Beroepsgeheim, maar toch citeren uit het medisch dossier

Klager heeft meerdere klachtonderdelen ingediend. Hij klaagt als nabestaande van zijn overleden vrouw.

Klager verwijt de huisarts dat hij in mei 2022 zijn handen niet wilde ontsmetten en ook geen mondkapje wilde dragen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Op grond van de toen geldende richtlijnen was het niet verplicht een mondkapje te dragen. Of verweerder wel of niet zijn handen heeft ontsmet, is door de commissie niet meer vast te stellen. Wel gaat de commissie ervan uit dat verweerder als professional de normale hygiëne in acht genomen zal hebben.

Klager verwijt de huisarts dat hij niet direct na het ontslag van patiënte uit het ziekenhuis op in december 2022 contact opnam en dat hij in februari 2023 weigerde op huisbezoek te komen toen patiënte al op sterven lag.
De huisarts beroept zich op zijn beroepsgeheim. Ter onderbouwing van zijn verweer noemt hij echter wel informatie en data uit dat medisch dossier en geeft in eigen bewoordingen aan wat zich heeft afgespeeld. De commissie constateert daarmee dat verweerder zich beroept op zijn beroepsgeheim, maar dat beroepsgeheim feitelijk doorbreekt door wel data te noemen en aan te geven wat zich heeft afgespeeld in die dagen. Datgene wat verweerder prijsgeeft, is ontlastend voor hem. Het schept verwarring door wel te noemen wat ontlastend is, maar het medisch dossier niet in te brengen.
Klager en de huisarts spreken elkaar tegen. Voor de commissie is daarom niet vast te stellen wie de waarheid spreekt. Door geen volledige inzage te geven in het dossier, kan de commissie niet toetsen of hetgeen de huisarts stelt juist is. De commissie baseert zich bij haar beoordeling van de klacht niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op het gegeven dat moet worden vastgesteld welke feiten golden. En deze feiten zijn hier door de commissie niet vast te stellen, waardoor niet vast is komen te staan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. De commissie verklaart deze klachtonderdelen eveneens ongegrond.

Datum uitspraak: 11-12-2024
Datum publicatie: 17-06-2025
Referentie: 20240066
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

Persoonsgegevens onterecht gedeeld

Verweerder is een huisartsenorganisatie. Klaagster vindt dat verweerder sinds 2022 haar patiëntrechten, privacy en vertrouwen heeft geschonden. Ook is misbruik gemaakt van persoonsgegevens en is onjuiste informatie aan derden verstrekt.

De commissie is van oordeel dat klaagsters klacht op alle onderdelen gegrond is. Klaagster was geen chronisch patiënt en is niet onder behandeling geweest bij een praktijkondersteuner (POH). Om die reden zijn declaraties hiervoor onterecht gedaan. Ook zijn klaagsters gegevens tevens ten onrechte gedeeld met bedrijven die deze rekeningen verwerkten. Voor het delen van deze gegevens was geen noodzaak en daar was bovendien geen toestemming voor.

Datum uitspraak: 12-06-2024
Datum publicatie: 06-08-2024
Referentie: 20230140
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

Geen te late verwijzing

Klager klaagt als nabestaande van zijn echtgenote. Hij verwijt de huisarts dat hij niet eerder verwezen heeft bij hoestklachten. Klagers echtgenote overleed aan een longtumor.
Verweerder heeft een longfoto laten maken, toen de patiënt met hoestklachten bij hem op het spreekuur kwam. Daarop waren geen afwijkingen zichtbaar. Omdat verweerder het toch niet vertrouwde vond vervolgens een longfunctieonderzoek plaats. Toen dit afwijkend was, heeft verweerder verwezen naar de longarts. Deze verwijzingen zijn sneller ingezet dan de richtlijnen voorschrijven.

De afspraak bij de longarts duurde twee maanden, er waren lange wachttijden door corona. Het was beter geweest als de huisarts had geprobeerd de afspraak eerder te laten plaatsvinden. Dit is niet voldoende om de klacht gegrond te verklaren, omdat het niet zeker was dat een snellere afspraak zou lukken en omdat er al lange wachttijden waren. Bovendien leek het waarschijnlijk dat er sprake was va COPD, omdat de medicijnen hiervoor werkten. De klacht is ongegrond.
Ook de overige klachten van klager worden ongegrond verklaard, deze gingen over bejegening en beroepsgeheim.

Datum uitspraak: 14-05-2024
Datum publicatie: 01-08-2024
Referentie: 20230104
Categorieën: Verwijzing | Bejegening/communicatie | Beroepsgeheim/privacy

Klager wil dat niemand zijn medisch dossier kan inzien zonder zijn toestemming

Op grond van de wet mogen rechtstreeks bij de behandeling betrokkenen zonder toestemming het dossier inzien. De huisarts, maar ook een assistente en een praktijkmanager worden aangemerkt als rechtstreeks bij de behandeling betrokken.

Een patiënt heeft het recht bezwaar te maken tegen inzage of gegevensuitwisseling. Dat heeft klager gedaan ten aanzien van inzage door klagers zus. De huisarts heeft maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat klagers zus geen inzage zou hebben in zijn medisch dossier. Op deze wijze is naar het oordeel van de commissie voldaan aan de bezwaren bij klager.

Een verdergaande verplichting, waarbij niemand inzage heeft zonder toestemming, is er naar het oordeel van de commissie niet; dat is niet alleen technisch niet uitvoerbaar, maar zorgt er ook voor dat de huisarts dan niet kan voldoen aan haar zorgplicht. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 12-06-2024
Datum publicatie: 01-08-2024
Referentie: 20230153
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

Aanmelding bij de crisisdienst

Klager verwijt de huisarts dat zij hem zonder toestemming heeft aangemeld voor psychische zorg. Volgens klager heeft hij hierdoor een hersenbloeding gekregen.

Klager is niet aangemeld voor psychische zorg, zoals hij stelt, maar de huisarts heeft overlegd met de crisisdienst. Na dat overleg heeft de crisisdienst besloten klager te gaan beoordelen. Het is aan de crisisdienst om in te schatten welke actie nodig was, zij zijn daarvoor de deskundigen.

Uit het medisch dossier blijkt dat klager vaak belde, aangaf suïcidaal te zijn en ook aankondigde anderen in gevaar te gaan brengen. Verweerster heeft op grond van de geldende richtlijnen de afweging gemaakt dat er bij klager sprake was van gevaar voor zichzelf dan wel voor anderen en heeft om die reden overleg gevoerd met de crisisdienst. Het behoort tot verweersters zorgplicht deskundige hulp in te schakelen indien zij vreest voor het leven van een patiënt dan wel van anderen. Dat eerst geprobeerd wordt hier toestemming voor te verkrijgen is wel van belang. Of dit gebeurd is blijkt niet uit het journaal. De commissie acht dit echter onvoldoende om de klacht van klager gegrond te verklaren, omdat aannemelijk is geworden dat klager gevaarlijke uitlatingen deed en geen hulp op andere wijze, zoals behandeling, wilde accepteren.

De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 12-03-2024
Datum publicatie: 04-04-2024
Referentie: 20230103
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Informatie in verwijsbrief niet van belang voor de behandeling

De huisarts heeft in een verwijsbrief meer informatie uit het medisch dossier meegestuurd dan nodig was. Bij de diagnose PTSS (Posttraumatische stressstoornis) stond informatie over de daders vermeld. Klaagster had geen toestemming gegeven om deze informatie te delen. In de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’, staat dat in een verwijsbrief alleen die informatie mag worden meegestuurd, die belangrijk is voor de behandeling. De commissie is van oordeel dat de huisarts dit niet zorgvuldig heeft gedaan en acht dit klachtonderdeel gegrond.

De commissie begrijpt dat het meesturen van deze informatie gevolgen heeft gehad voor klaagster. De commissie wijst daarom een immateriële schadevergoeding (smartengeld) toe op basis van redelijkheid en billijkheid van € 1000,00.

