Huisarts is zorgvuldig omgegaan met door klager gewenste verwijzingen

Klager is ontevreden over een verwijzing naar een centrum voor chronische vermoeidheid. De commissie is van oordeel dat de huisarts zorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot de verwijzing, maar ook door haar keuze dat zij dit zelf zou doen. De commissie is van oordeel dat het goede zorgverlening is als wordt afgesproken dat één arts de regie voert, zeker als het gaat om meerdere verwijzingen en betrokken zorgverleners. Er was ook geen sprake van spoed, omdat het ging om klachten die klager al langere tijd had.
Dat de assistente van de huisarts klager onheus heeft bejegend, is niet feitelijk vast komen te staan.
Ook is de commissie van oordeel dat de huisarts klager steeds serieus heeft genomen, dit blijkt ook uit het medisch dossier. Het is de taak van de huisarts, als poortwachter, te beoordelen welke verwijzingen zinvol zijn en welke niet en de regie te voeren. Verweerster heeft dit naar het oordeel van de commissie zo zorgvuldig mogelijk proberen te doen. Alle drie de klachtonderdelen zijn ongegrond.

Datum uitspraak: 17-06-2025
Datum publicatie: 19-06-2025
Referentie: 20240150
Categorieën: Verwijzing | Bejegening/communicatie | Bejegening/communicatie

Medisch dossier doorslaggevend

Klager heeft vijf klachtonderdelen ingediend tegen de huisarts. De commissie is van oordeel dat alle vijf de klachtonderdelen ongegrond zijn.

1. Klager verwijt verweerder dat hij hem ten onrechte terug heeft verwezen naar de neurochirurg, terwijl de behandeling bij de neurochirurg al was afgesloten.
Uit het medisch dossier blijkt dat klager inderdaad in eerste instantie is terug verwezen naar de neurochirurg. Dit was naar het oordeel van de commissie niet verwijtbaar, nu uit de brief van de neurochirurg niet blijkt dat de behandeling was afgesloten. Klager stelt dat hij tot vier keer toe terug is verwezen naar de neurochirurg. Dit blijkt echter niet uit het medisch dossier.
2. Klager verwijt verweerder dat hij heeft geweigerd nieuwe heupklachten te behandelen.
Dat klager zich gewend heeft tot verweerder met heupklachten, blijkt niet uit het medisch dossier. Daarmee zijn er geen feiten vast komen te staan waaruit blijkt dat hetgeen klager stelt juist is.
3. Klager verwijt verweerder dat hij onterecht een naam van een fysiotherapeut heeft vermeld op een verwijzing.
Een digitale verwijzing, via het verwijssysteem, is alleen mogelijk indien de naam van een zorgaanbieder wordt ingevuld. Toen klager dit niet wilde, is een handmatige blanco verwijzing gemaakt, zodat daarmee voldaan is aan klagers wens.
4. Klager verwijt verweerder dat hij hem onheus heeft bejegenend.
Klager en verweerder spreken elkaar tegen. Voor de commissie is niet vast te stellen wie de waarheid spreekt. De commissie is wel van oordeel dat het beter was geweest als verweerder klager even mee had genomen naar de spreekkamer, echter dit is onvoldoende om de klacht gegrond te verklaren.
5. Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft willen bemiddelen bij het vinden van een nieuwe huisarts.
Uit het medisch dossier en uit de brief van de praktijkmanager blijkt dat aan klager wel hulp aangeboden is bij het vinden van een andere huisarts.

Datum uitspraak: 01-04-2025
Datum publicatie: 17-06-2025
Referentie: 20240107
Categorieën: Verwijzing | Onderzoek/Behandeling | Organisatorisch | Bejegening/communicatie

Verslavende medicatie mag niet zomaar voorgeschreven worden

Klager vindt dat de huisarts niet zomaar de slaapmedicatie die klager gebruikte had mogen stopzetten. Ook had hij klager – net als zijn vorige huisarts - gewoon oxycodon moeten voorschrijven voor zijn pijnklachten. De commissie oordeelt dat het hier gaat om verslavende medicatie. Een huisarts moet extra voorzichtig zijn met het voorschrijven hiervan. De commissie is van oordeel dat de huisarts niet zomaar hoeft te doen wat zijn voorganger deed. De huisarts heeft naar het oordeel van de commissie bij herhaling geprobeerd om het gesprek hierover te voeren met klager, maar klager wilde er niet over praten.

De opmerking van de huisarts was in deze situatie niet ongepast

Klager vindt dat de huisarts hem afkeurt omdat hij oxycodon gebruikt. De huisarts had tegen klager gezegd dat hij zich een drugsdealer voelt omdat hij verslavende medicatie voorschreef aan klager. Volgens klager zegt de huisarts dus dat hij een drugsgebruiker is, terwijl klager de medicatie nodig heeft voor de pijn. De commissie begrijpt met het oog op de situatie de opmerking van de huisarts. Het gaat hier om zwaar verslavende medicatie.

De huisarts heeft wel degelijk meegewerkt aan het vinden van een nieuwe huisarts

Klager zegt dat de huisarts niet wilde meewerken aan het overstappen naar een andere huisarts. De commissie oordeelt dat de huisarts wel degelijk heeft meegewerkt aan het vinden van een nieuwe huisarts. Klager wilde zelf dat de nieuwe huisarts wist van zijn medicatiegebruik. Dat deze nieuwe huisarts hem weigerde als patiënt, daar kon naar het oordeel van de commissie, de huisarts niets aan doen.

De commissie acht alle klachtonderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 17-02-2025
Datum publicatie: 09-04-2025
Referentie: 20240115
Categorieën: Medicijnen | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

Klager heeft verschillende klachten over een arts in opleiding

Arts in opleiding tot arts (AIOS) is geen zorgaanbieder in Wkkgz

Klager heeft naast klachten over de huisarts-praktijkhouder, ook klachten over de AIOS (arts in opleiding tot specialist). Onder de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) is de huisarts-opleider/praktijkhouder de zorgaanbieder en verantwoordelijk voor het handelen van de AIOS.

Is klager wel ontvankelijk?

