Huisbezoek door de huisartsenpost noodzakelijk

Klaagster is het oneens met hoe twee telefonische consulten met een huisartsenpost zijn afgehandeld. Zij vindt dat het niet afleggen van een huisbezoek haar man een kans op overleving heeft ontnomen.
De commissie is van oordeel dat bij het eerste telefonische consult nog geen sprake was van alarmsymptomen dat er direct actie ondernomen had moeten worden. Daarbij was het die dag een werkdag en daardoor mogelijk om een paar uur later contact op te nemen met de eigen huisarts.
De commissie vindt dat er na het tweede telefonische contact een huisbezoek had moeten plaatsvinden. De patiënt is dan al lange tijd ziek en heeft nog steeds hoge koorts. Het is dan weekend en er kan pas twee dagen later contact opgenomen worden met de eigen huisarts. Er is een consult aangeboden op de huisartsenpost. Hieruit blijkt dat het nodig geacht werd de patiënt te zien. Indien de patiënt dan zelf niet in staat is te komen, had naar het oordeel van de commissie besloten moeten worden een huisbezoek af te leggen. De klacht is gegrond. De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.

Datum uitspraak: 28-05-2025
Datum publicatie: 19-06-2025
Referentie: 20240111
Categorieën: Intake/triage

Klachten over de huisartsenpost

Klaagster heeft 13 klachten ingediend over de huisartsenpost. Een aantal klachten gingen over de triage. Klaagster vindt dat de triagist niet goed naar haar en haar partner heeft geluisterd en fouten heeft gemaakt bij de triage. Ook had de dienstdoende huisarts contact met haar op moeten nemen. De partner van klaagster heeft uiteindelijk 112 gebeld. Klaagster is per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Na onderzoek bleek zij meerdere longembolieën te hebben.

Bij de huisartsenpost heeft er een calamiteitenonderzoek plaatsgevonden. Uit het rapport van de calamiteitencommissie blijkt dat er fouten zijn gemaakt bij de triage. De commissie is het eens met de conclusie uit het rapport. De triagist heeft niet goed gehandeld en de commissie is van oordeel dat de klachten over het handelen van de triagist gegrond zijn. De klacht over de dienstdoende huisarts is naar het oordeel van de commissie ongegrond. De dienstdoende huisarts mocht afgaan op de opmerking van de triagist dat er ‘niets aan de hand’ was.

Klachtenprocedure kon beter, maar inzet was voldoende

De klachtenprocedure had misschien zorgvuldiger gekund, maar de commissie is van oordeel dat de huisartspost er alles aan heeft gedaan om de vragen die klaagster had te beantwoorden. Ook heeft er bemiddeling plaatsgevonden met een onafhankelijke klachtenfunctionaris.

Geen financieel belang bij intrekken facturen

Klaagster had een klacht over facturen die de huisartsenpost onterecht zou hebben ingediend bij de zorgverzekeraar van klaagster. De commissie is van oordeel dat klaagster geen persoonlijk belang had bij het intrekken van de facturen. De commissie oordeelt dat deze klacht ongegrond is.

Klaagster krijgt een immateriële schadevergoeding van € 1000,00.

Datum uitspraak: 14-10-2024
Datum publicatie: 31-03-2025
Referentie: 20240053
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Organisatorisch

Geen consult voor pijnlijke pols op huisartsenpost

Klager vindt dat door (de triagiste van) de huisartsenpost (HAP) niet de zorg is verleend die verwacht had mogen worden. Klager belde op een zaterdag voor zijn zoon in verband met een pijnlijke pols. De HAP adviseerde om eerst pijnstillende medicatie te geven en te koelen. Dit is naar het oordeel van de commissie een juist advies. Er is echter ook een urgentiecode toegekend van U4. Dit houdt in dat een patiënt binnen een etmaal gezien moet worden. Gezegd had moeten worden dat indien de klachten de volgende dag niet beter waren, klager de volgende dag weer contact moest opnemen, zodat klagers zoon binnen een etmaal gezien kon worden. Dit is echter niet aangegeven. Op maandagmiddag bleek dat er sprake was van een breuk.

De HAP geeft aan dat breuken niet meer gezien worden als acute spoed. Een richtlijn waarop dit gebaseerd is, is niet verstrekt. Het genoemde actieplan ANW (avond-, nacht- en weekendzorg) dat door Ineen, LHV en ZV is opgesteld is geen richtlijn. Indien bedoeld werd dat klagers zoon na het weekend naar de eigen huisarts moest gaan, had een urgentiecode U5 (de eerstvolgende werkdag) toegekend moeten worden. Op grond van de toegekende urgentiecode U4 had er echter een afspraak voor de volgende dag gemaakt moeten worden, indien de klachten niet over waren na koeling en pijnstilling. De klacht van klager is gegrond.

Naar het oordeel van de commissie is hierdoor geen schade ontstaan. Pijn of leed de eerste dag is geen gevolg van het handelen van de HAP, maar van het ongeval zelf.
Door de HAP is aangegeven dat als er na koelen en pijnstilling hevige pijn of andere bijkomende klachten waren, klager weer contact diende op te nemen. Klager heeft echter zelf de verbinding verbroken waardoor het consult niet is afgerond en hij heeft ook de volgende dag niet teruggebeld. Daarnaast is klagers zoon de maandag erna ook bij de eigen huisarts niet met spoed gezien. Daarmee is niet vast te komen staan dat door het niet zien van klagers zoon de dag na het telefonische consult, schade is geleden.

Datum uitspraak: 28-10-2024
Datum publicatie: 31-03-2025
Referentie: 20240048
Categorieën: Intake/triage

Juist gegeven advies door assistente?

Klaagster vindt dat haar moeder op het spreekuur gezien moest worden.

Er is door de assistente van de huisarts geen consult aangeboden, toen de moeder van klaagster belde. De huisarts heeft dit door de assistente gegeven advies beoordeeld en goed bevonden. Het is gebruikelijk om bij een liesbreuk eerst het beloop af te wachten. Indien er geen acute pijnklachten zijn, is het beleid afwachtend en moet er een nieuwe beoordeling gedaan worden als er sprake is van toenemende pijn. Op het moment dat gebeld werd, waren er niet zulke pijnklachten dat klaagsters moeder direct gezien moest worden. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 21-10-2024
Datum publicatie: 22-01-2025
Referentie: 20240057
Categorieën: Intake/triage

Ouder voelt zich niet goed geholpen

Communicatie laat zich lastig beoordelen

Klaagster belde met de huisartsenpraktijk omdat haar zoontje een astma aanval had. De assistente had tegen klaagster gezegd dat zij na de pauze maar terug moest bellen. Volgens de huisarts had de assistente dit niet zo gezegd tegen klaagster. De commissie kan niet beoordelen wat er is gezegd tijdens dit gesprek. Zij was hier niet bij aanwezig. De commissie verklaart de klacht van klaagster dan ook ongegrond.

Afzeggen van een afspraak is niet voldoende voor een gegronde klacht

Klaagster wilde voor haar zoontje een afspraak maken op de praktijk. De assistente maakte een belafspraak bij de huisarts. Klaagster was het hier niet mee eens. De assistente maakte alsnog een afspraak op het spreekuur voor die middag. De huisarts vond een afspraak op de praktijk echter niet nodig. De afspraak werd afgezegd. De commissie oordeelt dat het afzeggen van een afspraak misschien niet zo netjes is, maar dat dit niet voldoende is om de klacht gegrond te verklaren. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Naalden van een griepvaccinatie in een container bewaren

Klaagster nam haar zoontje mee naar de praktijk. Op een onbewaakt moment stopte haar zoontje zijn hand in een open bak met naalden van een griepvaccinatie. Deze stond op de grond in de behandelkamer. In de NHG-Richtlijn ‘Infectiepreventie in de praktijk’ staat dat naalden in een daarvoor bestemde container moeten worden bewaard. Naar het oordeel van de commissie had de huisarts de naalden in een daarvoor bestemde container moeten bewaren. In ieder geval buiten het bereik van patiënten. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond. Wel is de commissie van oordeel dat klaagster ook zelf een verantwoordelijkheid had om op haar zoontje te letten.