De commissie kan niet oordelen over de inhoud en wijze waarop een gesprek is gevoerd

Volgens klaagster had de assistente van de huisarts tegen haar had geroepen: “O die ken ik, die heeft borderline”. De assistente heeft deze informatie uit het dossier van klaagster gehaald. Als de assistente dit zo heeft gezegd, vindt de commissie dit niet juist. Maar de commissie kan niet met zekerheid vaststellen dát het ook is gezegd. Zij is geen getuige geweest van dit gesprek. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Niet duidelijk is of de verwarring van achternamen ook heeft plaatsgevonden

Klaagster zegt dat haar medisch dossier is verwisseld met dat van haar schoonzus omdat zij dezelfde achternaam dragen. Klaagster kan echter niet aantonen dat de verwisseling van de achternamen ook heeft plaatsgevonden. De commissie acht dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

Datum uitspraak: 20-11-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230087
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Geen nieuwe verwijzing

Klaagster verwijt de huisarts dat hij haar niet wilde verwijzen naar een specialist in het ziekenhuis.

Uit het medisch dossier bleek dat klaagster al bij meerdere specialisten was geweest voor dezelfde klachten: 3 orthopeden en een neurochirurg. Door al deze specialisten was geen verklaring voor haar pijnklachten gevonden. De commissie is van oordeel dat het niet nodig was dat de huisarts nog een vijfde keer verwees. Dat de huisarts klaagsters fysiotherapeut vertelde dat er al vaker verwezen was, vindt de commissie terecht. De fysiotherapeut is ook een behandelaar, die moet weten welke behandelingen al hebben plaatsgevonden, zodat ook hij op een juiste wijze kan behandelen. En om onnodig verder onderzoek te voorkomen.

Datum uitspraak: 21-08-2023
Datum publicatie: 22-11-2023
Referentie: 20220118
Categorieën: Verwijzing | Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

Geen eigen onderzoek door huisarts nodig

Klager heeft vijf klachten ingediend tegen de huisarts. De klachten zijn alle vijf ongegrond verklaard.

De eerste klacht gaat erover dat klager vindt dat de huisarts klagers voet zelf had moeten onderzoeken. De commissie is van oordeel dat het niet nodig was dat de huisarts ook nog zelf onderzoek deed omdat klagers voet al was onderzocht door een collega huisarts en door een huisarts in opleiding. Het was voldoende dat werd besproken wat er verder zou gaan gebeuren, zoals een afspraak met een podotherapeut.

De tweede klacht van klager gaat erover dat de huisarts niet met klager wilde spreken over andere klachten dan over het medisch dossier. Het is echter niet vast komen te staan dat aan klager was toegezegd dat er over andere klachten gesproken zou worden.

In de kamer waar het consult met klager plaatsvond stond een ventilator. Klager vindt als derde klacht dat het gebruik van een ventilator in coronatijd al maanden daarvoor door diverse instanties was verboden. Er was in die tijd geen sprake van een verbod, er werden alleen adviezen gegeven. Er is naar het oordeel van de commissie ook niet in strijd gehandeld met deze adviezen.

Klager verwijt in zijn vierde klacht de huisarts dat hij geen rekening heeft gehouden met zijn privacy, omdat de huisarts met hem praatte vanuit de deuropening. De behandelkamer waarin klager zat stond niet in verbinding met de wachtruimte of entree. Er was daarmee geen direct contact met anderen mogelijk. Klagers privacy kon daarom niet worden geschonden.

Ten vijfde verwijt klager de huisarts dat hij in 2021 geen BIG-nummer op zijn website had staan, zoals wettelijk verplicht is. In het Registratiebesluit BIG is bepaald dat er een BIG-nummer op de website vermeld moet staan. De ingangsdatum van dat besluit van 1 januari 2021 is echter in verband met de coronacrisis opgeschoven. In 2023 is bekend gemaakt dat het BIG-nummer op een website vermelden niet meer hoeft. Dat de huisarts in 2021 geen BIG-nummer op zijn website had staan is daarom niet klachtwaardig.

Datum uitspraak: 13-09-2023
Datum publicatie: 19-10-2023
Referentie: 20230003
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Organisatorisch | Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

Aanvullende voorwaarden wegens verdenking van corona

Klaagster vindt dat verweerster haar onheus heeft bejegend, haar beroepsgeheim heeft geschonden en dat zij klaagsters dochter niet goed heeft onderzocht.
Bij het maken van de afspraak voor klaagsters dochter heeft de assistente daaraan geen voorwaarden gesteld, zoals het doen van een coronatest. Uit het journaal blijkt dat klaagster wel vooraf heeft vermeld dat haar dochter hoestte en last had van veel slijm. Dat verweerster dan alsnog voorwaarden gaat stellen als klaagster er eenmaal is met haar dochter, acht de commissie niet juist. Dat de assistente niet gehandeld heeft volgens het beleid van de praktijk, is immers niet aan klaagster te wijten. Verweerster heeft in het bijzijn van de patiënten in de wachtkamer de verdenking uitgesproken dat de dochter corona zou hebben. Daarmee heeft zij informatie gedeeld die vertrouwelijk was en zo haar beroepsgeheim geschonden. De klacht van klaagster is in zoverre gegrond.
Dat verweerster onvolledig onderzoek gedaan zou hebben, zoals klaagster stelt, is naar het oordeel van de commissie niet het geval. Dat klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 11-07-2023
Referentie: 20220131
Categorieën: Bejegening/communicatie | Beroepsgeheim/privacy | Onderzoek/Behandeling | Intake/triage

De feitelijke onderbouwing ontbreekt

Klager verwijt verweerder dat hij hem heeft uitgelachen tijdens een consult en medische informatie heeft doorgespeeld aan de tandartsenpraktijk. Verweerder zou op zijn collega’s hebben ingepraat en hen hebben overgehaald ook corrupt te zijn.
De klachten bestrijken een periode waarin klager patiënt was bij de huisarts over wie hij klaagt. Klager heeft niet aangetoond, noch is uit de onderliggende stukken en het journaal gebleken, dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. De klachten missen iedere feitelijke grondslag. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing van de klachten kan verweerder niet adequaat reageren en kan de commissie niet toetsen of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. De commissie is daarom van oordeel dat de klachten van klager ongegrond zijn.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 11-07-2023
Referentie: 20220150
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie

Beroepsgeheim geldt noch voor patiënt, noch voor gemachtigde

Klaagster verwijt de huisarts dat deze ten onrechte geen of onvoldoende inzage heeft gegeven in haar medisch dossier, zowel aan klaagster zelf als aan haar gemachtigde.
Op grond van de geldende wetgeving is de huisarts echter verplicht een afschrift van het gehele medische dossier te verstrekken aan klaagster. Het beroepsgeheim, waarop de huisarts zich beroept, is niet aan de orde naar de patiënt zelf, noch naar haar advocaat. Als haar gemachtigde treedt de advocaat namelijk op als een verlengstuk van de patiënt, en dus niet als een derde partij. Bovendien heeft de advocaat van klaagster de reden van haar verzoek meer dan voldoende toegelicht.

De commissie acht de klacht dus gegrond. De huisarts moet de eigen bijdrage voor de rechtsbijstand aan klaagster vergoeden, evenals het door klaagster betaalde griffierecht.

Datum uitspraak: 13-04-2023
Datum publicatie: 30-04-2023
Referentie: 20220124
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy

Goedbedoelde, maar onterechte diagnose

Klaagster verwijt verweerder dat hij de inhoud van de WLZ-aanvraag niet heeft besproken en dat hij zonder medeweten van klaagster een aanvullende brief aan het CIZ heeft verzonden met daarin de diagnose vasculaire dementie. Hierdoor is klaagster op een gesloten afdeling opgenomen. Uit de stukken en het journaal maakt de commissie op dat de huisarts inderdaad een CIZ-aanvraag heeft gedaan voor een opname in het verpleeghuis en dat hij een aanvulling heeft gestuurd waarin hij stelde dat er sprake was van vasculaire dementie. Uit het journaal blijkt niet dat de huisarts deze diagnose heeft besproken met klaagster (of haar dochter), noch dat hij haar op de hoogte heeft gesteld van de aanvullende verklaring.

De commissie is van oordeel dat verweerder onterecht de diagnose dementie heeft gesteld.
Zij veronderstelt dat verweerder het goed bedoeld heeft, met als doel een snelle opname van klaagster in het verpleeghuis. Ook een verzwaring van een diagnose met dit doel dient echter met de patiënt zelf besproken te worden. De commissie verklaart de klacht van klaagster gegrond.

Datum uitspraak: 22-03-2023
Datum publicatie: 29-04-2023
Referentie: 20220097
Categorieën: Diagnose | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Informatie over onderzoek/behandeling

Heeft andermans informatie geleid tot onnodig onderzoek?