De commissie oordeelt dat klager ontvankelijk is in zijn klachten. Hij heeft de klacht binnen de verjaringstermijn van 5 jaar ingediend bij de klachtenfunctionaris en aansluitend bij de geschillencommissie.

Reden verwijzing MRI niet aanwezig

Klager vindt dat de AIOS te lang heeft gewacht met het maken van een MRI voor zijn schouder- en armklachten. De commissie oordeelt dat er geen reden was om klager te verwijzen voor het maken van een MRI. Bij neurologische klachten is het beleid om af te wachten zolang de pijn houdbaar is en er geen forse uitvalsverschijnselen zijn. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Aantekeningen in het medisch dossier onvoldoende

In het medisch dossier staat niet goed beschreven welke (neurologische) klachten klager precies had. De commissie oordeelt dat de AIOS beter had moeten doorvragen op de klachten van klager. Ook mist de commissie in het medisch dossier uitleg over wat voor neurologisch onderzoek er is gedaan. De commissie is van oordeel dat de AIOS dat zorgvuldiger had moeten doen en verklaart dit klachtonderdeel gegrond.

Overleg tussen huisarts-praktijkhouder en AIOS

Klager vindt dat er overleg had moeten zijn tussen de AIOS en de huisarts-praktijkhouder over zijn situatie. De huisarts-praktijkhouder vindt dat er voldoende overleg is geweest. De commissie heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Klager heeft zijn klacht ook niet verder onderbouwd. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Aanpassingen in medisch dossier

De commissie wijst dit klachtonderdeel af omdat het niet door klager is onderbouwd.

De schadevergoeding wordt afgewezen. Er is geen verband tussen de schade die klager zegt te hebben gelden en het handelen van de huisarts-praktijkhouder.

Datum uitspraak: 08-07-2024
Datum publicatie: 08-04-2025
Referentie: 20230112
Categorieën: Niet ontvankelijk | Verwijzing | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

Onvrede rondom de laatste levensfase

Geen juiste keuzes in behandeling
De moeder van klaagster had de ziekte van Alzheimer en woonde in een verpleeghuis. De afgelopen dagen was zij erg onrustig geweest. Klaagster vroeg aan de dienstdoende huisarts van de huisartsenpost om haar moeder iets te geven voor de pijn en de onrust. Hierover waren eerder afspraken gemaakt met de eigen huisarts van de moeder. Deze afspraken stonden ook in de overdracht naar de huisartsenpost. De dienstdoende huisarts schreef medicatie voor die de familie bij de apotheek kon gaan halen. De medicatie was echter niet meer verkrijgbaar bij de apotheek. Ook werd er zonder lichamelijk onderzoek een katheter voorgeschreven. De commissie is van oordeel dat de dienstdoende huisarts andere keuzes had moeten maken in de behandeling. Ook had zij beter moeten luisteren naar de familie en de verzorgenden van het verpleeghuis. De klacht van klaagster is gegrond.

Opstelling huisarts niet professioneel
De moeder van klaagster overleed de volgende dag. Dezelfde dienstdoende huisarts van de dag daarvoor kwam als schouwarts bij de familie. De familie sprak haar aan op de medicatie die zij had voorgeschreven. Er ontstond een discussie. De commissie oordeelt dat het de verantwoordelijkheid is van de dienstdoende huisarts om zich professioneel op te stellen in een gesprek met de familie. Zeker als er net iemand is overleden. De klacht van klaagster is gegrond.

Datum uitspraak: 12-08-2024
Datum publicatie: 06-10-2024
Referentie: 20240005
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

Niet ondertekenen formulier terecht

Klaagster vindt het onterecht dat de huisarts een formulier niet wilde ondertekenen waarmee zij een eenmalige financiële ondersteuning van € 15.000,00 kon aanvragen voor zorgmedewerkers met langdurige post-­Covid klachten.

De huisarts wilde het formulier niet invullen omdat zij niet vond dat er sprake was van vastgestelde long-Covid klachten. Klaagster had al diverse klachten voor de eerste golf van Covid-19 en de diagnose post-Covid is niet gesteld door specialisten waar zij onder behandeling was. De commissie verklaart deze klacht ongegrond.

Wel gegrond is de klacht over de bejegening en communicatie rondom het invullen van het formulier. De bejegening en communicatie had beter gekund en ook gemoeten. Klaagster kreeg niet de gelegenheid een afspraak te maken met de huisarts, terwijl die klaagster had moeten uitleggen waarom zij het formulier niet wilde tekenen.

Datum uitspraak: 16-07-2024
Datum publicatie: 20-08-2024
Referentie: 20230156
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

Huisarts mag vertrouwen op de diagnose van de specialist

Bij de dochter van klaagster werd door de neuroloog de diagnose ‘functionele bewegingsstoornis’ gesteld. De commissie oordeelt dat de huisarts hierop mocht vertrouwen. Er waren geen aanwijzingen dat klaagsters dochter opnieuw moest worden verwezen naar de neuroloog. Toen zij in het ziekenhuis werd opgenomen, werd er nog steeds uitgegaan van de eerder gestelde diagnose. Pas na 6 maanden opname, bleek dat de dochter van klaagster de ziekte van ‘Huntington’ had. De commissie is van oordeel dat de huisarts dat niet kan worden verweten. De klacht is ongegrond.

Een eerdere opname in ziekenhuis was niet nodig

De commissie is van oordeel dat er geen reden was om de dochter van klaagster eerder op te nemen in het ziekenhuis. De huisarts heeft contact gehad met allerlei instantie om goede zorg voor klaagsters dochter te regelen. Toen zij wel werd opgenomen in het ziekenhuis, was dat omdat zij niet meer thuis kon blijven. De klacht is ongegrond.

Meer contact was niet nodig

De dochter van klaagster werd opgenomen in het ziekenhuis. Namens de praktijk heeft een andere huisarts contact opgenomen met klaagster. Klaagster heeft ook nog gesproken met de praktijkondersteuner. De huisarts besloot om die reden niet ook nog contact op te nemen met klaagster. De commissie begrijpt het besluit van de huisarts. De klacht is ongegrond.

De schadevergoeding wordt afgewezen door de commissie.