Preventief gebruik hiv-medicatie niet nodig bij prikincident

De huisarts heeft direct contact opgenomen met de GGD. Volgens de Landelijke Richtlijn Prikaccidenten 2019, was er weinig risico voor de patiënt. Afgesproken werd om twee keer te testen op hepatitis C. Deze testen waren negatief. Klaagster wilde ook dat haar zoontje uit voorzorg hiv-medicatie kreeg. Dat is volgens de Richtlijn niet nodig. Naar het oordeel van de commissie heeft de huisarts goed gehandeld. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

De commissie wijst de schadevergoeding die klaagster had gevorderd af. Zij heeft niet aangetoond dat de patiënt en zijzelf schade hebben geleden door het handelen van de huisarts. De commissie veroordeelt de huisarts wel in het terugbetalen van een deel van het griffierecht.

Datum uitspraak: 11-01-2024
Datum publicatie: 26-06-2024
Referentie: 20230082
Categorieën: Intake/triage | Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch

De assistente had beter moeten doorvragen

Klager ging voor zijn vader naar de huisartsenpraktijk. Aan de balie zei hij tegen de assistente dat zijn vader erg ziek was. Klager herhaalde dat er sprake was van een levensbedreigende situatie. De vader stond niet ingeschreven als patiënt bij de praktijk. Klager vroeg om een afspraak bij de huisarts. De vader mocht pas voor de volgende dag een afspraak maken als klager hem eerst inschreef bij de praktijk. De vader werd een dag later opgenomen op de IC afdeling. De commissie is van oordeel dat de assistente beter had moeten doorvragen op de klachten van de vader. De huisarts had de assistente onvoldoende aanwijzingen gegeven wat zij moest doen in dit soort situaties. De klacht is gegrond. De schadevergoeding wordt afgewezen. De commissie kan niet vaststellen of de situatie anders zou zijn geweest als de vader diezelfde dag nog zou zijn opgenomen in het ziekenhuis.

Datum uitspraak: 18-04-2024
Datum publicatie: 24-06-2024
Referentie: 20230110
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Onderzoek/Behandeling

Ouder is ontevreden over de behandeling van haar zoon

Luchtwegklachten goed onderzocht

Klaagster was met haar zoon al meerdere malen naar de huisartsenpraktijk geweest. Hij had luchtwegklachten. Haar zoon werd telkens goed onderzocht en kreeg zo nodig medicatie voorgeschreven. Op 4 augustus 2021 had haar zoon net sinds 2 dagen antibiotica gekregen. De kuur was nog niet afgemaakt. De huisarts nam voor overleg contact op met de kinderarts. Klaagster kreeg het advies om bij een hoestbui extra pufjes te geven. Ook werd er een ontstekingsremmer voorgeschreven. Klaagster wilde met haar zoon naar het buitenland vliegen. Volgens de huisarts was dit op eigen risico. De commissie is van oordeel dat de huisarts op 4 augustus 2021 goed heeft gehandeld en acht dit klachtonderdeel ongegrond.

De huisarts hoefde haar excuses niet aan te bieden

Klaagster had een klacht ingediend na de gebeurtenis op 4 augustus 2021. Zij had excuses verwacht van de huisarts. De commissie is van oordeel dat er geen reden was voor de huisarts om excuses aan te bieden. De huisarts had goed gehandeld. Ook hoefde de huisarts naar het oordeel van de commissie niet terug te komen op de door klaagster ingediende klacht. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

De assistente heeft goed gehandeld

Klaagster vroeg om een afspraak op de praktijk voor haar zoon. Hij had een brandwond. Klaagster had geen verband meer in huis om de wond te verbinden. De assistente vroeg aan klaagster om een foto van de brandwond te maken. De huisarts kon zo de brandwond op afstand beoordelen. Op aandringen van klaagster mocht zij met haar zoon toch naar de praktijk komen. De wond werd beoordeeld door de assistente en de huisarts in opleiding en de assistente. De commissie oordeelt dat de assistente zorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft klaagster gevraagd naar tekenen van een infectie. Toen die er niet waren, vroeg zij klaagster een foto te maken voor een beoordeling door de huisarts. Klaagster drong aan op een afspraak op de praktijk. Zij kreeg alsnog een afspraak om naar de praktijk te komen. Daar is de wond bekeken en opnieuw verbonden. De commissie is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Datum uitspraak: 17-01-2024
Datum publicatie: 24-06-2024
Referentie: 20230083
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Intake/triage

Juist en op tijd behandeld op de huisartsenpost

Klager vindt dat hij direct een consult had moeten krijgen op de huisartsenpost en dat hij niet juist behandeld is.

De klachten van klager worden ongegrond verklaard. De huisarts op de huisartsenpost heeft oogonderzoek gedaan volgens de geldende richtlijnen. Ook is een duidelijk “vangnetadvies” gegeven, hem is goed uitgelegd dat hij de volgende dag terug moest komen als er nog steeds sprake was van pijn. Klager is echter pas drie dagen later opnieuw naar een huisarts gegaan.

Klagers verwijt dat hij niet met spoed een consult kreeg omdat gedacht werd dat hij onder invloed was is ook ongegrond. Klager kwam zelf pas uren later ná de aanvankelijk gemaakte afspraak. Hij is toch binnen een half uur na binnenkomst gezien, hetgeen past binnen de toegekende urgentiecode. Patiënten worden bij een huisartsenpost gezien op basis van urgentie en het kan dus zijn dat er gewacht moet worden. Het kan ook zijn dat mensen die later binnenkomen eerder gezien worden omdat er sprake is van een spoedeisende situatie. Op basis van de verrichte triage was er geen sprake van een dermate urgente situatie dat klager direct gezien moest worden.

Datum uitspraak: 14-03-2024
Datum publicatie: 04-04-2024
Referentie: 20230061
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage

Huisarts hoeft niet aan de telefoon te komen

Klager vindt dat de huisarts aan de telefoon moest komen. De huisarts dacht echter dat klager zou komen voor een consult op de praktijk. Waardoor het misverstand is ontstaan is niet meer vast te stellen.
Uit het medisch dossier blijkt dat aan klager is aangeboden dat hij alsnog naar de praktijk kon komen voor een consult. Klager heeft niet aangetoond dat hem geen consult is aangeboden. Naar het oordeel van de commissie hoefde de huisarts klager niet telefonisch te woord te staan. Klagers klachten zijn telefonisch ook niet te beoordelen, omdat daar een bloeddrukmeting voor nodig is. Dat verweerder klagers vragen niet telefonisch wilde afdoen, is terecht naar het oordeel van de commissie. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 18-12-2023
Datum publicatie: 19-02-2024
Referentie: 20230056
Categorieën: Intake/triage

Te late afspraak (tussenuitspraak)

Voor klachten van uitval was voor klaagster een ambulance gebeld. Er bleek toen ook sprake van een zeer hoge bloeddruk. De huisarts maakte een afspraak voor drie dagen later.

Klaagster belde op de dag van de afspraak op de spoedlijn. Zij had opnieuw klachten en het lukte haar niet om op de afspraak te komen. De huisarts zegt dan de volgende dag op huisbezoek te komen. Klaagster heeft in de avond echter de huisartsenpost gebeld, waarna klaagster in het ziekenhuis wordt opgenomen. Zij blijkt dan een CVA (beroerte) te hebben gehad.

De commissie is van oordeel dat de huisarts niet had mogen wachten met het maken van een afspraak voor drie dagen later. Toen klaagster drie dagen later zei niet naar de afspraak te kunnen komen, had de huisarts diezelfde dag een huisbezoek moeten afleggen. De klacht van klaagster is gegrond.

Klaagster heeft € 25.000,00 aan schadevergoeding gevorderd. De commissie beslist hier nog niet over, maar vraagt aan klaagster om deze schade eerst beter te onderbouwen. Ook raadt de commissie klaagster aan om juridisch advies te vragen bij het onderbouwen van de schadevergoeding.

Datum uitspraak: 11-07-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20220138
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch | Intake/triage

Huisarts niet verantwoordelijk voor advies assistente: hij was die dag niet aanwezig

Klaagster verwijt de huisarts dat haar moeder geen consult kreeg voor een bult in de lies. Drie dagen later bleek zij een een gecompliceerde beklemde liesbreuk te hebben.
De assistente van de huisarts heeft gezegd dat het niet dringend was en dat de patiënt een afspraak kon maken als zij zich beter voelde, dan zou een echo gemaakt worden. Haar werd ook geadviseerd weer contact op te nemen als de klachten erger werden.
Klaagster is niet ontvankelijk in haar klacht, omdat de aangeklaagde huisarts de dag dat de assistente het advies gaf, niet aanwezig was op de praktijk. Een andere huisarts heeft het advies dat de assistente gaf goedgekeurd. Daarmee was die andere huisarts verantwoordelijk voor het gegeven advies door de assistente.
De commissie zegt nog wel dat het gebruikelijk is om bij een liesbreuk eerst af te wachten. Pas bij erger wordende pijn wordt opnieuw beoordeeld.