Klager verwijt zijn voormalige huisarts dat zij voor de behandeling van zijn liesbreuk aan het ziekenhuis informatie van een andere patiënt heeft verstrekt. Hij meent dat als gevolg van de onjuiste informatie diverse onderzoeken zijn uitgevoerd die niet noodzakelijk waren.
De commissie stelt vast dat klager verwezen is voor een liesbreukoperatie, en treft in de verwijzing ook andere informatie aan, waaronder de zinsnede “menstruatie nu niet.” Hoe deze informatie hier terecht is gekomen, is voor de commissie niet na te gaan. Verweerster beschikt niet meer over het medisch dossier, aangezien haar praktijk is beëindigd. Klager heeft geweigerd een afschrift van zijn medisch dossier op te vragen bij zijn huidige huisarts, hoewel het zijn patiëntrecht is om dit te doen. Nu hij dit weigert, draagt hij ook zelf de consequentie van die keuze.

Omdat de commissie niet beschikt over het medisch dossier, kan zij ook niet nagaan of hierin informatie over een andere patiënt is beland. Evenmin kan de commissie nagaan om welke reden het ziekenhuis heeft besloten om aanvullende onderzoeken te doen. De commissie acht het zeer onwaarschijnlijk dat klager enkel door de tekst in de verwijsbrief onderzoeken heeft ondergaan die hij bij een juiste tekst niet zou hebben gekregen. Klager werd immers duidelijk verwezen voor een liesbreuk. De behandelend specialist neemt vervolgens een eigen anamnese af en beslist wat het beleid zal zijn en welke eventuele vervolgonderzoeken noodzakelijk zijn. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 28-03-2023
Datum publicatie: 29-04-2023
Referentie: 20220082
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Verwijzing

Ouder wil beter geïnformeerd worden over medische situatie dochter

Klager heeft bij de huisarts aangegeven dat hij beter geïnformeerd wil worden over de medische situatie van zijn dochter (12 jaar), aangezien moeder deze informatie onvoldoende met hem deelt. Hij wenst vaker en vollediger inzicht in het dossier, en klaagt dat zijn toestemming niet is gevraagd op momenten dat dit wel had moeten gebeuren. Verweerster beroept zich op de KNMG-wegwijzer, die stelt dat het aan de gezagdragende ouders is om elkaar hierover te informeren.

Deze stelregel geldt echter niet als de arts aanwijzingen heeft dat de niet-aanwezige ouder een andere mening over de behandeling heeft. De geschillencommissie oordeelt dat deze uitzondering hier van toepassing is. Klager heeft immers in een e-mail expliciet aangegeven dat de arts er niet van kan uitgaan dat moeder ook namens hem spreekt. Onder deze omstandigheden moet de arts beide ouders apart informeren, behalve wanneer acuut medisch ingrijpen nodig is. Daarvan is slechts in één van de benoemde voorbeelden sprake, en dus acht de commissie de klacht (deels) gegrond. De door klager gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.

Datum uitspraak: 16-02-2023
Datum publicatie: 16-04-2023
Referentie: 20220056
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Het beroepsgeheim belemmert een vaststelling van de feiten

Klaagster klaagt als nabestaande van haar overleden broer. Zij verwijt de huisarts dat deze niet de noodzakelijke zorg heeft geleverd aan de patiënt, niet de medische gegevens heeft aangeleverd bij de ambulant begeleider, dat zij communicatief heeft gefaald en het overlijden van de patiënt niet op de juiste wijze heeft afgehandeld. De huisarts weerspreekt de stellingen van klaagster en beroept zich op haar beroepsgeheim. Ter onderbouwing van haar verweer verstrekt ze echter wel inzage in een aantal passages uit het medisch dossier en geeft in eigen bewoordingen aan wat zich heeft afgespeeld.

De commissie constateert daarmee dat verweerster zich enerzijds beroept op haar beroepsgeheim, maar anderzijds dat beroepsgeheim feitelijk doorbreekt door bepaalde passages vrij te geven. De commissie vindt het verwarrend dat zij wel noemt wat ontlastend is, maar niet de overige informatie uit het journaal ontsluit. Klaagster en verweerster spreken elkaar tegen, en doordat de commissie geen inzage krijgt in het dossier, kan zij niet vaststellen welke feiten hebben plaatsgevonden en of de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld. Louter om die reden wordt de klacht ongegrond verklaart, niet omdat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerster.

Datum uitspraak: 22-03-2023
Datum publicatie: 06-04-2023
Referentie: 20220067
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20220022 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat er zonder zijn toestemming persoonlijke gegevens uit zijn medisch dossier telefonisch zijn verstrekt.

Door verweerster is aangegeven dat haar assistente klager heeft willen helpen door de medewerkster van de crisisopvang te woord te staan en te bevestigen wat klager de medewerkster van de opvang zelf had verteld. Voor meer informatie dan dat heeft zij de medewerkster van de opvang echter om een (schriftelijke) toestemmingsverklaring van klager verzocht. Voor het bevestigen van de door de [opvang] medewerkster gegeven informatie was aan klager geen toestemming gevraagd, noch verkregen. Ook blijkt er niet van een grond om het beroepsgeheim te doorbreken. Daarmee is dit klachtonderdeel gegrond. Verweerster ziet in dat het achteraf beter was geweest als de assistente de door de medewerkster van de opvang gegeven informatie niet had bevestigd. De kwestie is dan ook aanleiding geweest voor een aangescherpte werkwijze, waarbij door derden gedeelde informatie pas wordt bevestigd na schriftelijke toestemming van de patiënt.
Niet is vast komen te staan dat verweerster klager daarmee heeft willen schaden. Dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

Datum uitspraak: 09-11-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Referentie: 20220022
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

20210061 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klagers zijn van mening dat klaagster, 16 jaar, niet behandeld had moeten worden door de POH-GGZ.
Dat de POH-GGZ niet bekwaam zou zijn, is de commissie niet gebleken. Binnen de huisartsenzorg is het gebruikelijk dat een patiënt bij psychische problemen gezien wordt door een POH-GGZ om een beter beeld van de klachten te krijgen, de mogelijk nodige behandeling vast te stellen en verdere begeleiding te verlenen. Het is aan de POH-GGZ om in te schatten van welke problematiek sprake is en de ernst ervan, voordat er eventueel wordt verwezen naar GGZ. Klaagster stelt dat zij al bij aanvang van de gesprekken heeft gezegd dat zij suïcidale gedachten had. Verweerster ontkent dit. Nu klaagster en verweerster elkaar tegenspreken, is voor de commissie niet vast te stellen wie de waarheid spreekt. Nu beiden het medisch dossier niet hebben ingebracht, kan de commissie de juistheid van de stelling van klaagster niet toetsen. De commissie is van oordeel dat klachtonderdeel 1 ongegrond is.

Klagers zijn van mening dat er onterecht een melding gedaan is bij Veilig Thuis.
Verweerster geeft aan dat zij op 8 maart 2021 Veilig Thuis heeft gebeld voor advies. Dat is een mogelijkheid binnen stap 2 van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De commissie maakt niet op uit hetgeen verweerster stelt in haar verweer dat er sprake was van een verdenking van huiselijk geweld of mishandeling. Wel was er sprake van psychische problemen bij klaagster en van “een opvoedingsklimaat” dat moeilijk was. Ook wilde verweerster klager betrekken bij de gesprekken die met de POH-GGZ plaatsvonden. Dat een medewerker van Veilig Thuis vervolgens op de praktijk kwam en deelnam aan een gesprek met klaagster, haar moeder en verweerster was niet conform de stappen uit de Meldcode. Verweerster stelt dat zij verrast was dat er direct een medewerker kwam van Veilig Thuis. Verweerster is echter verantwoordelijk voor hoe het gesprek op de praktijk verliep en had zelf de regie kunnen houden, door aan te geven dat zij alleen een adviesgesprek wilde. De stappen van de Meldcode zijn niet op de juiste wijze doorlopen. Veilig Thuis heeft kennelijk aangenomen dat er reeds een melding werd gedaan, terwijl verweerster aangeeft dat zij alleen een adviesgesprek had gewild. Verweerster is verantwoordelijk te houden voor deze gang van zaken. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 gegrond.