Datum uitspraak: 29-05-2024
Datum publicatie: 19-08-2024
Referentie: 20230155
Categorieën: Diagnose | Verwijzing | Bejegening/communicatie

Klaagster voelt zich niet serieus genomen

Klaagster vindt dat zij niet serieus is genomen door de huisarts toen zij darmklachten had. Klaagster wilde een verwijsbrief voor het maken van een coloscopie. In 2014 had klaagster een coloscopie gehad. Toen werd er tegen haar gezegd dat zij de coloscopie na 6 jaar moest herhalen. De huisarts verwees klaagster naar de MDL- (Maag-Darm-Lever) arts. De MDL-arts nam contact op met de huisarts. Volgens de MDL-arts hoefde erop dat moment geen coloscopie gemaakt te worden. Klaagster had geen klachten en ook was het vanwege haar gevorderde leeftijd niet nodig. De huisarts heeft dit aan klaagster uitgelegd. De commissie is van oordeel dat de huisarts de darmklachten van klaagster serieus heeft genomen. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Klacht niet gericht aan het juiste adres

Klaagster had een brief gestuurd naar de huisarts-praktijkhouder. In die brief liet klaagster weten dat zij ontevreden was over haar eigen huisarts, een collega van de huisarts-praktijkhouder. De huisarts-praktijkhouder had hier met een ‘koud’ briefje op gereageerd volgens klaagster. De commissie oordeelt dat de huisarts van klaagster hier niets aan kon doen. De huisarts had de reactie op de brief van klaagster immers niet zelf geschreven. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

De schadevergoeding wijst de commissie af.

Datum uitspraak: 08-07-2024
Datum publicatie: 13-08-2024
Referentie: 20240011
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

Voldoende aandacht voor de lichamelijke en psychische klachten van klaagster

Klaagster had een uitstrijkje gehad. Daarna kreeg zij klachten. De commissie is van oordeel dat de huisartsen van de praktijk zorgvuldig hebben gehandeld. Zij hebben naar de lichamelijke klachten gekeken en onderzoek gedaan. Ook was er aandacht voor de psychische klachten van klaagster. Klaagster is verwezen naar de gynaecoloog voor nader onderzoek. Ook de gynaecoloog kon geen verklaring vinden voor de klachten van klaagster. De klacht is ongegrond.

Klacht ongegrond bij onvoldoende feiten

Klaagster vindt dat de huisarts die het uitstrijkje had gemaakt, dat niet goed had gedaan. De huisarts erkende dat het maken van het uitstrijkje wat lastig ging door de lichaamsbouw van klaagster. Dat klaagster het zo heeft ervaren, betreurt de commissie. De commissie kan echter niet beoordelen wat er precies in de behandelkamer is gebeurd. Er kan dus niet worden vastgesteld wie er gelijk heeft. Als dit niet kan worden vastgesteld, wordt de klacht ongegrond verklaard.

De schadevergoeding wordt door de commissie afgewezen.

Datum uitspraak: 24-06-2024
Datum publicatie: 12-08-2024
Referentie: 20230139
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

Ziekenhuisopname op dat moment niet nodig

Klager vindt dat de dienstdoende huisarts hem met spoed naar het ziekenhuis had moeten verwijzen. Klager was bekend met darmproblemen. Toen de dienstdoende huisarts bij klager op huisbezoek kwam, was er geen sprake van een darmafsluiting. Als de klachten niet overgingen, dan was het advies om naar de eigen huisarts te gaan. De volgende ochtend is klager opgenomen in het ziekenhuis vanwege een darmafsluiting. Toch oordeelt de commissie dat de huisarts goed heeft gehandeld. Klager had op het moment dat hij werd onderzocht door de dienstdoende huisarts, geen darmafsluiting. Alarmsymptomen waren er niet. De klacht is ongegrond.

Huisarts stond open voor een gesprek

De dienstdoend huisarts wilde graag met klager in gesprek. Klager wilde dit zelf niet. De commissie is van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Datum uitspraak: 29-05-2024
Datum publicatie: 06-08-2024
Referentie: 20230149
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

Geen te late verwijzing

Klager klaagt als nabestaande van zijn echtgenote. Hij verwijt de huisarts dat hij niet eerder verwezen heeft bij hoestklachten. Klagers echtgenote overleed aan een longtumor.
Verweerder heeft een longfoto laten maken, toen de patiënt met hoestklachten bij hem op het spreekuur kwam. Daarop waren geen afwijkingen zichtbaar. Omdat verweerder het toch niet vertrouwde vond vervolgens een longfunctieonderzoek plaats. Toen dit afwijkend was, heeft verweerder verwezen naar de longarts. Deze verwijzingen zijn sneller ingezet dan de richtlijnen voorschrijven.

De afspraak bij de longarts duurde twee maanden, er waren lange wachttijden door corona. Het was beter geweest als de huisarts had geprobeerd de afspraak eerder te laten plaatsvinden. Dit is niet voldoende om de klacht gegrond te verklaren, omdat het niet zeker was dat een snellere afspraak zou lukken en omdat er al lange wachttijden waren. Bovendien leek het waarschijnlijk dat er sprake was va COPD, omdat de medicijnen hiervoor werkten. De klacht is ongegrond.
Ook de overige klachten van klager worden ongegrond verklaard, deze gingen over bejegening en beroepsgeheim.

