019
Referentie: 20180169
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Medicijnen

20180076 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over ontoereikende behandeling van diverse klachten afgewezen. Geen causaal verband tussen voorgeschreven medicatie en psychiatrische behandeling. Toereikende bewaking van medicatie. Voldoende informatie bij verwijzing naar psychiater. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 18-01-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180076
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medicijnen | Verwijzing

2017 G65 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over een te lange wachttijd voor een verwijzing en MRI-scan i.v.m. rugpijn ongegrond. De huisarts heeft voldoende onderzoek uitgevoerd; adequate verwijzing naar fysiotherapeut, neuroloog en psycholoog conform NHG-richtlijnen. Gemotiveerde voorschrijving van morfine. Adequate behandeling van gynaecologische klachten. Behandelbeleid behoort bij de huisarts; terughoudendheid bij verwijzing voor een second opinion ook. Aanbeveling om de weigering van een second opinion niet te baseren op de kosten daarvan, maar niet klacht waardig. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 11-07-2018
Datum publicatie: 19-09-2018
Referentie: 2017 G65
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Informatie over onderzoek/behandeling | Organisatorisch | Medicijnen

2017 G36 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster voelt zich niet serieus genomen door verweerster in haar klachten en had moeten overgaan tot het voorschrijven van vitamine B12 injecties. Voor de beoordeling van deze klacht heeft de geschillencommissie in het bijzonder acht geslagen op de NHG standaard Anemie (bloedarmoede) en op het NHG-Standpunt Diagnostiek van vitamine B12 deficiëntie. Verweerster heeft conform richtlijnen gehandeld en de daarin genoemde onderzoeksmethode en behandelwijze heeft uitgevoerd. Verweerster heeft als een goed hulpverlener gehandeld. Verweerster is niet overgegaan tot het geven van de door klaagster gewenste injecties. Naar het oordeel van de commissie was verweerster daartoe ook niet gehouden omdat het geven van injecties niet was geïndiceerd.
Nu het geschil niet gegrond is wordt de ook gevorderde schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 05-02-2018
Datum publicatie: 12-02-2018
Referentie: 2017 G36
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen

2017 G28 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over behandeling van terminale kankerpatiënt afgewezen. Behandeling was gericht op comfort, niet meer op genezing dat zinloos medisch handelen zou zijn. Adequate medicatie voorgeschreven. Geen plicht van de huisarts om patiënt in het ziekenhuis op te zoeken; korte duur van de opname, geen verzoek van de familie. Onderzoek van enkele jaren eerder toereikend uitgevoerd.

Datum uitspraak: 08-01-2018
Datum publicatie: 09-01-2018
Referentie: 2017 G28
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen

2017 G7 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is van mening dat er bij haar sprake is van irreversible tardieve dyskinesie als gevolg van langdurig gebruik van Risperdal. Klaagster verwijt verweerster dat zij niet actief heeft opgetreden bij het gebruik, niet alert is geweest op diverse klachten die zij in de loop der jaren heeft gehad en die het gevolg zouden kunnen zijn van het gebruik van Risperdal en haar niet heeft verwezen naar bijvoorbeeld een psychiater. De klacht is gegrond. Alleen het voorschrijven van medicatie, zonder klaagster te begeleiden in het oplossen van de onderliggende oorzaken is naar het oordeel van de commissie onvoldoende zorgvuldig. Indien verweerster in 2005 klaagster voornemens was korte tijd Risperdal voor te schrijven, is het niet direct opstarten van een tweede (GGZ) traject verdedigbaar. De commissie kan op basis van haar voorliggende gegevens niet beoordelen of het voorschrijven in 2006 onterecht was. Toen echter bleek dat er sprake zou gaan zijn van langdurig gebruik, had verweerster naar het oordeel van de commissie in elk geval op dat moment wel een tweede traject naast het enkel voorschrijven van medicatie moeten opstarten. Door daartoe niet over te gaan er geen sprake is geweest van een adequaat opvolgbeleid. De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. Onvoldoende is komen vast te staan dat een actiever beleid van verweerster geleid zou hebben tot eerder stoppen met het gebruik van Risperdal. Nu ook niet vast staat dat die klachten er niet zouden zijn geweest bij een eerder stoppen van het gebruik, is er een onvoldoende causaal verband tussen de gegrond verklaarde klacht en de gevorderde schade

Datum uitspraak: 11-09-2017
Datum publicatie: 04-10-2017
Referentie: 2017 G7
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Verwijzing | Medicijnen