Klagers zijn van mening dat niet besloten had mogen worden dat klaagster een nacht bij een vriendin zou doorbrengen. Klager stelt, dat er druk is uitgeoefend en dat klaagsters moeder is overgehaald om in te stemmen
Klaagster en haar moeder hebben beide ingestemd met het laten logeren van klaagster bij een vriendin, om een time-out te kunnen nemen van de thuissituatie. Als klager stelt dat zijn echtgenote niet in staat was om weerwoord te geven, had klager zelf aanwezig moeten zijn bij dit gesprek. De beslissing van dat moment is genomen door moeder en klaagster gezamenlijk, waarbij verweerster dit tevens verantwoord vond. De commissie tekent daarbij aan dat klaagster 16 jaar oud is en zelf in staat is haar wil te bepalen. De commissie verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.

Datum uitspraak: 31-03-2022
Datum publicatie: 12-04-2022
Referentie: 20210061
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Beroepsgeheim/privacy

20210029 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht bestaat uit 5 onderdelen die verband houden met twee anonieme meldingen bij Veilig Thuis en vervolgens een zelfstandige melding van verweerster (waarnemend huisarts) zelf.
Klaagster verwijt verweerster het niet hebben willen onderzoeken van de kinderen op tekenen van mishandeling, het afgaan op onjuiste mededelingen van de ex-partner van klaagster, het niet toepassen van het beginsel van hoor en wederhoor, het verstrekken van het medisch dossier van de zoon aan ex-partner en het doen van een melding aan Veilig Thuis zonder enige grondslag. Klaagster vordert een materiële schadevergoeding van
€ 15.000,00 vanwege de door klaagster betaalde advocaatkosten en een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 voor de onrust die verweerster heeft veroorzaakt.

De commissie is van oordeel dat verweerster zich als een goed zorgverlener heeft gedragen en uiterst zorgvuldig te werk is gegaan. Zij heeft telkens weloverwogen gehandeld en zorgvuldige afwegingen gemaakt in haar contacten met en over het gezin van klaagster naar Veilig Thuis. Zij heeft daarbij meerdere keren advies gevraagd aan collega’s en deskundigen van de KNMG en Veilig Thuis. Zij heeft aantoonbaar vele pogingen gedaan om klaagster te bereiken maar klaagster heeft er zelf voor gekozen niet te reageren. Verweerster heeft het stappenplan van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld goed gevolgd. Verweerster was gerechtigd de ex-partner het medisch dossier van de zoon te verstrekken omdat hij (mede) belast is met het ouderlijk gezag over de zoon.
De commissie verklaart de klacht van klaagster in alle onderdelen ongegrond en wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 08-03-2022
Referentie: 20210029
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Medisch dossier | Niet ontvankelijk

20210058 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klachtonderdeel 1: Klager vindt dat het te lang (weken) duurde voordat verweerster toegang had tot het digitale dossier.
Uit de stukken maakt de commissie op dat de vorige huisarts van klager het dossier niet (digitaal) heeft overgedragen, ook niet nadat de assistente daar nogmaals om verzocht heeft bij de vorige huisarts. Bericht werd dat de vorige huisarts niet beschikte over het medisch dossier van klager. Klager beschikte echter zelf over zijn dossier en heeft dit zelf aan verweerster ter beschikking gesteld. Dat verweerster het medisch dossier niet ontving van de vorige huisarts, is niet verwijtbaar aan verweerster, daarbij beschikte klager zelf over zijn dossier. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.

Klachtonderdeel 2: Klager vindt dat het te lang duurde voor hij kon worden ingeschreven bij de apotheek van zijn keuze waardoor hij geen medicatie kreeg.
Bij inschrijving in de praktijk van verweerster heeft klager op het inschrijfformulier aangegeven een voorkeur te hebben voor apotheek [naam] in [woonplaats klager]. Ook gaf hij toestemming voor uitwisseling van gegevens.
Door de assistente is bij inschrijving ook aangegeven aan klager dat hij gebruik kon blijven maken van zijn apotheek in [woonplaats klager]. Later wordt klager echter verteld dat de praktijk samenwerkt met een vaste apotheek in [plaats praktijk verweerster]. Het recept voor de op 16 februari 2021 voorgeschreven medicatie werd vervolgens gestuurd naar een andere (derde) apotheek in [woonplaats klager].
Ingevolge artikel 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) regels vast met betrekking tot de informatieverplichting van zorgaanbieders. In de Regeling transparantie zorgaanbieders is bepaald in artikel 4 lid 6 dat de zorgaanbieder in geval van doorverwijzing voor vervolgzorg de consument zo objectief mogelijk adviseert. Daarbij wijst de zorgaanbieder de consument op zijn keuzevrijheid. In artikel 6 van genoemde regeling is bepaald dat het niet is toegestaan de consument te misleiden, in de toelichting wordt het voorbeeld van het belemmeren van de vrije keuze genoemd door een huisarts die stelt alleen medicijnen bij een bepaalde apotheek te kunnen afhalen. De huisarts mag de consument de toegang tot een andere apotheek niet ontzeggen en mag evenmin de suggestie wekken dat er geen keuze mogelijk is.
Op grond van bovenstaande is het de huisarts niet toegestaan om een patiënt te verplichten gebruik te maken van een bepaalde apotheek en heeft een patiënt vrije keuze. Klager heeft een apotheek van zijn keuze doorgegeven bij inschrijving. Desondanks ontstond verwarring over deze vrije keuze en over naar welke apotheek het recept gestuurd zou worden. Dit is uiteindelijk naar een verkeerde (derde) apotheek gestuurd. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 gegrond.

Klachtonderdeel 3: Klager vindt dat een verwijzing werd geweigerd.
Tijdens het consult van 16 februari 2021 heeft klager aangegeven verwezen te willen worden naar [naam GGZ-instelling]. Er is naar het oordeel van de commissie niet geweigerd te verwijzen, maar werd eerst gepoogd de hulpvraag van klager verder te onderzoeken. Hierna was contact niet meer mogelijk en liep daarna niet goed meer. De commissie verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.

Klachtonderdeel 4: Klager vindt dat zijn dossier zonder toestemming werd gedeeld met klagers nieuwe huisarts en apotheek.
Op het inschrijfformulier waarmee klager zich inschreef bij de praktijk van verweerster heeft klager toestemming gegeven voor opvragen van gegevens bij zijn vorige apotheek en het ziekenhuis. Klager heeft op dit inschrijfformulier -anders dan zoals verweerster stelt- géén toestemming gegeven voor uitwisseling van informatie met andere apotheken, noch met zijn nieuwe huisarts, de opvolgend huisarts van verweerster. Verweerster heeft ook geen andere documenten overgelegd waar deze toestemming uit af te leiden valt. De commissie verklaart klachtonderdeel 4 gegrond.

Klager verzoekt naast beoordeling van zijn klacht om toekenning van een bedrag van € 1.000,00,-- aan materiële en immateriële schadevergoeding. Klager heeft niet onderbouwd waardoor hij schade heeft geleden en hoe hoog die schade was. Nu klager ook niet reageerde door repliek in te dienen heeft klager de mogelijkheid tot een nadere onderbouwing voorbij laten gaan. De commissie wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 19-01-2022
Datum publicatie: 31-01-2022
Referentie: 20210058
Categorieën: Medisch dossier | Medicijnen | Verwijzing | Beroepsgeheim/privacy | Onderzoek/Behandeling

20210074 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerster zonder toestemming heeft gepraat met de Raad voor de Kinderbescherming. Lopende de procedure heeft klager nog aangegeven dat verweerster ook zonder toestemming contact heeft opgenomen met [naam centrum voor dagbesteding voor kinderen met een verstandelijke beperking].

Verweerster heeft aangegeven dat zij verplicht is informatie te geven als de Raad voor de Kinderbescherming verzoekt om informatie. Het verdient de voorkeur betrokkenen toestemming te vragen. De commissie stelt vast dat verweerster dit ook heeft gedaan. Klager heeft die toestemming ook gegeven. Daarnaast stelt de commissie vast dat verweerster niet meer informatie heeft verstrekt dan noodzakelijk was. De klacht van klager dat verweerster zonder toestemming heeft gesproken met de Raad voor de Kinderbescherming is daarmee ongegrond. Naar het oordeel van de commissie had verweerster wel zorgvuldiger vast kunnen leggen in het journaal welke stappen uit de KNMG Meldcode kindermishandeling en huishoudelijk geweld zijn gevolgd en hoe deze zijn gevolgd. Dit is echter onvoldoende om de klacht gegrond te verklaren.