Datum uitspraak: 14-05-2024
Datum publicatie: 01-08-2024
Referentie: 20230104
Categorieën: Verwijzing | Bejegening/communicatie | Beroepsgeheim/privacy

De huisarts komt zijn belofte niet na

De huisarts had met klager afgesproken dat er een e-mail zou worden doorgestuurd naar een oud medewerker van de praktijk. Klager kreeg geen reactie en vroeg meerdere malen aan de huisarts waarom de medewerker nog niet had gereageerd. De huisarts beloofde telkens het nogmaals aan de oud medewerker te vragen. Achteraf bleek dat de huisarts de e-mail nooit had doorgestuurd. De commissie is van oordeel dat de huisarts niet professioneel heeft gehandeld. Hij heeft klager niet de waarheid verteld. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Mantelzorger vroeg om hulp

Tijdens een consult gaf klager aan dat hij als mantelzorger overbelast was. De huisarts stuurde hem een link van ‘alzheimer-nederland.nl’. Ook vermeldde de huisarts dat als hij nog iets voor klager kon betekenen, klager dat moest aangeven. Een paar maanden later liet klager weten dat hij zich door de huisarts in de steek gelaten voelde. Klager en zijn moeder hadden inmiddels een casemanager dementie toegewezen gekregen. De commissie is van oordeel dat de huisarts wat actiever had kunnen reageren. Klager had echter ook wat duidelijker om hulp kunnen vragen. Klager vroeg pas maanden later aan de huisarts of hij psychologische hulp kon krijgen. Hij werd toen direct door de huisarts verwezen naar de psycholoog. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 15-04-2024
Datum publicatie: 24-06-2024
Referentie: 20230125
Categorieën: Bejegening/communicatie | Verwijzing

Ouder is ontevreden over de behandeling van haar zoon

Luchtwegklachten goed onderzocht

Klaagster was met haar zoon al meerdere malen naar de huisartsenpraktijk geweest. Hij had luchtwegklachten. Haar zoon werd telkens goed onderzocht en kreeg zo nodig medicatie voorgeschreven. Op 4 augustus 2021 had haar zoon net sinds 2 dagen antibiotica gekregen. De kuur was nog niet afgemaakt. De huisarts nam voor overleg contact op met de kinderarts. Klaagster kreeg het advies om bij een hoestbui extra pufjes te geven. Ook werd er een ontstekingsremmer voorgeschreven. Klaagster wilde met haar zoon naar het buitenland vliegen. Volgens de huisarts was dit op eigen risico. De commissie is van oordeel dat de huisarts op 4 augustus 2021 goed heeft gehandeld en acht dit klachtonderdeel ongegrond.

De huisarts hoefde haar excuses niet aan te bieden

Klaagster had een klacht ingediend na de gebeurtenis op 4 augustus 2021. Zij had excuses verwacht van de huisarts. De commissie is van oordeel dat er geen reden was voor de huisarts om excuses aan te bieden. De huisarts had goed gehandeld. Ook hoefde de huisarts naar het oordeel van de commissie niet terug te komen op de door klaagster ingediende klacht. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

De assistente heeft goed gehandeld

Klaagster vroeg om een afspraak op de praktijk voor haar zoon. Hij had een brandwond. Klaagster had geen verband meer in huis om de wond te verbinden. De assistente vroeg aan klaagster om een foto van de brandwond te maken. De huisarts kon zo de brandwond op afstand beoordelen. Op aandringen van klaagster mocht zij met haar zoon toch naar de praktijk komen. De wond werd beoordeeld door de assistente en de huisarts in opleiding en de assistente. De commissie oordeelt dat de assistente zorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft klaagster gevraagd naar tekenen van een infectie. Toen die er niet waren, vroeg zij klaagster een foto te maken voor een beoordeling door de huisarts. Klaagster drong aan op een afspraak op de praktijk. Zij kreeg alsnog een afspraak om naar de praktijk te komen. Daar is de wond bekeken en opnieuw verbonden. De commissie is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Datum uitspraak: 17-01-2024
Datum publicatie: 24-06-2024
Referentie: 20230083
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Intake/triage

Niet gehoord en serieus genomen

Klaagster heeft zich tijdens een consult wegens eczeemklachten niet gehoord gevoeld en niet serieus genomen. De klacht van klaagster is gegrond. Medisch gezien is er juist gehandeld. De huisarts had zich echter professioneler op moeten stellen en zich moeten inspannen om de arts-patiëntrelatie te herstellen. Dat er in de ogen van de huisarts sprake was van een kleine medische aandoening, miskent de beleving van klaagster. Ook dan is het belangrijk dat de patiënt zich gehoord voelt.

Datum uitspraak: 10-04-2024
Datum publicatie: 29-04-2024
Referentie: 20230124
Categorieën: Bejegening/communicatie

Aanmelding bij de crisisdienst

Klager verwijt de huisarts dat zij hem zonder toestemming heeft aangemeld voor psychische zorg. Volgens klager heeft hij hierdoor een hersenbloeding gekregen.

Klager is niet aangemeld voor psychische zorg, zoals hij stelt, maar de huisarts heeft overlegd met de crisisdienst. Na dat overleg heeft de crisisdienst besloten klager te gaan beoordelen. Het is aan de crisisdienst om in te schatten welke actie nodig was, zij zijn daarvoor de deskundigen.

Uit het medisch dossier blijkt dat klager vaak belde, aangaf suïcidaal te zijn en ook aankondigde anderen in gevaar te gaan brengen. Verweerster heeft op grond van de geldende richtlijnen de afweging gemaakt dat er bij klager sprake was van gevaar voor zichzelf dan wel voor anderen en heeft om die reden overleg gevoerd met de crisisdienst. Het behoort tot verweersters zorgplicht deskundige hulp in te schakelen indien zij vreest voor het leven van een patiënt dan wel van anderen. Dat eerst geprobeerd wordt hier toestemming voor te verkrijgen is wel van belang. Of dit gebeurd is blijkt niet uit het journaal. De commissie acht dit echter onvoldoende om de klacht van klager gegrond te verklaren, omdat aannemelijk is geworden dat klager gevaarlijke uitlatingen deed en geen hulp op andere wijze, zoals behandeling, wilde accepteren.

De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 12-03-2024
Datum publicatie: 04-04-2024
Referentie: 20230103
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Aan oudere man geen hulp verleend na val

Klager vindt dat de huisarts in zijn zorgplicht tekort is geschoten door geen hulp te bieden nadat hij is gevallen op straat. Klager is 85 en geen patiënt in de praktijk van verweerder.

De commissie verklaart de klacht van klager gegrond en is van mening dat verweerder tekortgeschoten is in zijn zorgplicht.

Klager vordert een schadevergoeding van € 1.000,00. Deze is echter niet onderbouwd en wordt daarom afgewezen.