Datum uitspraak: 13-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230066
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Niet ontvankelijk

Huisarts had een afspraak moeten regelen

Klaagster belde op vrijdag even voor 17.00 uur naar de huisartsenpraktijk. Haar zoon had sinds maandag last van buikpijn. Op maandag had zij ook al gebeld naar de praktijk. Nu had hij ook last van hoofdpijn, gaf over en had pijn bij het zijn kin naar zijn borst brengen. Klaagster wilde dat haar zoon werd onderzocht. De assistente overlegde met de huisarts. Deze belde na de afronding van haar werkzaamheden om ongeveer 18.15 uur naar klaagster. Klaagster nam de telefoon niet op. De huisarts nam zich voor om vanuit huis opnieuw in te loggen en te bellen. Bij het inloggen zag zij dat klaagster met haar zoon naar de huisartsenpost was gegaan.
De commissie is van oordeel dat de huisarts direct nadat zij de informatie van de assistente had ontvangen, een afspraak had moeten regelen. Zij had of zelf de patiënt moeten uitnodigen op de praktijk of zij had hem in moeten sturen naar de huisartsenpost. De huisarts wist dat klaagster die maandag al had gebeld voor haar zoon. Naar het oordeel van de commissie had zij een verband moeten leggen met de klachten van maandag en de klachten waarmee klaagster nu had gebeld.

Assistente had moeten controleren of ouders de uitleg hadden begrepen

De huisarts is als praktijkhouder verantwoordelijk voor het handelen van de assistenten. Op de hoorzitting is het de commissie duidelijk geworden dat de ouders de uitleg van de assistente op de maandag niet goed hebben begrepen. Omgekeerd heeft de assistente ook niet goed begrepen wat de ouders tegen haar hebben gezegd. De commissie is van oordeel dat van een professional mag worden verwacht dat zij controleert of de ander de uitleg ook heeft begrepen. Dat heeft de assistente in dit geval niet gedaan. Ook heeft zij die maandagmiddag niet aan de ouders gevraagd of de klachten nog hetzelfde waren. De huisarts had de assistente naar het oordeel van de commissie hierin beter moeten begeleiden.
De commissie acht de klacht gegrond en wijst een immateriële schadevergoeding (smartengeld) toe van € 1000,00. Ook moet de huisarts het griffierecht van € 125,00 terugbetalen.

Zie uitspraak 20230027.

Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Referentie: 20230026
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Bejegening/communicatie

Huisarts mocht afgaan op informatie van assistente

Klaagster belde maandagochtend vroeg met de huisartsenpraktijk. Haar zoon was ziek. Hij had buikpijn, diarree en moest overgeven. Koorts had hij niet en verder was hij alert. Volgens de triagewijzer had de zoon van klaagster buikgriep. De assistente gaf advies. Als het niet overging of erger werd, kon klaagster opnieuw contact opnemen. En omdat klaagster ongerust was, zou de assistente ook nog even overleggen met de huisarts. Daarover zou zij klaagster terugbellen.

De assistente had om 14.00 uur nog niet teruggebeld. De vader belde met de spoedlijn. Hij werd verzocht om niet daarvoor de spoedlijn te gebruiken en de receptielijn te bellen. Op hetzelfde moment werd klaagster door een andere assistente gebeld. De assistente legde uit dat de huisarts het niet nodig vond om de patiënt te zien. De assistente herhaalde het eerder gegeven advies.

De commissie is van oordeel dat de huisarts mocht afgaan op de informatie die zij van de assistente had gekregen en wat erin het journaal was genoteerd. Er was geen spoed of een reden voor een afspraak op het spreekuur. Dat de ouders die middag hadden gebeld en opnieuw hadden gevraagd om een afspraak, had de assistente niet aan de huisarts doorgegeven. De huisarts kon dat naar het oordeel van de commissie dan ook niet weten. De commissie oordeelt dat de klacht ongegrond is. De huisarts heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts met de wetenschap van dat moment. De commissie wijst de schadevergoeding af.

Zie ook uitspraak 20230026

Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Referentie: 20230027
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch

<Einduitspraak> Assistente van verweerder heeft zorgvuldig gehandeld

Uit de reactie op de tussenuitspraak stelt de commissie vast dat verweerder (huisarts en praktijkouder) (mede)verantwoordelijk is voor een goede organisatie van zijn praktijk. Daaronder valt ook het functioneren van de assistente. De commissie acht de klacht dus ontvankelijk en gaat over op de inhoudelijke behandeling van de klacht. Klager vindt dat de assistente van de huisartsenpraktijk niet goed heeft gehandeld en houdt de huisarts hiervoor verantwoordelijk.
Klager belde op 11 februari 2022 de huisartsenpraktijk. Hij voelde zich beroerd en vroeg om advies. Klager had geen koorts. Vanwege de hoestklachten adviseerde de assistente hem om een Covidtest te doen, en om 112 te bellen bij erge benauwdheid en pijn op de borst. Op 14 februari 2022 belde klager opnieuw vanwege dezelfde klachten. De assistente gaf aan dat een huisbezoek niet mogelijk was, omdat klager tijdelijk op een ander huisadres verbleef. Zij overlegde vervolgens met de dienstdoende huisarts, die geen reden zag voor een consult. Nadat klager diezelfde middag opnieuw naar de praktijk belde, nam de huisarts telefonisch contact met hem op. Klager werd uitgenodigd om de volgende dag naar de praktijk te komen. Een thuisbezoek was ook nu niet mogelijk vanwege de afstand tot de praktijk.
De commissie oordeelt dat de assistente bij al deze gelegenheden zorgvuldig heeft gehandeld. De commissie acht de klacht dus ongegrond, en wijst daarmee ook de gevorderde schadevergoeding van € 25.000 af.

Datum uitspraak: 28-06-2023
Datum publicatie: 15-09-2023
Referentie: 20220144
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Bejegening/communicatie

<Tussenuitspraak> Verweerder verantwoordelijk voor handelswijze assistente?

Klager vindt dat de assistente van de huisartsenpraktijk niet goed heeft gehandeld en dat zijn vaste huisarts (tevens praktijkhouder) hiervoor verantwoordelijk is. De huisarts meent dat hij niet op de handelswijze van de assistente aangesproken kan worden, aangezien hij in die periode niet op de praktijk aanwezig was.

De commissie oordeelt dat zij de huisarts wel beschouwt als eerst verantwoordelijke voor het handelen van de assistente. In de Tussenuitspraak vraagt de commissie aan verweerder om aan te tonen dat niet hij, maar iemand anders uit de huisartsenpraktijk hiervoor verantwoordelijk was.

Lees de einduitspraak voor het vervolg van dit geschil.

Datum uitspraak: 24-04-2023
Datum publicatie: 15-09-2023
Referentie: 20220144
Categorieën: Intake/triage | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

Onvolledig verslag draagt bij aan verkeerde diagnose (Tussenuitspraak)

Klaagster verwijt verweerder dat haar klachten niet goed zijn uitgevraagd en opgetekend. Uit de transcripties van de gevoerde gesprekken blijkt dat de triagist heeft nagelaten om te vragen of er sprake was van koorts. In het dossier is echter opgeschreven dat er geen sprake was van koorts. Tijdens een tweede gesprek, dit keer met de dienstdoende huisarts van verweerder, heeft klaagster wel aangegeven dat zij last had van koude rillingen en dus dacht aan een ontsteking. De dienstdoende huisarts schreef dit echter niet op en vroeg ook niet door. Hij bleef bij de diagnose lage rugpijn, mede ingegeven door de onjuiste verslaggeving van de dag ervoor.
De commissie is van oordeel dat er ook een andere diagnose in overweging genomen had moeten worden. Er is onvoldoende ingegaan op de signalen van koorts – mede door de onjuiste en onvolledige verslaglegging - waardoor een ontsteking als oorzaak van de pijn niet verder is onderzocht. Hierdoor is mogelijk een vertraging opgetreden in de behandeling. De commissie sluit zich hierbij aan en verklaart de klacht van klaagster gegrond. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding hebben partijen een schikking getroffen, waardoor de commissie hierover geen uitspraak heeft gedaan.