Klager heeft ook gesteld dat verweerster zonder toestemming contact heeft opgenomen met [naam centrum voor dagbesteding voor kinderen met een verstandelijke beperking]. Verweerster wist van de lange wachtlijsten en behandelstop voor autismeonderzoek. Klager wilde dergelijk onderzoek echter wel graag. Om die reden heeft verweerster voorgesteld eerst navraag te doen of autismeonderzoek ook mogelijk was bij [naam centrum voor dagbesteding voor kinderen met een verstandelijke beperking]. Uit de door klager overgelegde geluidsopname is op te maken dat ook voor dat contact toestemming is gegeven. Ook dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

Datum uitspraak: 20-01-2022
Datum publicatie: 31-01-2022
Referentie: 20210074
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

20210051 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder het herhaaldelijk schenden van zijn beroepsgeheim. Daarnaast vindt klager dat verweerder hem zijn klachtrecht heeft willen ontnemen.

De commissie stelt allereerst vast dat verweerder medische informatie (delen van het journaal) van klager heeft verstrekt aan het scheidsgerecht waar hij een procedure voerde tegen zijn collega-huisarts. Ook in een procedure bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege heeft verweerder medische informatie verstrekt over klager door het voorlezen van journaalregels. Verweerder stelt dat er geen sprake is van een schending van het beroepsgeheim omdat hij medische informatie mag verstrekken aan zijn advocaat, nu deze ook een geheimhoudingsplicht heeft en optreedt als een verlengde arm van verweerder zelf.

Hoewel in zijn algemeenheid juist stelt de commissie echter vast dat de informatie die verstrekt is niet alleen aan de advocaat van verweerder is verstrekt maar ook aan het scheidsgerecht en het tuchtcollege. Zij vallen niet onder de op het geldende beroepsgeheim genoemde uitzonderingen. Daarbij is irrelevant of die informatie door de advocaat of door verweerder zelf is verstrekt nu immers de advocaat als verlengde arm van verweerder optreedt. Daarmee is medische informatie van klager zonder zijn toestemming verstrekt aan derden (de leden van het scheidsgerecht en de leden van het tuchtcollege) in het kader van een procedure waarbij klager geen partij was. De commissie verklaart dit klachtonderdeel van klager gegrond.

Klager stelt daarnaast dat verweerder hem zijn klachtrecht heeft proberen te ontnemen. Het enkele feit dat klagers klacht behandeld wordt door de geschillencommissie, geeft aan dat klagers klachtrecht hem niet is ontnomen.

Klager wil dat aan verweerder een disciplinaire maatregel wordt opgelegd. De Wkkgz voorziet niet in een bevoegdheid van de geschillencommissie om maatregelen op te leggen.
Klager vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 of de kosten voor zijn behandeling m.b.t. door verweerder veroorzaakte stress en eventuele hieruit voortvloeiende inkomstenderving tot een maximum van € 25.000,00. Deze bedragen zijn niet onderbouwd, bijvoorbeeld middels facturen van de ondergane behandelingen. Ook heeft klager geen causaal verband aangetoond dat de stressklachten (en de behandelingen die hij hiervoor moest ondergaan) alsmede de gederfde inkomsten werden veroorzaakt door de schending van het beroepsgeheim door verweerder. De commissie wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 14-12-2021
Datum publicatie: 26-01-2022
Referentie: 20210051
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Niet ontvankelijk

20210026 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat verweerster onrechtmatig medische gegevens heeft verstrekt aan een derde en haar daarvan niet op de hoogte heeft gesteld. Klaagster geeft aan dat haar zus, eveneens patiënt bij verweerster, wilde wisselen van huisarts en daarvoor haar medisch dossier heeft opgevraagd. Klaagster stelt dat haar zus het medisch dossier van klaagster heeft meegekregen en niet dat van haarzelf. Klaagsters zus heeft daardoor kennisgenomen van een door klaagster ondergane abortus, hetgeen geleid heeft tot veel problemen voor klaagster binnen haar familie.

Verweerster geeft aan dat zij het medisch dossier van klaagsters zus nodig heeft om goed verweer te kunnen voeren en dat klaagsters stellingen anders feitelijke grondslag missen. Verweerster geeft aan dat er geklaagd wordt over aantekeningen over klaagster die zijn gemaakt in het dossier van klaagsters zus en dat dit dossier daarom nodig is voor het voeren van verweer.

De commissie is van oordeel dat niet relevant is of het dossier van klaagster is verstrekt aan haar zus, dan wel dat er aantekeningen over klaagster zijn gemaakt in het dossier van klaagsters zus. Uit de stukken overlegd in deze procedure blijkt namelijk dat verweerster een datalek heeft gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegeven en dat excuses zijn gemaakt door verweerster. Dit blijkt uit een e-mail van 3 december 2020 van verweerster. Vast staat daarmee dat gegevens over klaagster bekend zijn gemaakt aan derden, hetgeen in strijd is met het beroepsgeheim. Indien er geen gegevens terecht zouden zijn gekomen bij derden, had verweerster immers ook geen datalek hoeven melden. De klacht van klaagster is daarmee gegrond.

De formele stelling van verweerster dat het dossier van klaagsters zus nodig is voor het vaststellen van de gegrondheid van de klacht van klaagster, acht de commissie dan ook onbegrijpelijk. Er zijn onderliggende stukken dat er in elk geval gegevens zijn verstrekt aan derden die niet verstrekt hadden mogen worden. Het past dan niet te volstaan met de stelling dat klaagster dit moet aantonen en dat daarvoor het dossier van een ander nodig is. Daarbij vindt de commissie dit, gezien de ernst van de klacht van klaagster, weinig invoelend. Verweerster was ten tijde van het verstrekken van gegevens klaagsters huisarts en daarmee verantwoordelijk voor de juiste verstrekking (door de assistente) van gegevens.

Datum uitspraak: 13-10-2021
Datum publicatie: 01-12-2021
Referentie: 20210026
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20200119 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is van mening dat de verwerking van zijn gezondheidsgegevens door de huisartsenpraktijk van verweerster ten behoeve van de griepprik in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Verweerster stelt dat geen gezondheidsgegevens zijn verwerkt, maar alleen NAW-gegevens.

De commissie stelt allereerst vast dat er bijzondere persoonsgegevens zijn verwerkt. Klager is jonger dan 60 en desondanks uitgenodigd voor een griepprik. Dat kan alleen maar zijn gebeurd omdat er sprake is van een medische aandoening waarvoor mensen die jonger zijn dan 60 met die aandoening, omdat zij kwetsbaarder zijn, worden uitgenodigd. Ook al is niet aan [naam verzendhuis] verstrekt aan welke aandoening klager lijdt, duidelijk is wel dat er een medische reden is iemand die jonger is dan 60 uit te nodigen. Door de mededeling op de envelop van de verstuurde uitnodiging, waarop staat dat er sprake is van “belangrijke informatie van uw huisarts” op het moment dat er uitnodigingen voor de griepprik worden verstuurd, betreft de verstrekte informatie niet “slechts” NAW-gegevens.

De volgende vraag waar de commissie zich voor gesteld ziet is of deze verwerking rechtmatig is geweest. De AVG verbiedt het zonder toestemming verwerken van bijzondere gezondheidsgegevens. Daarop gelden echter uitzonderingen, die zijn genoemd in artikel 30 lid 3 sub a Uitvoeringswet AVG, namelijk hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, voor zover de verwerking noodzakelijk is met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene dan wel het beheer van de betreffende instelling of beroepspraktijk. Het verwerken van bijzondere persoonsgegevens is daarmee wel toegestaan, als de verwerking noodzakelijk is met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene, in casu klager.

Op grond van artikel 7:446 BW (de WGBO) bestaat er een geneeskundige behandelingsovereenkomst tussen klager en verweerster. Dit betreft een doorlopende overeenkomst, deze wordt niet schriftelijk gesloten. In lid 2 van artikel 7:446 BW is bepaald dat onder handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verstaan alle verrichtingen rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen. Dit betekent dat ook het behoeden voor een ziekte valt onder de reikwijdte van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Het behoeden voor een ziekte wordt beoogd met het aanbieden van een vaccinatie. Voor de verwerking door de verwerker onder regie en verantwoordelijkheid van de huisarts geldt de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst als grondslag. Uiteraard is elke patiënt vrij om wel of geen gebruik te maken van een uitnodiging voor vaccinatie en evenzeer om aan te geven bij de hulpverlener dat hij er geen prijs op stelt dergelijke uitnodigingen te ontvangen.