Datum uitspraak: 06-02-2024
Datum publicatie: 19-02-2024
Referentie: 20230088
Categorieën: Bejegening/communicatie

Niet serieus genomen?

Niet serieus genomen?

Klager verwijt de huisarts dat hij zijn klachten niet serieus heeft genomen omdat de huisarts bij alle lichamelijke klachten dacht dat er een psychische oorzaak was. Dit, omdat klager een vluchteling is die veel heeft meegemaakt.

Uit het medisch dossier blijkt dat er in 2021 47 consulten waren, waarbij ook klagers lichamelijke klachten zijn onderzocht. Hij is ook verwezen naar verschillende specialisten. De huisarts moet wel beoordelen welke verwijzingen zinvol zijn en regie voeren dat niet alles door elkaar gaat lopen. De commissie is van oordeel dat de huisarts dit zo goed mogelijk heeft gedaan. Daarbij werden ook de lichamelijke klachten van klager onderzocht. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 13-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230010
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Diagnose | Medisch dossier

Informatie in verwijsbrief niet van belang voor de behandeling

De huisarts heeft in een verwijsbrief meer informatie uit het medisch dossier meegestuurd dan nodig was. Bij de diagnose PTSS (Posttraumatische stressstoornis) stond informatie over de daders vermeld. Klaagster had geen toestemming gegeven om deze informatie te delen. In de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’, staat dat in een verwijsbrief alleen die informatie mag worden meegestuurd, die belangrijk is voor de behandeling. De commissie is van oordeel dat de huisarts dit niet zorgvuldig heeft gedaan en acht dit klachtonderdeel gegrond.

De commissie begrijpt dat het meesturen van deze informatie gevolgen heeft gehad voor klaagster. De commissie wijst daarom een immateriële schadevergoeding (smartengeld) toe op basis van redelijkheid en billijkheid van € 1000,00.

De commissie kan niet oordelen over de inhoud en wijze waarop een gesprek is gevoerd

Volgens klaagster had de assistente van de huisarts tegen haar had geroepen: “O die ken ik, die heeft borderline”. De assistente heeft deze informatie uit het dossier van klaagster gehaald. Als de assistente dit zo heeft gezegd, vindt de commissie dit niet juist. Maar de commissie kan niet met zekerheid vaststellen dát het ook is gezegd. Zij is geen getuige geweest van dit gesprek. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Niet duidelijk is of de verwarring van achternamen ook heeft plaatsgevonden

Klaagster zegt dat haar medisch dossier is verwisseld met dat van haar schoonzus omdat zij dezelfde achternaam dragen. Klaagster kan echter niet aantonen dat de verwisseling van de achternamen ook heeft plaatsgevonden. De commissie acht dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

Datum uitspraak: 20-11-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230087
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Meerdere klachten bespreken tijdens één consult

Klager heeft meerdere klachtonderdelen ingediend. Ze zijn alle 3 ongegrond verklaard.

Klager vindt dat de huisarts hem niet serieus heeft genomen. Klager kwam voor een bloeddrukcontrole. De bloeddruk is gemeten. Ook zijn klachten met betrekking tot hoesten, loopneus en kortademigheid onderzocht. Daarnaast is er ook nog slaapmedicatie voorgeschreven. Daarmee zijn drie verschillende klachten tijdens één consult besproken. In de regel wordt er tijdens een consult bij een huisarts één klacht besproken. Zijn er meerdere klachten, dan kan dat aangegeven worden bij het maken van de afspraak en kan er extra tijd ingepland worden. Dat de huisarts vroeg een nieuwe afspraak te maken voor een verdere uitleg van laboratoriumuitslagen, vindt de commissie terecht.

Klager vindt ook dat het medisch dossier van slechte kwaliteit is. De commissie oordeelt dat het dossier inderdaad niet zo uitgebreid is, maar vindt het niet onvoldoende.

Ook vindt klager dat de huisarts geen kritiek verdraagt. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond het bij dergelijke klachten het woord van de een tegen de ander is, waar de commissie niet bij was. De feiten kunnen dan niet worden vastgesteld.

Datum uitspraak: 09-01-2024
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230074
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Zorgaanbieder reageert niet op de klacht. De klacht wordt gegrond verklaard

De mentor van de patiënt dient de klacht in. De patiënt is gevallen. Vanwege haar verstandelijke beperking geeft zij niet goed aan of zij pijn heeft. Er wordt contact opgenomen met de huisartsenpraktijk. Zij sturen een verpleegkundig specialist in plaats van een huisarts. Deze verpleegkundig specialist klopt met een hamertje door de broek van de patiënt heen op haar knie en enkel en stelt vast dat er niets aan de hand is. Die avond zwelt de knie op. Na overleg met de huisartsenpost wordt de patiënt naar de spoedeisende hulp gestuurd. Uit onderzoek blijkt dat de knie is gebroken.

De zorgaanbieder is manager/eigenaar van de huisartsenpraktijk. Bij herhaling wordt aan haar gevraagd om te reageren op de klacht. De zorgaanbieder reageert niet. De klacht wordt daarom door de commissie gegrond verklaard. De commissie oordeelt dat de verpleegkundige specialist de knie van de patiënt niet goed heeft onderzocht. De zorgaanbieder moet een schadevergoeding van € 150,00 aan smartengeld betalen.

Datum uitspraak: 23-08-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Referentie: 20230041
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Diagnose

Onvoldoende onderbouwing

Klaagster vindt dat de overdracht naar een nieuwe huisarts niet goed is gegaan en dat de huisarts haar niet serieus heeft genomen.