Datum uitspraak: 25-08-2022
Datum publicatie: 19-07-2023
Referentie: 20210126
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Intake/triage

Aanvullende voorwaarden wegens verdenking van corona

Klaagster vindt dat verweerster haar onheus heeft bejegend, haar beroepsgeheim heeft geschonden en dat zij klaagsters dochter niet goed heeft onderzocht.
Bij het maken van de afspraak voor klaagsters dochter heeft de assistente daaraan geen voorwaarden gesteld, zoals het doen van een coronatest. Uit het journaal blijkt dat klaagster wel vooraf heeft vermeld dat haar dochter hoestte en last had van veel slijm. Dat verweerster dan alsnog voorwaarden gaat stellen als klaagster er eenmaal is met haar dochter, acht de commissie niet juist. Dat de assistente niet gehandeld heeft volgens het beleid van de praktijk, is immers niet aan klaagster te wijten. Verweerster heeft in het bijzijn van de patiënten in de wachtkamer de verdenking uitgesproken dat de dochter corona zou hebben. Daarmee heeft zij informatie gedeeld die vertrouwelijk was en zo haar beroepsgeheim geschonden. De klacht van klaagster is in zoverre gegrond.
Dat verweerster onvolledig onderzoek gedaan zou hebben, zoals klaagster stelt, is naar het oordeel van de commissie niet het geval. Dat klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 11-07-2023
Referentie: 20220131
Categorieën: Bejegening/communicatie | Beroepsgeheim/privacy | Onderzoek/Behandeling | Intake/triage

Klager voelt zich niet serieus genomen

Klager verwijt verweerder:

Klachtonderdeel 1: dat hij de klachten van patiënte niet serieus heeft genomen.
Tijdens een bespreking van de bloeduitslag, waarbij afwijkende lever- en glucosewaarden werden gevonden, spreekt verweerder met patiënte af om na 3 weken het bloedonderzoek te herhalen en om bij aanhoudende klachten een echo van de buik te maken. De commissie oordeelt dat verweerder op basis van deze laboratoriumuitslagen en van eerdere consulten, geen afwachtend beleid had moeten voeren en direct een aanvullend echo-onderzoek had moeten doen. Zij acht dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 2: dat hij patiënte heeft verwezen naar een gevaarlijke behandelaar.
De commissie kan verweerder volgen in zijn beslissing om patiënte te verwijzen naar polikliniek [naam behandelcentrum]. Naar het oordeel van de commissie is deze behandelaar een reguliere zorgaanbieder waar dermatologen, flebologen en chirurgen samenwerken en indien nodig voor (verdere) behandeling verwijzen naar het ziekenhuis. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 3: dat de assistente van verweerder een spoedafspraak heeft geweigerd.
De commissie begrijpt dat patiënte zich zorgen maakte, maar vindt het aanvaardbaar dat zij twee dagen later een afspraak kreeg, en niet diezelfde dag nog. Patiënte was vlak daarvoor nog beoordeeld op de spoedeisende hulp, waarbij zij reeds Fraxiparine voorgeschreven had gekregen. Tegen die achtergrond oordeelt de commissie dat verweerder voldoende zorgvuldig gehandeld heeft en acht zij dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 4: dat hij het medisch dossier van patiënte achteraf heeft aangepast en niet alles in het medisch dossier noteerde.
De commissie oordeelt dat verweerder heeft gehandeld conform het NHG-referentiemodel & NHG–Tabellen; de episoderegels moeten worden aangepast bij gewijzigde gezondheidsinformatie. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 5: dat hij nooit excuses heeft aangeboden aan patiënte en klager.
Verweerder heeft verschillende pogingen gedaan om in contact te komen met patiënte, maar dat dit niet gelukt is, kan verweerder niet worden verweten. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 30-05-2023
Datum publicatie: 10-07-2023
Referentie: 20230011
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Intake/triage | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Tijdens de visite wordt de hulpvraag onvoldoende onderzocht

Klaagster geeft aan dat zij zich onvoldoende gehoord voelt in haar hulpvraag. In het eerste consult geeft klaagster aan dat benen, voeten, knieën gevoelloos zijn en dat lopen hierdoor lastig is. Klaagster vreest voor bijwerkingen van de coronavaccinatie. In twee opeenvolgende telefonische consulten klaagt zij bij de assistente dat de klachten verergeren en dat zij niet meer kan lopen. Om die reden wordt een visite afgesproken die op 27 december 2021 plaatsvindt. Tijdens de visite vindt geen lichamelijk onderzoek plaats naar de geuite klachten, maar ligt de focus op klaagsters bloeddruk en gezwollen voeten.

De commissie is van oordeel dat verweerder tijdens deze visite proactief had moeten ingaan op de hulpvraag die was neergelegd bij de assistente. Uit het journaal blijkt niet dat dit is gebeurd, zonder dat daarvoor een reden is opgegeven. Klaagsters klacht is gegrond voor zover deze betrekking heeft op het consult van 27 december 2021. De door klaagster gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen, omdat deze schade verband hield met haar ziekte en een latere operatie, die echter niet verwijtbaar zijn aan verweerder.

Datum uitspraak: 15-12-2022
Datum publicatie: 05-01-2023
Referentie: 20220050
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Intake/triage

20210119 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Bij klager was een biopt afgenomen waarna een nabloeding optrad. Klager nam contact op met verweerder, een huisartsenpost, omdat deze dichterbij is dan het ziekenhuis waar hij was behandeld. De triagiste van verweerder heeft aangegeven dat het beleid is dat de postoperatieve nazorg plaatsvindt door het ziekenhuis dat heeft behandeld. Tevens is klager verteld dat indien dit ziekenhuis zou aangeven dat de zorg ook bij verweerder verleend kon worden, hij door een dienstdoende huisarts behandeld kon worden.
Nadat een ingreep of operatie plaatsvindt, is het gebruikelijk dat een patiënt een brief meekrijgt wat te doen als er complicaties optreden. Het is dan gebruikelijk dat de patiënt contact opneemt met de behandelend specialist en buiten kantooruren met de spoedeisende hulp van dat ziekenhuis. Dat is omdat daar de juiste medische kennis aanwezig is. De juiste zorg wordt daarmee op de juiste plek verleend. Het ziekenhuis waar klager behandeld was heeft vervolgens ook aangegeven dat hij naar hen toe moest komen. Klager is niet geadviseerd toch naar verweerder te gaan. Verweerder heeft klager geen zorg geweigerd, maar is nagegaan of er sprake was van een levensbedreigende situatie en heeft aangegeven klager te zullen behandelen als het ziekenhuis daarmee kon instemmen. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 09-08-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Referentie: 20210119
Categorieën: Intake/triage | Informatie over onderzoek/behandeling | Onderzoek/Behandeling

20220020 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat zij slecht behandeld is door verweerster en dat verweerster niet heeft gekeken naar de oorzaak van haar klachten.

Uit het journaal maakt de commissie op dat klaagster op 2 september 2021 voor het eerst een afspraak maakte in verband met huidklachten in haar nek en achter haar oren. Verweerster scheef een crème voor. Op donderdag 28 oktober 2021 wilde klaagster een afspraak maken voor de dag erna. Er was echter alleen nog plek voor spoedafspraken. De assistente heeft uitgevraagd of er sprake was van spoed, waarbij klaagster aangaf dat zij niet belemmerd werd in haar functioneren. Klaagster is vervolgens naar de praktijk gegaan en wilde dezelfde dag gezien worden. Zij is toen in de spreekkamer van verweerster gaan zitten.
De commissie heeft er begrip voor dat klaagster zich zorgen maakte over de huidproblemen, gezien haar voorgeschiedenis van borstkanker. Medisch gezien is naar het oordeel van de commissie niet gebleken dat niet of niet tijdig is gehandeld door verweerster. Klaagster kwam bijna twee maanden na het eerste consult met het verzoek om een nieuw consult. De assistente heeft uitgevraagd of de klachten klaagster belemmerden. Dat was niet het geval. Er was op dat moment geen sprake van medische spoed, klaagster kreeg het advies koelzalf te gebruiken totdat er wel een afspraak mogelijk was.
Uit het journaal blijkt niet dat klaagster heeft besproken dat zij zich grote zorgen maakte of dat zij erg bang was. Bij het beoordelen van het handelen van verweerster gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. De commissie gaat er dan ook van uit dat klaagster bij het maken van de afspraak niet voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij angstig was en zich grote zorgen maakte in verband met de hormoontherapie die zij kreeg. Er was dan ook geen reden om met spoed een afspraak in te plannen. Door goed uit te vragen is naar het oordeel van de commissie zorgvuldig genoeg gehandeld door (de assistente van) verweerster.
De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 12-07-2022
Datum publicatie: 26-07-2022
Referentie: 20220020
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Bejegening/communicatie

20210003 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerder een onjuiste inschatting heeft gemaakt van de acute problemen bij klager waardoor de diagnose hartinfarct is gemist. Na het eerste telefonisch contact met klager op 10 oktober 2020 is een afspraak gemaakt voor een consult. Na onderzoek is de dienstdoende huisarts van mening dat er sprake is van maagklachten en dat er geen cardiale oorzaak is voor de klachten van klager. De commissie is van oordeel dat de dienstdoende huisarts van verweerder op dat moment tot deze diagnose kon komen, alles meewegende en omdat de klachten atypisch voor hartklachten waren.