De verwerking in opdracht en onder verantwoordelijkheid van verweerster door [naam verzendhuis] is toegestaan volgens artikel 28 en 29 van de AVG omdat er een verwerkingsovereenkomst gesloten is op basis van een verwerkersovereenkomst. Uit het vorenstaande volgt dat de verwerking van de gezondheidsgegevens van klager niet in strijd met de AVG heeft plaatsgevonden. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 05-10-2021
Datum publicatie: 16-11-2021
Referentie: 20200119
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

20200080 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is van mening dat er door de huisarts zonder haar toestemming en zonder dat zij daarover geïnformeerd is, meer informatie is toegezonden aan het UWV dan strikt noodzakelijk was.

Verweerder heeft de machtiging gezien in combinatie met de uitgebreide vraagstelling door de verzekeringsarts van het UWV en gemeend zo volledig mogelijk te moeten zijn, om klaagster te helpen.

De commissie dient de vraag te beantwoorden of de informatie die door verweerder is verstrekt, te herleiden is tot de door klaagster afgegeven medische machtiging. In deze machtiging is toestemming gegeven voor het verstrekken van informatie over gordelroos, psychische klachten en rugklachten. De machtiging is daarbij leidend, daarin is aangegeven waarvoor klaagster toestemming heeft gegeven. De vraagstelling door de verzekeringsarts is daarin niet leidend: indien vragen gesteld worden die de machtiging te buiten gaan, is het niet toegestaan die informatie te verstrekken. De vraagstelling door de verzekeringsarts is heel breed en naar het oordeel van de commissie ook breder dan waarin de machtiging voorziet. Tevens is de commissie van oordeel dat bepaalde klachten zoals urineweginfecties, vaginale infecties, zwangerschap en zwangerschapsafbreking in redelijkheid niet zijn onder te brengen onder de noemer “rugklachten” zoals verweerder stelt. De commissie is van oordeel dat niet alle verstrekte informatie in redelijkheid terug te leiden is tot de verstrekte machtiging, terwijl die machtiging wel leidend is. Verweerder heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om niet teveel informatie te verstrekken. Verweerder had gericht antwoord kunnen geven op vragen en had niet de gehele status uit het medisch dossier hoeven overleggen. Verweerder had, zoals hij zelf ook stelt, na het gereed maken van de door hem geschikt geachte informatie, kunnen verifiëren of klaagster zich hierin kon vinden. De commissie is van oordeel dat de klacht van klaagster gegrond is.

Datum uitspraak: 09-03-2021
Datum publicatie: 11-04-2021
Referentie: 20200080
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20200034 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager heeft overdracht – de commissie begrijpt: inzage of een afschrift- verzocht van het medisch dossier van zijn eind 2019 overleden vader (hierna: de patiënt) teneinde hierin mogelijke aanknopingspunten te vinden om een op 15 december 2016 verleden testament aan te vechten. Verweerster heeft dit geweigerd. Het geschil is hierin gelegen dat klager meent dat verweerster ten onrechte heeft geweigerd.

Niet in geschil is dat de patiënt geen toestemming heeft gegeven voor inzage, of afgifte van zijn medisch dossier aan klager. Er is dan ook in beginsel sprake van een geheimhoudingsplicht.

De enkele mogelijkheid dat klager (financieel) nadeel lijdt als gevolg van het testament en daardoor mogelijk in zijn belang is geschaad, is naar vaste rechtspraak onvoldoende grond om de geheimhoudingsplicht te doorbreken. Vereist is ook dat er concrete aanwijzingen bestaan dat de patiënt inderdaad niet in staat was zijn wil te bepalen ten tijde van het opstellen van het testament en dat de gewenste informatie niet langs andere weg verkregen kan worden.
Verweerster heeft de inzage niet geweigerd op basis van een door haar beoordeeld onvoldoende zwaarwegend belang. Verweerster voert met name aan dat de gewenste informatie over de mogelijke wilsonbekwaamheid langs andere, minder ingrijpende, weg verkregen kan worden. Daarbij kan gedacht worden aan getuigenverklaringen, al dan niet via een voorlopig getuigenverhoor bij de rechter, van de notaris, de thuiszorgmedewerkers en andere bij de patiënt betrokkenen. Niet is gebleken dat klager in een daadwerkelijke procedure om het testament aan te vechten in bewijsnood is gekomen.
Het tegendeel blijkt uit de stellingen van klager dat hij reeds beschikt over andere stukken, zoals een deel van het medisch dossier afkomstig uit een ziekenhuis waar de patiënt eerder verbleef en een rapportage van de thuiszorg. Daarnaast is klager kennelijk op de hoogte van de uitslag van testen in de relevante periode. Ook hiervan is niet gebleken dat klager in bewijsnood is gekomen. Mocht dit aantoonbaar –via een tussenuitspraak van de rechter- wel het geval zijn, zou dit een omstandigheid zijn die bij de weging van verweerster betrokken zou dienen te worden. Nu niet onderbouwd gesteld is dat dit zich reeds voordeed op het moment waarover geklaagd wordt kan dit echter nu niet leiden tot een toewijzing van de klacht.

Datum uitspraak: 14-12-2020
Datum publicatie: 23-12-2020
Referentie: 20200034
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20200027 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder: 1) dat hij ondanks haar verzoek haar dossier niet heeft vernietigd; 2) dat er onjuiste aantekeningen in haar dossier staan; 3) dat hij ziektekosten bij haar zorgverzekeraar heeft gedeclareerd terwijl zij bij zijn praktijk was uitgeschreven.
Ad 1. Relevant is art. 7: 455 Burgerlijk Wetboek en de richtlijn van de KNMG ‘Omgaan met medische gegevens’. Het recht om te vernietigen geldt voor gegevens die de arts in het kader van zijn dossierplicht heeft opgeslagen. Klaagster heeft op 4 december 2017 en 13 december 2019 verzocht om vernietiging van haar volledige (medische en farmaceutisch) dossier. Verweerder heeft haar het verschil uitgelegd tussen vernietigen en verwijderen van gegevens. Toen klaagster op 13 december 2019 vroeg om vernietiging van haar volledige dossier, heeft verweerder haar verzoek doorgegeven aan de leverancier van het IT-systeem. Hij heeft de leverancier laten weten dat klaagster haar farmaceutisch dossier niet wilde laten vernietigen. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder zorgvuldig gehandeld; het klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 2. Klaagster heeft ervoor gekozen om haar dossier te laten vernietigen. Verweerder voert naar het oordeel van de commissie terecht aan dat hij zich op dat punt niet kan verweren. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 3. Verweerder heeft uiteengezet dat de twee declaraties om administratieve redenen bij de zorgverzekeraar van klaagster zijn ingediend. Hij heeft de bedragen terugbetaald. Klaagster heeft niet onderbouwd wel belang zij bij de klacht heeft. De commissie is van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld; het klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 01-09-2020
Datum publicatie: 29-10-2020
Referentie: 20200027
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy

20190076 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

1. Klaagster is van mening dat verweerder haar tijdig op de hoogte had moeten stellen dat er informatie uit haar medisch dossier ontbrak, ook van de voorgangers van verweerder. Klaagster stelt dat zij in dat geval nog actie had kunnen ondernemen richting haar voormalig huisartsen.
De commissie stelt vast dat toen klaagster in 2013 patiënt werd bij verweerder, er een medisch dossier is overgedragen door de vorige huisarts van verweerder. Een huisarts is verplicht tot het aanleggen van een medisch dossier en tot overdracht naar een nieuwe huisarts, tenzij de patiënt dit niet wil. Er bestaat op grond van de bestaande richtlijnen geen plicht voor de nieuwe huisarts om te onderzoeken of er een volledig dossier is overgedragen. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de oude huisarts het dossier zo goed en zo volledig mogelijk over te dragen. De opvolgend huisarts mag vertrouwen op een goede overdracht. Een nieuwe huisarts kan immers ook niet weten wat hij mogelijk mist, aangezien hij het dossier niet kent. Indien de opvolgend huisarts kenbaar wordt dat hij informatie mist, waardoor hij geen goede zorg kan leveren, is dat uiteraard wel van belang te bespreken met de patiënt. Er zijn de commissie geen feiten gebleken dat de huisartsen van verweerder geen goede zorg hebben kunnen leveren door het ontbreken van (delen van) het medisch dossier. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.
2. Klaagster vindt dat zij verweerder geen toestemming heeft gegeven om bijzondere persoonsgegevens van haar te verstrekken en dat bijzondere persoonsgegevens van haar echtgenoot niet relevant zijn in een geschil tussen haar en verweerder.
Verweerder heeft een deel van het medisch dossier van klaagster overgelegd in onderhavige procedure. In de overgelegde journaalregels is ook informatie opgenomen over de echtgenoot van klaagster. Klaagster heeft in onderhavige procedure een medische machtiging afgegeven. Klaagster heeft daarmee toestemming gegeven voor het gebruik van de medische informatie over klaagster. Het is verweerder toegestaan zich in een juridische procedure bij te laten staan en ook aan de rechtsbijstandverlener alle informatie te verstrekken die voor de verdediging in een dergelijke procedure noodzakelijk is. De commissie is daarnaast niet gebleken dat meer informatie is verstrekt dan noodzakelijk was voor verweerder om zich goed te kunnen verweren in onderhavige procedure dan wel voor de commissie om de klacht van klaagster goed te kunnen onderzoeken. Juist nu het klaagster gaat om een klacht over de inhoud en (onvolledigheid) van haar dossier is het van belang dat haar medisch dossier werd overgelegd.
Klaagster is daarnaast van mening dat er ook informatie is overgelegd met betrekking tot klaagsters echtgenoot, waarvoor geen toestemming is gegeven. Nu het hier gaat om gegevensverstrekking met betrekking tot gegevens van klaagsters echtgenoot en niet van klaagster zelf, is klaagster hierover niet klachtgerechtigd. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 18-02-2020
Referentie: 20190076
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy

20190027 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is van mening dat verweerder onterecht een onvolledig obductieverslag heeft verstrekt. De klacht zoals geformuleerd door klaagster is naar het oordeel van de commissie ongegrond. Verweerder behoefde met inachtneming van zijn beroepsgeheim geen afschrift van het obductieverslag te verstrekken, maar kon een eigen afweging maken over wat hij met inachtneming van de geldende richtlijnen kon verstrekken. Verweerder heeft ervoor gekozen de familie te informeren op hooflijnen van de uitslag van het obductieverslag. Het is de commissie niet gebleken dat de door verweerder gemaakte afweging onjuist is geweest. Nu anderszins niet blijkt van bredere (veronderstelde) toestemming kan hierin geen klachtwaardig handelen van verweerder gezien worden.
Klaagster is tevens van mening dat verweerder tekort is geschoten in de zorg door slechte bereikbaarheid en door klaagsters zoon niet op te roepen voor controles.
Of verweerder geen juiste zorg heeft betracht door klaagsters zoon niet op te roepen voor controles, of hem naar een specialist te verwijzen, kan niet door de commissie worden vastgesteld. Uit de argumentatie van verweerder maakt de commissie op dat verweerder ook hier de afweging heeft gemaakt dat hij niet kon uitgaan van veronderstelde toestemming door klaagsters zoon om inzage te geven in zijn medisch dossier. Klaagster zelf heeft evenmin enige medische informatie overgelegd in de procedure. Zonder medische informatie kan de commissie niet beoordelen of medisch gezien juist is gehandeld door verweerder, dan wel dat hij actiever had behoren te handelen. Klachtonderdeel 2 van klaagsters klacht is daarmee eveneens ongegrond.

Datum uitspraak: 15-10-2019
Datum publicatie: 17-10-2019
Referentie: 20190027
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Organisatorisch | Verwijzing

20180164 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder samengevat dat hij zonder haar toestemming informatie heeft verstrekt aan derden, een psychiater heeft geraadpleegd zonder met haar te overleggen en klaagster pijnlijke vragen heeft gesteld om een diagnose PPD uit te kunnen sluiten. Verweerder betwist het standpunt van klaagster. De commissie is van oordeel dat klaagster er zelf voor heeft gekozen om tijdens een consult in aanwezigheid van haar ex-partner te praten over PPD, waarbij het stellen van pijnlijke vragen volgens de commissie onderdeel uit maakt. Ook is de commissie van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door de casus van klaagster geanonimiseerd met een psychiater te bespreken. De commissie acht de klachten van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 11-09-2019
Datum publicatie: 01-10-2019
Referentie: 20180164
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Diagnose | Bejegening/communicatie

20190041 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat zij onjuiste informatie heeft verstrekt aan Veilig Thuis. Verweerster beroept zich volgens de commissie terecht op haar beroepsgeheim; de klacht is ongegrond. Verder verwijt klager verweerster een diagnose ten aanzien van zijn kinderen te hebben gesteld. Volgens de commissie is niet gebleken dat verweerster een diagnose heeft gesteld of een (behandel-) advies heeft. Vanuit haar zorg als huisarts heeft zij in de context van een geëscaleerde echtscheiding aan de ouders ter overweging meegegeven om hulp te zoeken. Zij heeft daarmee zorgvuldig gehandeld; de klacht wordt ongegrond verklaard.

Datum uitspraak: 17-07-2019
Datum publicatie: 02-09-2019
Referentie: 20190041
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Diagnose | Bejegening/communicatie

20180135 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat:
1. hij geen waarnemende huisartsenzorg meer wilde verlenen aan klaagster, als gevolg daarvan is klaagster verzocht zich tot een andere huisartsenpraktijk te wenden;
2. hij een brief (van 16 augustus 2018) heeft gevoegd bij een verwijzing die aan klaagsters echtgenoot is meegegeven.

Klachtonderdeel 1 wordt ongegrond verklaard. Voor de waarnemer geldt dat er veelal een duurovereenkomst tussen de waarnemer (verweerder) en degene voor wie waargenomen wordt (de vaste huisarts van klaagster) bestaat. Daarnaast ontstaan er –telkens als er een beroep op degene die waarneemt wordt gedaan- kortdurende behandelovereenkomsten tussen hem en de patiënt. Die behandelovereenkomsten worden beheerst door de richtlijnen die daarover bestaan, inclusief de KNMG Richtlijn omtrent het niet-aangaan en beëindigen van een behandelovereenkomst. Verweerder stelt dat er onvoldoende vertrouwen bestaat om in de toekomst weer een behandelovereenkomst aan te gaan. Dat klaagster dat anders beleeft, maakt het ontbreken van een vertrouwensband niet anders.
Klachtonderdeel 2 wordt gegrond verklaard. Door een brief (zonder toestemming) mee te geven aan een ander dan klaagster, heeft verweerder zijn beroepsgeheim geschonden.

Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 08-07-2019
Referentie: 20180135
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Beroepsgeheim/privacy

20180061 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over datalek ongegrond. Niet staat vast dat de huisarts het medisch dossier van patiënte zonder haar toestemming heeft verstuurd naar de praktijk waar zij zelf werkte. Spirometrietest ten onrechte wel verstuurd, maar klaagster heeft geen nadeel ondervonden. Ion-melding door klaagster zelf gedaan; geen verwijt aan huisarts. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 10-01-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180061
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

20180104 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Ongegronde klacht dat huisarts zonder toestemming een e-mail aan de dochter van klager heeft gestuurd en dat klager geen toestemming heeft verleend dat een student geneeskunde aanwezig was bij een consult. Klager spreekt zichzelf tegen nu hij wel toegeeft het e-mailadres te hebben verstrekt aan de huisarts. Commissie gaat uit van toestemming voor het aanwezig zijn van de student bij consult nu klager niet heeft weersproken de stelling van huisarts dat hij zoals gebruikelijk toestemming heeft gevraagd en verkregen.

Datum uitspraak: 21-01-2019
Datum publicatie: 04-05-2019
Referentie: 20180104
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

20180032 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

1. Missen diagnose osteoporose. Dit klachtonderdeel is ongegrond. In het journaal van verweerder is geen omschrijving van pijnklachten of andere signalen vastgelegd die zouden kunnen wijzen op osteoporose. Klaagster geeft aan dat zij botklachten wel heeft genoemd, dit blijkt echter niet uit haar medisch dossier. Voor een oordeel of een bepaalde verweten gedraging verwijtbaar is moet kunnen worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Dit kan de commissie hier niet. 2. Klaagster verwijt verweerder dat hij in strijd met de door haar afgegeven medische machtiging heeft gehandeld. Klaagster heeft bij haar machtiging aangegeven dat er eerst (specifieke) toestemming van klaagster moest zijn en dat het verder enkel ging om stukken van de periode 2010-2017. Verweerder heeft ook stukken over de periode 2018 overgelegd. Daarmee heeft verweerder in strijd met de afgegeven machtiging gehandeld en zonder toestemming van klaagster de medische gegevens in deze procedure overgelegd. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Klaagster vordert ook schadevergoeding. Die is echter verbonden aan het eerste –ongegronde- klachtonderdeel en wordt dus afgewezen.