Klaagster is 20 keer op het spreekuur geweest. Ook zijn er telefonische consulten geweest en is zij door verschillende specialisten gezien. Klaagster heeft niet aangegeven dat dit niet klopt. Zij heeft haar verwijten te algemeen opgeschreven, zonder te verwijzen naar bijvoorbeeld data. Daarmee heeft klaagster naar het oordeel van de commissie haar klachten niet genoeg onderbouwd. De commissie kan daarom niet vaststellen of het klopt wat klaagster stelt en verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 28-09-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Referentie: 20230018
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Bejegening/communicatie

Huisarts had een afspraak moeten regelen

Klaagster belde op vrijdag even voor 17.00 uur naar de huisartsenpraktijk. Haar zoon had sinds maandag last van buikpijn. Op maandag had zij ook al gebeld naar de praktijk. Nu had hij ook last van hoofdpijn, gaf over en had pijn bij het zijn kin naar zijn borst brengen. Klaagster wilde dat haar zoon werd onderzocht. De assistente overlegde met de huisarts. Deze belde na de afronding van haar werkzaamheden om ongeveer 18.15 uur naar klaagster. Klaagster nam de telefoon niet op. De huisarts nam zich voor om vanuit huis opnieuw in te loggen en te bellen. Bij het inloggen zag zij dat klaagster met haar zoon naar de huisartsenpost was gegaan.
De commissie is van oordeel dat de huisarts direct nadat zij de informatie van de assistente had ontvangen, een afspraak had moeten regelen. Zij had of zelf de patiënt moeten uitnodigen op de praktijk of zij had hem in moeten sturen naar de huisartsenpost. De huisarts wist dat klaagster die maandag al had gebeld voor haar zoon. Naar het oordeel van de commissie had zij een verband moeten leggen met de klachten van maandag en de klachten waarmee klaagster nu had gebeld.

Assistente had moeten controleren of ouders de uitleg hadden begrepen

De huisarts is als praktijkhouder verantwoordelijk voor het handelen van de assistenten. Op de hoorzitting is het de commissie duidelijk geworden dat de ouders de uitleg van de assistente op de maandag niet goed hebben begrepen. Omgekeerd heeft de assistente ook niet goed begrepen wat de ouders tegen haar hebben gezegd. De commissie is van oordeel dat van een professional mag worden verwacht dat zij controleert of de ander de uitleg ook heeft begrepen. Dat heeft de assistente in dit geval niet gedaan. Ook heeft zij die maandagmiddag niet aan de ouders gevraagd of de klachten nog hetzelfde waren. De huisarts had de assistente naar het oordeel van de commissie hierin beter moeten begeleiden.
De commissie acht de klacht gegrond en wijst een immateriële schadevergoeding (smartengeld) toe van € 1000,00. Ook moet de huisarts het griffierecht van € 125,00 terugbetalen.

Zie uitspraak 20230027.

Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Referentie: 20230026
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Bejegening/communicatie

Geen eigen onderzoek door huisarts nodig

Klager heeft vijf klachten ingediend tegen de huisarts. De klachten zijn alle vijf ongegrond verklaard.

De eerste klacht gaat erover dat klager vindt dat de huisarts klagers voet zelf had moeten onderzoeken. De commissie is van oordeel dat het niet nodig was dat de huisarts ook nog zelf onderzoek deed omdat klagers voet al was onderzocht door een collega huisarts en door een huisarts in opleiding. Het was voldoende dat werd besproken wat er verder zou gaan gebeuren, zoals een afspraak met een podotherapeut.

De tweede klacht van klager gaat erover dat de huisarts niet met klager wilde spreken over andere klachten dan over het medisch dossier. Het is echter niet vast komen te staan dat aan klager was toegezegd dat er over andere klachten gesproken zou worden.

In de kamer waar het consult met klager plaatsvond stond een ventilator. Klager vindt als derde klacht dat het gebruik van een ventilator in coronatijd al maanden daarvoor door diverse instanties was verboden. Er was in die tijd geen sprake van een verbod, er werden alleen adviezen gegeven. Er is naar het oordeel van de commissie ook niet in strijd gehandeld met deze adviezen.

Klager verwijt in zijn vierde klacht de huisarts dat hij geen rekening heeft gehouden met zijn privacy, omdat de huisarts met hem praatte vanuit de deuropening. De behandelkamer waarin klager zat stond niet in verbinding met de wachtruimte of entree. Er was daarmee geen direct contact met anderen mogelijk. Klagers privacy kon daarom niet worden geschonden.

Ten vijfde verwijt klager de huisarts dat hij in 2021 geen BIG-nummer op zijn website had staan, zoals wettelijk verplicht is. In het Registratiebesluit BIG is bepaald dat er een BIG-nummer op de website vermeld moet staan. De ingangsdatum van dat besluit van 1 januari 2021 is echter in verband met de coronacrisis opgeschoven. In 2023 is bekend gemaakt dat het BIG-nummer op een website vermelden niet meer hoeft. Dat de huisarts in 2021 geen BIG-nummer op zijn website had staan is daarom niet klachtwaardig.

Datum uitspraak: 13-09-2023
Datum publicatie: 19-10-2023
Referentie: 20230003
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Organisatorisch | Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier

<Einduitspraak> Assistente van verweerder heeft zorgvuldig gehandeld

Uit de reactie op de tussenuitspraak stelt de commissie vast dat verweerder (huisarts en praktijkouder) (mede)verantwoordelijk is voor een goede organisatie van zijn praktijk. Daaronder valt ook het functioneren van de assistente. De commissie acht de klacht dus ontvankelijk en gaat over op de inhoudelijke behandeling van de klacht. Klager vindt dat de assistente van de huisartsenpraktijk niet goed heeft gehandeld en houdt de huisarts hiervoor verantwoordelijk.
Klager belde op 11 februari 2022 de huisartsenpraktijk. Hij voelde zich beroerd en vroeg om advies. Klager had geen koorts. Vanwege de hoestklachten adviseerde de assistente hem om een Covidtest te doen, en om 112 te bellen bij erge benauwdheid en pijn op de borst. Op 14 februari 2022 belde klager opnieuw vanwege dezelfde klachten. De assistente gaf aan dat een huisbezoek niet mogelijk was, omdat klager tijdelijk op een ander huisadres verbleef. Zij overlegde vervolgens met de dienstdoende huisarts, die geen reden zag voor een consult. Nadat klager diezelfde middag opnieuw naar de praktijk belde, nam de huisarts telefonisch contact met hem op. Klager werd uitgenodigd om de volgende dag naar de praktijk te komen. Een thuisbezoek was ook nu niet mogelijk vanwege de afstand tot de praktijk.
De commissie oordeelt dat de assistente bij al deze gelegenheden zorgvuldig heeft gehandeld. De commissie acht de klacht dus ongegrond, en wijst daarmee ook de gevorderde schadevergoeding van € 25.000 af.