Klager belde de nacht erna rond half vijf opnieuw met verweerder. Aan klager werd verteld dat hij niet op dat moment gezien hoefde te worden, maar extra maagzuurremmers moest nemen. Eventueel kon hij wel om 8.00 uur ’s ochtends terecht. Uit de transcriptie van het gevoerde gesprek met de triagist van verweerder bleek dat opnieuw gedacht werd aan maagklachten. Klager vroeg echter meermaals om gezien te worden en vertelde dat de klachten erger waren dan de dag ervoor. Hij gaf aan dat de pijn erger was, dat hij kortademig was, hij was zweterig en klam en dat hij niet dacht dat het zijn maag was. De commissie is van oordeel dat de triagist tijdens het tweede gesprek sturend is geweest bij het samenvatten en aangeven wat de klachten waren, sturend in de richting van de maagklachten. Klager geeft echter tijdens het gesprek aan dat de klachten erger zijn dan de dag ervoor, dat hij niet denkt dat het zijn maag is en ook dat hij kortademig en zweterig is. Deze klachten waren er de dag ervoor niet. Hij geeft als pijnscore aan 10,8,9. Klager wil daarbij dat er een visite plaatsvindt.

Bij een patiënt met in zijn voorgeschiedenis hartklachten, die in korte tijd voor de tweede keer belt, is de commissie van oordeel dat klager gezien had moeten worden. Zelfs al was er op dat moment geen sprake geweest van een hartinfarct, de klachten van klager waren dusdanig heftig, met veel pijn, dat hem niet gevraagd had moeten worden meer dan drie uur te wachten op een consult. Er is naar het oordeel van de commissie teveel doorgegaan op de klachten van de dag ervoor, toen klager ook contact opnam met verweerder. Bij een patiënt die niet bekend is, zoals dat op een huisartsenpost gebeurt, is het nog meer van belang dan bij de patiënten die de eigen huisarts kent, alert te zijn en te waken voor tunnelvisie. Bij het tweede contact was er onvoldoende oog voor nieuwe signalen. De klachten wezen niet allemaal eenduidig op een hartinfarct. De pijn werd bijvoorbeeld omschreven als branderig. Aan de andere kant was duidelijk dat er sprake was van een taalbarrière en dat klager wel ernstige klachten had en veel pijn. Er had ook sprake kunnen zijn van bijvoorbeeld een complicatie bij de eerder vastgestelde maagklachten. Dit maakt dat de commissie van oordeel is dat klager op korte termijn gezien had moeten worden.

Klager vordert € 950,00 smartengeld, kwijtschelding van het griffierecht en de eigen bijdrage voor toevoeging van € 152,00. De commissie stelt voorop dat klager geen griffierecht heeft betaald. De gevraagde kwijtschelding is reeds om die reden niet aan de orde.
De immateriële schadevergoeding wordt door klager onderbouwd met de zin “al was het maar omdat cliënt zich achteraf moet realiseren dat hij er wellicht niet meer zou zijn geweest als hij 112 niet had gebeld”. In artikel 6:106 BW is een drietal gronden opgenomen om te komen tot toekenning van smartengeld. Voor zover hier relevant gaat het dan om de categorie van iemand die ‘op een andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Onder deze categorie wordt begrepen ‘geestelijk letsel’. Uit de rechtspraak volgt echter dat enkel ervaren spanning onvoldoende is, er moet sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dat daarvan sprake is, is door klager geenszins gesteld of onderbouwd. Ook overigens is door klager geen andere aantasting van zijn persoon onderbouwd gesteld. Daarmee wordt niet toegekomen aan smartengeld en moet de commissie dit deel van de gevorderde schade afwijzen. Voorts vordert klager een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, bestaande uit de eigen bijdrage van zijn toevoeging. Uit artikel 6:96 lid 2 BW volgt dat ook als schade voor vergoeding in aanmerking kan komen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Dit deel van de vordering van klager komt voor toewijzing in aanmerking. Verweerder zal daarmee worden veroordeeld tot betaling van € 152,00 aan klager.

Datum uitspraak: 12-08-2021
Datum publicatie: 28-09-2021
Referentie: 20210003
Categorieën: Diagnose | Intake/triage | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20200079 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat verweerder (een huisartsenpost) op meerdere punten tekort is geschoten in de zorgplicht en dat er bij juiste medische zorg een grotere overlevingskans was geweest van haar echtgenoot, de patiënt.

Op 17 mei 2019 vond een visite plaats. Volgens verweerder vond de dienstdoende huisarts het verstandig dat de patiënt werd opgenomen, maar dat hij opname weigerde. In het waarneembericht is niet vastgelegd dat hem een opname is geadviseerd en dat de patiënt dit zelf niet wilde. Tevens is niet vastgelegd op basis waarvan hij compos mentis geacht werd.
De commissie is van oordeel dat als een patiënt in zo’n ernstige toestand verkeert dat opname gewenst is en de patiënt weigert dit, dit goed vastgelegd moet worden: op welke gronden de patiënt weigert, wat geadviseerd is en hoe gewaarschuwd is voor eventuele gevolgen. Tevens dient vastgelegd te worden op basis waarvan beoordeeld wordt dat de patiënt in staat is zijn wil te bepalen en niet delirant is bijvoorbeeld. Tevens dient in dat geval een follow up te worden afgesproken, waarbij vinger aan de pols wordt gehouden. Een patiënt die niet meewerkt alleen wijzen op een eigen verantwoordelijkheid tot het innemen van de medicatie, is daartoe naar het oordeel van de commissie niet voldoende, temeer omdat de patiënt die dag zijn medicatie al eerder niet had ingenomen. Bij het beoordelen van het handelen van verweerder gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het waarneembericht. Het waarneembericht is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke bron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Alle bovengenoemde punten zijn niet vastgelegd in het waarneembericht. Daarmee kan de commissie ook niet vaststellen dat het gegaan is zoals verweerder stelt. Gezien het belang van een goede verslaglegging, komt dit voor risico van verweerder.
Op 19 mei 2019 belde klaagster opnieuw met verweerder. Uit de overlegde transcripties van de gevoerde gesprekken blijkt dat klaagster verward was en de gestelde vragen door de triagiste niet goed kon beantwoorden. De commissie vindt dat er sprake is van onvoldoende zorg, om de telefonische contacten geen vervolg te geven. Duidelijk was dat de toestand van de patiënt op vrijdag al zorgelijk was. Bij het opnieuw bellen door klaagster was duidelijk sprake van veel stress. Daar er op vrijdag al geen duidelijke follow up afspraken waren gemaakt, was het van belang zelf de regie in handen te houden en poolshoogte te gaan nemen.
De commissie is van oordeel dat reeds op vrijdag 17 mei 2019 meer gedaan had moeten worden om de patiënt op te laten nemen. Ook voor de zondag erop is de commissie van oordeel dat verweerder onvoldoende de regie heeft genomen. Er had een ambulance gestuurd kunnen worden, dan wel een visite gereden kunnen worden om de toestand van de patiënt te beoordelen. De commissie verklaart de klacht van klaagster gegrond.

De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. Er zijn alleen begrafeniskosten gevorderd. Van belang voor de beoordeling of sprake is van geleden schade is de vraag of de begrafeniskosten niet zouden zijn gemaakt zonder de gemaakte fout. De commissie is van oordeel dat gezien de algehele conditie waarin de patiënt verkeerde, hij ook met het handelen van verweerder weggedacht, op korte termijn zou zijn overleden. De begrafeniskosten die zijn gevorderd, zouden daarmee op korte termijn hoe dan ook gemaakt zijn. Deze kosten kunnen dan ook niet worden toegewezen. Het handelen dan wel nalaten van verweerder heeft wel gezorgd voor extra stress bij klaagster waarbij zij tevens haar overleden man heeft moeten vinden. Het overlijden van klaagsters echtgenoot was haar niet bespaard gebleven, de gang van zaken in het weekend van 17-19 mei 2019 had echter wel prettiger kunnen verlopen. Er is echter geen immateriële schade gevorderd, waardoor de commissie dergelijke schade ook niet kan toewijzen.