Datum uitspraak: 09-01-2019
Datum publicatie: 05-04-2019
Referentie: 20180032
Categorieën: Diagnose | Beroepsgeheim/privacy

20180045 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. Klaagster is van mening dat haar moeder een geen non-reanimatieverklaring had afgegeven en wil om die reden inzage in het dossier. Dit is door de huisarts eerst geweigerd. De commissie verwijst naar de algemene regels rondom het medisch beroepsgeheim. Het beroepsgeheim eindigt niet bij het overlijden van een patiënt. Nabestaanden hebben in beginsel geen recht op inzage in het dossier van een overledene. Hierop bestaan uitzonderingen, waaronder de zogenoemde veronderstelde toestemming: als de toestemming van de overledene voor inzage na overlijden mag worden verondersteld. De huisarts stelt zich op het standpunt dat die veronderstelde toestemming ontbreekt. Echter: de huisarts heeft aangeboden over het medisch dossier van de patiënt te willen spreken en heeft bij haar verweer geput uit dat dossier. Dat ondergraaft het standpunt van de huisarts. De commissie heeft vervolgens het dossier opgevraagd en gekregen. Uit dat dossier bleek dat er een non-reanimatieverklaring was afgegeven. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 15-01-2019
Datum publicatie: 21-02-2019
Referentie: 20180045
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

20180023 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. In verschillende klachtbrieven worden veel en van elkaar onderling afwijkende klachten benoemd. Bij een klacht moet het gaan over concrete feiten en gedragingen die expliciet door klaagster zelf moeten worden gepresenteerd. Daarbij kan niet worden volstaan met het stellen –zoals klaagster doet- van een groot aantal vragen over de kennelijk bij haar niet bekende gang van zaken. Dit komt neer op een fishing expedition en behoort niet tot de taak van de commissie. De commissie beperkt zich tot de voldoende concrete klachtonderdelen. Op een gegeven moment heeft verweerder gekozen om de contacten met de patiënte via de broer en schoonzus van klaagster en hun kinderen te laten verlopen. De commissie is van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door met één vaste contactpersoon binnen de familie te communiceren. Voor zover de grote hoeveelheid door klaagster geformuleerde vragen in het kader van de behandeling (mede) opgevat moet worden als de klacht dat het medisch dossier door verweerder niet (geheel) aan haar is verstrekt geldt dat ook na overlijden het medisch beroepsgeheim door verweerder in acht genomen dient te worden. Beide klachtonderdelen zijn daarmee ongegrond.

Datum uitspraak: 10-10-2018
Datum publicatie: 17-10-2018
Referentie: 20180023
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

20180006 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager klaagt erover dat hij geen inzage heeft gekregen in het dossier van zijn minderjarige dochter toen hij vroeg om inzage in het journaal met betrekking tot een bepaald consult. Tot kinderen de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, treden ouders bij geneeskundige behandelingen op als hun wettelijk vertegenwoordigers en beslissen over de medische behandelingen die hun kind ondergaat. Vanaf 12 jaar tot 16 jaar samen met het betrokken kind. Die ouders hebben daartoe inzage nodig. Dit recht op informatie is niet onbeperkt. De arts kan informatie weigeren op grond van goed hulpverlenerschap: als een goede hulpverlening zou kunnen worden belemmerd of geschaad indien volledige informatie zou worden gegeven. De huisarts beroept zich daarop maar dat moet worden gepasseerd. Niet alleen heeft de huisarts in het kader van deze geschilbehandeling alsnog en zonder beperkingen de gevraagde informatie verstrekt maar tevens volgt uit die informatie (een feitelijke weergave van het consult) niet op welke wijze verstrekking daarvan aan klager in strijd zou zijn met het belang van het kind of een goede behandelrelatie in de weg zou staan. De klacht is in zoverre dan ook gegrond.

Datum uitspraak: 22-05-2018
Datum publicatie: 05-06-2018
Referentie: 20180006
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie

2017 G73 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt de huisarts dat hij zonder toestemming van klaagster vragen beantwoord die zijn gesteld door de advocaat van de ex-partner van klaagster. De commissie acht de klacht gegrond. De hoofdregel dat er geen informatie wordt verstrekt zonder toestemming geldt alleen niet als er sprake is van een wettelijke verplichting of als er sprake is van een conflict van plichten. De commissie is van oordeel dat er in de onderhavige kwestie geen sprake is van een conflict van plichten. De huisarts heeft niet alles in het werk gesteld om toestemming te verkrijgen, maar was de mening toegedaan dat hij de informatie kon verstekken omdat hij ook informatie had verstrekt aan klaagster en omdat er sprake zou zijn van hoor en wederhoor. Er waren geen aanwijzingen dat door het niet verstrekken van informatie sprake was van ernstige schade. Dit klemt temeer omdat klaagster al drie jaar geen patiënt meer was van de huisarts en daarmee ook niet op de hoogte kon zijn wat de situatie tussen klaagster en haar ex-partner was.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G73
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy

2017 G87 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is van mening dat verweerder onterecht het afgeven van een medische verklaring ten behoeve van een gerechtelijke procedure heeft geweigerd. Bij de beoordeling van het handelen in onderhavige klacht is van toepassing de KNMG Richtlijn omgaan met medische gegevens, waarin het afgeven van een medische verklaring door de behandelend arts wordt afgeraden. De behandelrelatie tussen arts en patiënt dient vrij te blijven van belangenconflicten, die mogelijk kunnen spelen bij het al dan niet afgeven van een geneeskundige verklaring. De commissie stelt vast dat verweerder heeft gehandeld overeenkomstig de Richtlijn en acht de klacht van klager dan ook ongegrond.

Datum uitspraak: 16-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G87
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy

20180072 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Ongegronde klacht inhoudende dat de huisarts klager heeft gediagnosticeerd als een narcist, terwijl hij daartoe niet bekwaam is, en dat deze een rol heeft gespeeld in het vertrek van klagers ex-echtgenote waardoor het gezin van klager is ontwricht. Dat de huisarts in een brief naar de GGZ heeft geschreven dat klager narcistische trekken vertoont betekent nog niet dat er een diagnose narcistische persoonlijkheidsstoornis is gesteld door de huisarts. Voor het overige zijn de verwijten van klager onvoldoende onderbouwd.

Datum uitspraak: 20-03-2018
Datum publicatie: 29-04-2018
Referentie: 20180072
Categorieën: Diagnose | Beroepsgeheim/privacy | Verwijzing

2017 G29 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Gegronde klacht dat huisarts zonder toestemming informatie over klaagster aan derden heeft verstrekt. Huisarts heeft erkend dat zij informatie over klaagster heeft verstrekt aan de Raad voor de Kinderbescherming, zonder dat zij daarvoor toestemming had van klaagster. Daarnaast heeft de huisarts ingezien dat de verstrekte informatie inhoudelijk onjuist was. KNMG richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’.

Datum uitspraak: 11-12-2017
Datum publicatie: 19-12-2017
Referentie: 2017 G29
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Diagnose

2017 G31 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over afgifte medische verklaring gegrond verklaard. Toetsing aan KNMG richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’. Brief van huisarts aan ex-partner van klaagster welke ook medische informatie over klaagster bevat, zonder toestemming van klaagster. Brief bevat medische verklaring en niet enkel objectieve feitelijke medische informatie.

Datum uitspraak: 12-12-2017
Datum publicatie: 19-12-2017
Referentie: 2017 G31
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

2017 G8 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verzocht om doorverwijzing naar handkliniek. Klacht 1 dat huisarts onvoldoende eigen onderzoek had uitgevoerd afgewezen: toereikende diagnose. Klacht 2 stelt dat de verwijsbrief van de huisarts kwetsend is, irrelevante informatie bevat en een inbreuk op haar privacy maakt. Klacht afgewezen: de informatie in de brief is feitelijk en functioneel. Klaagster kon zelf beslissen de brief te gebruiken.

Datum uitspraak: 13-09-2017
Datum publicatie: 04-10-2017
Referentie: 2017 G8
Categorieën: Diagnose | Verwijzing | Beroepsgeheim/privacy