Datum uitspraak: 28-06-2023
Datum publicatie: 15-09-2023
Referentie: 20220144
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Bejegening/communicatie

<Tussenuitspraak> Verweerder verantwoordelijk voor handelswijze assistente?

Klager vindt dat de assistente van de huisartsenpraktijk niet goed heeft gehandeld en dat zijn vaste huisarts (tevens praktijkhouder) hiervoor verantwoordelijk is. De huisarts meent dat hij niet op de handelswijze van de assistente aangesproken kan worden, aangezien hij in die periode niet op de praktijk aanwezig was.

De commissie oordeelt dat zij de huisarts wel beschouwt als eerst verantwoordelijke voor het handelen van de assistente. In de Tussenuitspraak vraagt de commissie aan verweerder om aan te tonen dat niet hij, maar iemand anders uit de huisartsenpraktijk hiervoor verantwoordelijk was.

Lees de einduitspraak voor het vervolg van dit geschil.

Datum uitspraak: 24-04-2023
Datum publicatie: 15-09-2023
Referentie: 20220144
Categorieën: Intake/triage | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

Onvrede over palliatieve zorg

Morfine tegen de wil van patiënt
Klaagster zegt dat de patiënt tegen zijn wil morfine toegediend heeft gekregen. De commissie oordeelt dat verweerder terecht morfine heeft toegediend. Dit wordt altijd in overleg met de patiënt gedaan. Toch blijft het naar het oordeel van de commissie een zelfstandige beslissing van de arts. Het welzijn van de patiënt staat hierbij voorop. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Weigering vocht toe te dienen
Klaagster had haar vraag over het toedienen van vocht niet aan verweerder gesteld maar aan zijn collega. De klacht is daarom ongegrond.

Ongepaste woorden
Klaagster vindt dat verweerder ongepaste dingen heeft gezegd tegen de patiënt. De commissie oordeelt dat het moeilijk is om de communicatie tussen personen te beoordelen. Er is geen getuige geweest van wat er is gezegd. Het is niet zo dat klaagster minder wordt geloofd dan verweerder. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Onvoldoende aandacht
De commissie oordeelt dat verweerder de patiënt en klaagster voldoende aandacht heeft gegeven. Dat klaagster geen rouwbegeleiding heeft gehad, komt omdat zij geen patiënt was in de praktijk van verweerder. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 04-07-2023
Datum publicatie: 05-09-2023
Referentie: 20230011
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

Aanvullende voorwaarden wegens verdenking van corona

Klaagster vindt dat verweerster haar onheus heeft bejegend, haar beroepsgeheim heeft geschonden en dat zij klaagsters dochter niet goed heeft onderzocht.
Bij het maken van de afspraak voor klaagsters dochter heeft de assistente daaraan geen voorwaarden gesteld, zoals het doen van een coronatest. Uit het journaal blijkt dat klaagster wel vooraf heeft vermeld dat haar dochter hoestte en last had van veel slijm. Dat verweerster dan alsnog voorwaarden gaat stellen als klaagster er eenmaal is met haar dochter, acht de commissie niet juist. Dat de assistente niet gehandeld heeft volgens het beleid van de praktijk, is immers niet aan klaagster te wijten. Verweerster heeft in het bijzijn van de patiënten in de wachtkamer de verdenking uitgesproken dat de dochter corona zou hebben. Daarmee heeft zij informatie gedeeld die vertrouwelijk was en zo haar beroepsgeheim geschonden. De klacht van klaagster is in zoverre gegrond.
Dat verweerster onvolledig onderzoek gedaan zou hebben, zoals klaagster stelt, is naar het oordeel van de commissie niet het geval. Dat klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 11-07-2023
Referentie: 20220131
Categorieën: Bejegening/communicatie | Beroepsgeheim/privacy | Onderzoek/Behandeling | Intake/triage

Klachten missen feitelijke grondslag

Klager verwijt verweerster dat zij in het medisch dossier het verhaal van klager niet correct heeft weergegeven en dat zij ijskoud, gemeen en corrupt is.
De commissie stelt vast dat de klachten over verweerster zich uitstrekken over een periode van februari 2022 tot en met september 2022. Klager heeft echter niet aangetoond, noch is uit de onderliggende stukken en het journaal gebleken, dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld. De klachten missen iedere feitelijke grondslag. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing kan verweerster niet adequaat reageren en kan de commissie niet toetsen of verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. De commissie is daarom van oordeel dat de klachten van klager ongegrond zijn.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 11-07-2023
Referentie: 20220147
Categorieën: Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

De feitelijke onderbouwing ontbreekt

Klager verwijt verweerder dat hij hem heeft uitgelachen tijdens een consult en medische informatie heeft doorgespeeld aan de tandartsenpraktijk. Verweerder zou op zijn collega’s hebben ingepraat en hen hebben overgehaald ook corrupt te zijn.
De klachten bestrijken een periode waarin klager patiënt was bij de huisarts over wie hij klaagt. Klager heeft niet aangetoond, noch is uit de onderliggende stukken en het journaal gebleken, dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. De klachten missen iedere feitelijke grondslag. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing van de klachten kan verweerder niet adequaat reageren en kan de commissie niet toetsen of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. De commissie is daarom van oordeel dat de klachten van klager ongegrond zijn.