Datum uitspraak: 19-05-2021
Datum publicatie: 30-06-2021
Referentie: 20200079
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Intake/triage

20200096 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat de dienstdoende huisarts geen visite heeft afgelegd bij haar vader in de nacht. Klaagster denkt dat als de patiënt eerder zou zijn gezien, eerder duidelijk was wat hij had en eerder medicijnen had kunnen krijgen.
Uit de transcriptie van het gevoerde gesprek tussen de verzorgende en de triagiste van verweerder is naar het oordeel van de commissie gebleken dat juist is gehandeld op basis van de informatie die op dat moment bekend was. De patiënt gaf aan dat de pijn meeviel, er zou gestart worden met pijnstilling, hij beschikte over een urinaal en twee uur later zou contact opgenomen kunnen worden met de eigen huisarts. Onder die omstandigheden was het verdedigbaar dat niet op dat moment visite werd gereden. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.

Daarnaast verwijt klaagster verweerder dat in de klachtbemiddeling geen mogelijkheid is geboden om het opgenomen telefoongesprek tussen de medewerker van het verzorgingshuis en de triagiste van verweerder te beluisteren.
Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel heeft de geschillencommissie in het bijzonder acht geslagen op Hoofdstuk 5 van de KNMG-richtlijn (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) Omgaan met medische gegevens, Beeld- en geluidsopnamen. Klaagster is nabestaande en niet de patiënt zelf. Daarnaast betrof het een gesprek met de verzorgende van het verzorgingshuis en niet met de patiënt zelf. Op grond hiervan heeft klaagster geen formele rechten om het gevoerde gesprek ook zelf te beluisteren. Tijdens de procedure heeft verweerder echter alsnog aangeboden aan klaagster dat zij het gesprek in aanwezigheid van de klachtenfunctionaris kan beluisteren. Voorzover dit nog een zelfstandig klachtonderdeel is gaat de commissie ervan uit dat dit klachtonderdeel is opgelost gezien het gedane aanbod.

Datum uitspraak: 20-05-2021
Datum publicatie: 30-06-2021
Referentie: 20200096
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Medisch dossier

20200068 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat zij onjuist is bejegend door de triagiste van verweerder. Ook vindt zij het onterecht dat er in de wachtkamer drie mensen voorgingen, terwijl zij met ernstige klachten wachtte.

De commissie heeft de geluidsopnamen beluisterd die zijn gemaakt van de gevoerde gesprekken met de triagiste. Hieruit is niet op te maken dat klaagster onjuist is bejegend. De telefonische afwikkeling was naar behoren en conform de NTS, de Nederlandse Triage Standaard. Vragen naar wat de hulpvraag is van een patiënt, is een gebruikelijke vraag. De vraag dient om te achterhalen wat de spoedeisendheid is bij klachten die er al langer zijn, waarom er op dat moment gebeld wordt naar een huisartsenpost en waarom niet gewacht kan worden op een consult bij de eigen huisarts. Dergelijke vragen dienen tevens om de urgentie te bepalen; kan het wachten, kan het telefonisch afgedaan worden, is een consult nodig, een visite of zelfs het sturen van een ambulance.
Bij een huisartsenpost, waar spoedzorg wordt verleend die niet kan wachten tot de volgende werkdag, worden patiënten niet geholpen op volgorde van binnenkomst. Zij worden geholpen op basis van urgentie, bepaald onder meer via de triage volgens de NTS. Het is daarom mogelijk dat patiënten die later binnenkomen, eerder worden geholpen. De commissie begrijpt dat het vervelend is geweest voor klaagster dat zij moest wachten, maar dit betekent niet dat haar klachten niet serieus zijn genomen. Dit betekent alleen dat er iemand voor haar was met een hogere urgentie. Ook uit het waarneembericht van de dienstdoende huisarts van verweerder kan de commissie niet opmaken dat de klachten van klaagster niet serieus zijn genomen. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 11-01-2021
Datum publicatie: 11-04-2021
Referentie: 20200068
Categorieën: Bejegening/communicatie | Intake/triage

20200003 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Het standpunt van klager dat (de triagiste en dienstdoende huisarts van) verweerder signalen van huiselijk geweld niet volgens de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling hebben afgewikkeld wordt niet weersproken door verweerder. Daarmee acht de commissie de klachtonderdeel 1 van klager gegrond.

Verweerder is vervolgens alsnog overgegaan tot het doen van een melding aan Veilig Thuis (VT). Klager vindt dat verweerder daarnaast ook een gesprek aan had moeten gaan met de moeder van zijn zoon. Een gesprek met betrokkenen is een van de stappen uit de meldcode, alvorens over te gaan tot een melding, vindt klager. Volgens verweerder wordt, omdat verweerder een spoedpost is, een dergelijk gesprek gevoerd wordt door VT en niet door de spoedpost.
Het stappenplan van de Meldcode gaat uit van meerdere contacten met een patiënt. Dat ligt anders bij eenmalige contacten zoals op een huisartsenpost of spoedeisende hulp, het is dan niet mogelijk alle stappen te zetten. Een huisartsenpost dient dan ook een Meldcode te implementeren die specifiek ingaat op de te zetten stappen bij een eenmalig contact. Dat kan bijvoorbeeld door de vervolgstappen in handen te leggen van de eigen huisarts of VT. De commissie is niet bekend met hoe verweerder de Meldcode heeft geïmplementeerd in de eigen organisatie. Het voeren van gesprekken door (een dienstdoende huisarts van) verweerder is naar het oordeel van de commissie echter niet de taak van verweerder. Klachtonderdeel 2 van klager is ongegrond.

Datum uitspraak: 18-08-2020
Datum publicatie: 23-12-2020
Referentie: 20200003
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch

20190081 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerder, een huisartsenpost, onvoldoende zorg heeft verleend op zondag 17 maart 2019. Ook vraagt klager zich af of de patiënt gezien had moeten worden door de dienstdoende huisarts en niet alleen door de Physician Assistant in opleiding (PAio).

Tijdens het consult dat de PAio had met de patiënt was er sinds vier dagen sprake van koorts van boven de 40 graden ondanks maximale pijnstilling zonder dat er een oorzaak gevonden werd voor het ziek zijn. Daarnaast had de patiënt veel pijn, maakte hij een zieke indruk en was er sprake van een gevoelig abdomen (buik). Verder was er sprake van een derde contact met verweerder in korte tijd en was klager erg bezorgd over de patiënt.
In het waarneembericht is geen “E”-regel opgenomen en geen differentiaaldiagnose. Er is geen urineonderzoek gedaan, zoals de NHG Standaard “Kinderen met koorts” voorschrijft.
De commissie is van oordeel dat in een casus als deze, onder deze omstandigheden, waarbij sprake is van een ernstig ziek kind, met meerdere dagen hoge koorts, er een derde contact is in korte tijd, vader erg ongerust is, er sprake was van een gevoelige buik en het feit dat er al maximale pijnstilling werd toegepast, sprake had moeten zijn van alertheid op ernstige problematiek. Onder deze omstandigheden is de commissie tevens van oordeel dat niet had kunnen worden volstaan met een beoordeling door de PAio, maar dat ook de dienstdoende huisarts de patiënt had moeten beoordelen. De klacht van klager is daarmee gegrond.

De commissie heeft bij verweerder opgevraagd wat het beleid/kader was ten aanzien van het zelfstandig handelen van de PA en de PAio. Daarmee doelde de commissie op de schriftelijke functionele afspraken tussen verweerder en de PA, waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden overeengekomen zijn. Ook heeft de commissie verzocht om een kopie van de afspraken die gemaakt zijn over de taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheid en wijze van supervisie met een PAio. Verweerder heeft aangegeven dat ten tijde van het onderzoek van de patiënt door de PAio geen werkafspraken werden gehanteerd waarin de verantwoordelijkheden tussen de PAio en de begeleidende HAP-huisartsen nader waren geduid of uitgewerkt. Een goede samenwerking tussen de verschillende zorgverleners is van belang om gezamenlijk verantwoorde zorg te kunnen bieden. Noodzakelijk daarvoor is dat een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de zorgverleners wordt gemaakt waarin de gemaakte samenwerkingsafspraken worden vastgelegd. Bij het opstellen van een verantwoordelijkheidsverdeling dienen de aandachtspunten uit de KNMG-handreiking “Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg” in acht genomen te worden.
De commissie is van oordeel dat ten tijde van het consult met de patiënt onvoldoende duidelijk was wat de verantwoordelijkheden en zelfstandige bevoegdheden waren van de PAio. Evenmin was vastgelegd in welke situaties de dienstdoende huisarts geraadpleegd diende te worden. Dit leidt ertoe dat de commissie van oordeel is dat een juiste en adequate zorg door de PAio onvoldoende was geborgd.

Datum uitspraak: 09-03-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Referentie: 20190081
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Intake/triage | Organisatorisch

20190111 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat zij door onzorgvuldig handelen van de huisartsenpost onnodig kosten heeft gemaakt voor ambulancevervoer door niet meteen naar de juiste locatie te zijn verwezen.
Voor de beoordeling van deze klacht heeft de geschillencommissie in het bijzonder acht geslagen op de NHG standaard Acuut Coronair Syndroom (ACS): “Ook patiënten met een ACS bij wie bij aankomst de klachten zijn verdwenen, verwijst de huisarts met spoed per ambulance.”
Klaagster heeft ’s nachts de HAP gebeld met hartklachten. Zij is erna thuis onderzocht door een ambulancebroeder, die een ECG heeft gemaakt. De volgende dag heeft klaagster de HAP gebeld met nieuwe klachten. De triagist heeft haar naar de HAP in [plaats] laten komen. Na onderzoek is zij verwezen naar de Eerste Hart Hulp-afdeling in [plaats] waarnaar zij per ambulance is vervoerd. De kernvraag van het geschil is of de triagist van verweerder klaagster bij het tweede telefonische contact terecht naar de HAP in [plaats] heeft laten komen of dat zij naar de HAP in [plaats] verwezen had moeten worden, omdat de triagist op de hoogte was van de eerste melding.
De commissie oordeelt dat de klacht van klaagster ter zake ongegrond is. In de eerste plaats is onweersproken dat verweerder als vast – en voor de commissie begrijpelijk – beleid heeft om patiënten in te delen aan de hand van de postcode van hun woonadres. In dit geval hoefde geen uitzondering gemaakt te worden, omdat de diagnose bij het telefonische contact met de triagist nog niet vast stond. Bij onderzoek op de HAP kon een Acuut Coronair Syndroom niet worden uitgesloten. Klaagster is overgebracht naar de Eerste Hart Hulp afdeling in [plaats] omdat in [plaats] op dat moment geen nieuwe patiënten werden opgenomen. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder zorgvuldig en volgens de geldende regels gehandeld.
Nu het geschil ongegrond is komt de commissie niet toe aan de vraag of klaagster feitelijk schade heeft geleden, waarbij dan ook andere ziektekosten in het betreffende jaar en de mogelijke vergoeding door de verzekeraar meegerekend zouden moeten worden

Datum uitspraak: 09-03-2020
Datum publicatie: 15-06-2020
Referentie: 20190111
Categorieën: Intake/triage | Verwijzing

20190050 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

20190050 Samenvatting geschillencommissie huisartsenzorg
Klaagster verwijt verweerder dat de triagist van de Huisartsenpost haar klachten van hooikoorts niet serieus heeft genomen en haar een verkeerd advies heeft gegeven.
De commissie oordeelt dat verweerder het verzoek van klaagster voor een persoonlijk consult terecht heeft geweigerd. Uit het waarneembericht van verweerder en de transcriptie van het gesprek is volgens de commissie voldoende komen vast te staan dat de triage conform de Nederlandse Triage Standaard heeft plaatsgevonden. De triagist heeft een (ABCD) veiligheidscheck gedaan, de urgentie-indicatie kon op U5 worden bepaald en klaagster is terugverwezen naar haar eigen huisarts met als vangnet dat zij bij aanhoudende klachten opnieuw contact kon opnemen. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 04-11-2019
Datum publicatie: 11-11-2019
Referentie: 20190050
Categorieën: Intake/triage | Bejegening/communicatie

20180107 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is van mening dat de dienstdoende huisarts en triagiste van verweerder de diagnose appendicitis hebben gemist. Klaagster denkt dat bij eerder handelen de gevolgen minder ernstig zouden zijn geweest.
Op zichzelf behoeft het missen van de juiste diagnose –als dit al vast komt te staan- niet doorslaggevend te zijn voor het slagen van de klacht. De klacht is pas gegrond als vast komt te staan dat de wijze waarop verweerder tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. De door klaagster ingediende klacht over de gemiste diagnose moet uitsluitend worden beoordeeld in het licht van wat er ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen bekend was en bekend kon zijn. Dit betekent dat bij de beoordeling van het handelen van de dienstdoende huisarts geen rekening kan worden gehouden met hetgeen later bekend werd. Ook achteraf valt niet vast te stellen dat tijdens het consult al sprake was van een blindedarmontsteking. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 25-06-2019
Datum publicatie: 31-07-2019
Referentie: 20180107
Categorieën: Diagnose | Intake/triage

20180127 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster voelt zich niet serieus genomen door verweerder en er heeft geen directe verwijzing naar het ziekenhuis plaatsgevonden.

Er zijn twee contactmomenten tussen klaagster en verweerder (een huisartsenpost) geweest: een telefonisch contact dat geëindigd is in een zelfstandig advies van de triagiste en –een dag later- een consult bij de dienstdoende huisarts van verweerder.
Klaagster had rugpijn door een val. De triagiste heeft terecht als ingangsklacht genoteerd ‘trauma rugletsel’. Niet te rijmen valt dat vervolgens is ingevuld ‘trauma: nee’. Dit heeft tot gevolg gehad dat er een lagere urgentiewaardering plaatsvond, namelijk U5 in plaats van U3, waardoor klaagster niet daaropvolgend is gezien door (een huisarts van) verweerder. Dit maakt dat de commissie van oordeel is dat de klachten van klaagster onvoldoende serieus zijn genomen zodat de klacht in zoverre gegrond is.

De commissie stelt vast dat de dienstdoende huisarts bij het tweede contact klaagster heeft verwezen voor een röntgenfoto naar het ziekenhuis.
De dienstdoende huisarts heeft daar geen datum of dag aan heeft gekoppeld en evenmin een terugkomadvies. Ook de gedachtegang van de dienstdoende huisarts waarom het maken van een foto geen directe haast had in zijn opinie, ontbreekt in het waarneembericht. Het ware –vanuit zijn professionele rol- beter geweest als de dienstdoende huisarts regie had behouden op de vervolgstappen.
In het verweer wordt verwezen wordt naar NHG-standaarden en richtlijnen (onder andere de richtlijn osteoporose) die op de situatie van klaagster niet van toepassing zijn. Een en ander laat twijfels bestaan over het toepassen van het juiste beoordelingskader in deze zaak. Dit maakt de klacht voor dit contactmoment echter niet gegrond. Immers, de dienstdoende huisarts heeft klaagster verwezen voor een röntgenfoto.

Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 04-07-2019
Referentie: 20180127
Categorieën: Intake/triage | Verwijzing | Bejegening/communicatie

20180141 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Volgens klager heeft de triagiste van huisartsenpost zijn minderjarige broer niet juist behandeld door niet afdoende te reageren op het ziektebeeld, de urgentie niet goed in te schatten en onprofessioneel en onbeleefd gedrag te vertonen. De commissie is van oordeel dat de triage naar behoren is uitgevoerd. De patiënt is binnen een half uur na binnenkomst op de HAP behandeld. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het klachtonderdeel met betrekking tot de bejegening is gegrond. De commissie oordeelt dat ook in gespannen situaties van medewerkers mag worden verwacht dat zij zich professioneel opstellen.

Datum uitspraak: 12-06-2019
Datum publicatie: 19-06-2019
Referentie: 20180141
Categorieën: Intake/triage | Bejegening/communicatie

20180095 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over weigering van huisbezoek door HAP ongegrond. Bij de triage zijn passende vragen gesteld; HAP kon in redelijkheid beslissen dat klager zelf naar de post kon komen, eventueel door zich te laten rijden. Klacht over de klachtafhandeling gegrond, want onzorgvuldig gedaan.

Datum uitspraak: 25-02-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180095
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch

20180146 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klachten: a) telefonische weigering om de HAP te bezoeken, b) slechte telefonische bereikbaarheid HAP, c) onzorgvuldige klachtafhandeling door HAP. Ad a: triagiste heeft voldoende uitvraag gedaan en kon conform richtlijnen tot de weigering komen. Ad b: slechte bereikbaarheid onvoldoende weersproken. Ad c: afhandeling klacht ontijdig en onzorgvuldig. Klachten B en C gegrond

Datum uitspraak: 17-04-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180146
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch

20180126 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager klaagt erover dat de assistente van de huisarts de klachten van klager niet serieus heeft genomen, waardoor niet direct is ontdekt dat klagers enkel was gebroken. Bij de beoordeling slaat de commissie acht op de NHG standaard enkelband letsel. De assistente heeft de NHG standaard enkelband letsel gevolgd. Omdat klager zijn voet kon belasten en de dag ervoor had gelopen, was een fractuur conform de Ottowa Ankle Rules onwaarschijnlijk. De gebruikelijke gang van zaken is dan rust geven en na twee dagen, als de zwelling is afgenomen, opnieuw beoordelen wat de oorzaak is van de pijn. Dat kan pas goed op dat moment, omdat de zwelling dan zal zijn verminderd en beter te onderzoeken is wat er aan de hand is. Nu klager niet is verschenen op de afspraak die na het eerste telefonische consult is gemaakt en ook in december 2017 niet heeft aangegeven dat hij nog (erge) klachten had, is het ook niet verwijtbaar aan huisarts dat de enkelbreuk niet eerder is ontdekt. De klacht is ongegrond en de gevorderde schadevergoeding is daarmee ook afgewezen.

Datum uitspraak: 18-03-2019
Datum publicatie: 17-04-2019
Referentie: 20180126
Categorieën: Intake/triage | Onderzoek/Behandeling

20180108 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager klaagt over de bejegening tijdens een telefonisch contact en een consult met de huisartsenpost. Klager voelde zich niet geholpen tijdens het telefonisch contact en had het gevoel dat een groepje mensen om de triagiste heen stond die hem zouden hebben uitgelachen. Uit niets blijkt dat klager niet serieus is genomen. Uit het waarneembericht en de overlegde transcripties van de gevoerde gesprekken blijkt dat de triagiste klager meerdere keren terug heeft gebeld en heeft aangeboden een ambulance te sturen. Klager heeft dit geweigerd en heeft aangegeven dat hij zelf naar de HAP zou toekomen. Evenmin is aantoonbaar gemaakt dat klager zou zijn uitgelachen door medewerkers van de huisartsenpost. De klacht is in zoverre ongegrond. Klager klaagt er ook over dat hij niet binnen twintig minuten gezien is door een arts toen hij op de huisartsenpost aankwam. Daarover heeft klager eerst bij de geschillencommissie geklaagd. Dat een klacht(onderdeel) eerst wordt behandeld door een klachtenfunctionaris is een voorwaarde voor het kunnen voorleggen aan de geschillencommissie. Met inachtname van artikel 7 lid 1 sub b van het Reglement Geschillencommissie Huisartsen en artikel 21 lid 1 sub c Wkkgz verklaart de commissie klager niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

Datum uitspraak: 21-01-2019
Datum publicatie: 21-02-2019
Referentie: 20180108
Categorieën: Bejegening/communicatie | Intake/triage | Niet ontvankelijk

20180011 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over inadequate behandelingen afgewezen. Triage afgenomen; voldoende notie genomen van klachten van patiënte. Nadien polsklachten goed onderzocht, waarna verwijzing naar specialist. Idem tijdige verwijzing voor rugklachten. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 13-09-2018
Datum publicatie: 09-01-2019
Referentie: 20180011
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Verwijzing

20180039 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht: Medewerkers van de huisartsenpost (HAP) hebben niet zorgvuldig gehandeld en niet goed naar klager geluisterd. Klager meent dat zijn hartinfarct voorkomen had kunnen worden. In de periode 9, 10 en 11 oktober is meerdere keren contact geweest tussen klager en de HAP. Bij de eerste twee contacten is de commissie van oordeel dat juist gehandeld is door de betreffende dienstdoende huisartsen. Toen klager de derde keer contact opnam, had de triagiste naar het oordeel van de commissie tenminste overleg moeten voeren met de dienstdoende huisarts. De klacht is daarmee gegrond. Klager vordert ook een schadevergoeding van € 25.000,--. Naar het oordeel van de commissie staat onvoldoende vast en is er door klager onvoldoende causaal verband aangetoond tussen het handelen dan wel nalaten van verweerster en het optreden van schade. Zelfs indien de triagiste in de nacht van 11 oktober 2017 overleg had gevoerd met een dienstdoende huisarts en er andere adviezen zouden zijn gegeven aan klager, staat niet vast dat het beloop dan anders zou zijn geweest. De gevorderde schadevergoeding wordt daarom afgewezen.

Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 19-09-2018
Referentie: 20180039
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage

2017 G37 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Tussenuitspraak. Klaagster heeft op de spoedlijn van de huisartsenpost (HAP) gebeld. Klaagster vindt dat de HAP onzorgvuldig heeft gehandeld omdat de klachten die ze tijdens het telefoongesprek met de huisartsenpost heeft aangeven niet juist zijn ingeschat. Klaagster heeft aangegeven dat ze pijn op de borst had, die ze omschreef als brandend, met uitstraling naar rug en beide armen. Uit de transcriptie volgt dat het een niet soepel lopend gesprek was waarbij de triagiste vaker vragen heeft moeten herhalen. Klaagster is niet direct gezien maar haar is een consult aangeboden 2,5 uur later. Op basis van haar klachten, haar voorgeschiedenis en het feit dat er kennelijk sprake van was dat klaagster zich niet goed kon uitdrukken, had zij naar het oordeel van de commissie direct gezien moeten worden en niet pas 2,5 uur later. De klacht is gegrond.
Klaagster vraagt ook schadevergoeding. De commissie stelt klaagster in de gelegenheid haar schade nader te onderbouwen.

Datum uitspraak: 06-03-2018
Datum publicatie: 05-06-2018
Referentie: 2017 G37
Categorieën: Intake/triage | Onderzoek/Behandeling

2017 G51 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Ongegronde klacht over weigering spoedvisite. Assistente heeft op grond van triage-richtlijnen bepaald dat er geen sprake was van zodanige spoedeisendheid dat spoedvisite noodzakelijk was. Huisarts heeft beslissing assistente geaccordeerd.
Klacht over onterecht beëindiging van de behandelovereenkomst gegrond. KNMG richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’. Geen sprake van zodanige gewichtige reden dat huisarts kon overgaan tot beëindiging van de behandelrelatie, nu niet is te achterhalen en vast te stellen wat precies is gezegd in gewraakte gesprek over geweigerde visite. Zorgvuldigheidseisen niet in acht genomen.

Datum uitspraak: 21-02-2018
Datum publicatie: 26-02-2018
Referentie: 2017 G51
Categorieën: Intake/triage | Beëindiging arts - patiëntrelatie

2017 G56 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager heeft contact opgenomen met de praktijk van de huisarts met toenemende pijnklachten bij de maagstreek en steken bij het hart met het doel de huisarts te zien. Onduidelijk is om welke reden er niet direct een afspraak is gemaakt of waarom er niet later teruggebeld is. Het niet gehonoreerde verzoek om een consult of visite ten gevolge van miscommunicatie binnen de praktijk van de huisarts valt onder diens verantwoordelijkheid. Klager was bekend met nierstenen en gaf ook aan daar zelf aan te denken. In een dergelijk voorkomend geval is het gebruikelijk een afspraak te maken. De huisarts heeft ook erkend dat het niet goed is gegaan rondom de aanvraag van een consult die dag. In zoverre is de klacht gegrond. De commissie is om die reden van oordeel dat het door klager betaalde griffierecht ad € 50,00 ten laste van de huisarts komt.

Datum uitspraak: 12-02-2018
Datum publicatie: 20-02-2018
Referentie: 2017 G56
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Bejegening/communicatie

2017 G21 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is op een vrijdagmorgen naar de praktijk van de huisarts gegaan met hoofdpijnklachten en ook verschilden zijn pupillen in grootte. Er is geen overleg geweest met de huisarts en evenmin is er iets in het dossier vermeld. De huisarts meent dat de triage door de assistente aan de balie niet goed is verlopen. Zij vindt dat er in elk geval overleg met haar had moeten plaatsvinden over de toestand van klager. Een dergelijk overleg in de toestand waarin klager verkeerde, wel gebruikelijk. De commissie is het hiermee eens en verklaard de klacht gegrond. De commissie stelt vast dat de huisarts na hetgeen klager is overkomen maatregelen heeft getroffen om de praktijkvoering te verbeteren. Of deze afdoende zijn is niet aan de commissie om in deze zaak te beoordelen.

Datum uitspraak: 14-11-2017
Datum publicatie: 17-11-2017
Referentie: 2017 G21
Categorieën: Intake/triage | Medisch dossier | Onderzoek/Behandeling