Datum uitspraak: 31-05-2023
Datum publicatie: 11-07-2023
Referentie: 20220150
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie

Klager voelt zich niet serieus genomen

Klager verwijt verweerder:

Klachtonderdeel 1: dat hij de klachten van patiënte niet serieus heeft genomen.
Tijdens een bespreking van de bloeduitslag, waarbij afwijkende lever- en glucosewaarden werden gevonden, spreekt verweerder met patiënte af om na 3 weken het bloedonderzoek te herhalen en om bij aanhoudende klachten een echo van de buik te maken. De commissie oordeelt dat verweerder op basis van deze laboratoriumuitslagen en van eerdere consulten, geen afwachtend beleid had moeten voeren en direct een aanvullend echo-onderzoek had moeten doen. Zij acht dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 2: dat hij patiënte heeft verwezen naar een gevaarlijke behandelaar.
De commissie kan verweerder volgen in zijn beslissing om patiënte te verwijzen naar polikliniek [naam behandelcentrum]. Naar het oordeel van de commissie is deze behandelaar een reguliere zorgaanbieder waar dermatologen, flebologen en chirurgen samenwerken en indien nodig voor (verdere) behandeling verwijzen naar het ziekenhuis. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 3: dat de assistente van verweerder een spoedafspraak heeft geweigerd.
De commissie begrijpt dat patiënte zich zorgen maakte, maar vindt het aanvaardbaar dat zij twee dagen later een afspraak kreeg, en niet diezelfde dag nog. Patiënte was vlak daarvoor nog beoordeeld op de spoedeisende hulp, waarbij zij reeds Fraxiparine voorgeschreven had gekregen. Tegen die achtergrond oordeelt de commissie dat verweerder voldoende zorgvuldig gehandeld heeft en acht zij dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 4: dat hij het medisch dossier van patiënte achteraf heeft aangepast en niet alles in het medisch dossier noteerde.
De commissie oordeelt dat verweerder heeft gehandeld conform het NHG-referentiemodel & NHG–Tabellen; de episoderegels moeten worden aangepast bij gewijzigde gezondheidsinformatie. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 5: dat hij nooit excuses heeft aangeboden aan patiënte en klager.
Verweerder heeft verschillende pogingen gedaan om in contact te komen met patiënte, maar dat dit niet gelukt is, kan verweerder niet worden verweten. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 30-05-2023
Datum publicatie: 10-07-2023
Referentie: 20230011
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Intake/triage | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Liever naar de chirurg in het buitenland

Een paar maanden na een maagverkleiningsoperatie in het buitenland, meldt klaagster zich bij de huisarts met pijnklachten in haar bovenbuik, misselijkheid en overgeven. Klaagster stelt dat zij niet adequaat is geholpen door de huisarts. Bovendien eist zij dat de huisarts een notitie uit het dossier verwijdert, waarin staat dat klaagster naar een vriend in het buitenland ging, in plaats van naar haar behandelend chirurg in dit land.

Wanneer klaagster zich meldt, nodigt de huisarts haar diezelfde dag nog uit voor het spreekuur. Er volgt een lichamelijk onderzoek, en de huisarts neemt contact op met de dienstdoende arts-assistent chirurgie van het ziekenhuis om mogelijke complicaties uit te sluiten. Klaagster wordt doorverwezen naar het ziekenhuis voor een beoordeling, en de chirurg adviseert om bij aanhoudende klachten een faeces-onderzoek te doen. Wanneer klaagster opnieuw contact zoekt met de huisartsenpraktijk, stelt de huisarts voor om, conform dit advies, materiaal voor een faeces-onderzoek op te komen halen. Diezelfde middag laat klaagster weten dat zij geen vervolgonderzoeken meer wenst en dat zij voor verdere behandeling naar haar chirurg in het buitenland gaat.

Naar het oordeel van de commissie had klaagster nog andere opties dan deze drastische beslissing. Zij had opnieuw contact kunnen opnemen met de huisarts of met de huisartsenpost. De commissie is van oordeel dat de huisarts redelijk en bekwaam heeft gehandeld en verklaart de klacht van klaagster ongegrond. Voor wat betreft de notitie in het dossier, kan de commissie niet meer achterhalen wat er destijds besproken is. Puur omdat de feiten niet vastgesteld kunnen worden (en dus niet op basis van geloofwaardigheid), acht de commissie ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 20-03-2023
Datum publicatie: 30-04-2023
Referentie: 20220126
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Verwijzing | Bejegening/communicatie

Goedbedoelde, maar onterechte diagnose

Klaagster verwijt verweerder dat hij de inhoud van de WLZ-aanvraag niet heeft besproken en dat hij zonder medeweten van klaagster een aanvullende brief aan het CIZ heeft verzonden met daarin de diagnose vasculaire dementie. Hierdoor is klaagster op een gesloten afdeling opgenomen. Uit de stukken en het journaal maakt de commissie op dat de huisarts inderdaad een CIZ-aanvraag heeft gedaan voor een opname in het verpleeghuis en dat hij een aanvulling heeft gestuurd waarin hij stelde dat er sprake was van vasculaire dementie. Uit het journaal blijkt niet dat de huisarts deze diagnose heeft besproken met klaagster (of haar dochter), noch dat hij haar op de hoogte heeft gesteld van de aanvullende verklaring.

De commissie is van oordeel dat verweerder onterecht de diagnose dementie heeft gesteld.
Zij veronderstelt dat verweerder het goed bedoeld heeft, met als doel een snelle opname van klaagster in het verpleeghuis. Ook een verzwaring van een diagnose met dit doel dient echter met de patiënt zelf besproken te worden. De commissie verklaart de klacht van klaagster gegrond.

Datum uitspraak: 22-03-2023
Datum publicatie: 29-04-2023
Referentie: 20220097
Categorieën: Diagnose | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Informatie over onderzoek/behandeling

Ouder wil beter geïnformeerd worden over medische situatie dochter

Klager heeft bij de huisarts aangegeven dat hij beter geïnformeerd wil worden over de medische situatie van zijn dochter (12 jaar), aangezien moeder deze informatie onvoldoende met hem deelt. Hij wenst vaker en vollediger inzicht in het dossier, en klaagt dat zijn toestemming niet is gevraagd op momenten dat dit wel had moeten gebeuren. Verweerster beroept zich op de KNMG-wegwijzer, die stelt dat het aan de gezagdragende ouders is om elkaar hierover te informeren.

Deze stelregel geldt echter niet als de arts aanwijzingen heeft dat de niet-aanwezige ouder een andere mening over de behandeling heeft. De geschillencommissie oordeelt dat deze uitzondering hier van toepassing is. Klager heeft immers in een e-mail expliciet aangegeven dat de arts er niet van kan uitgaan dat moeder ook namens hem spreekt. Onder deze omstandigheden moet de arts beide ouders apart informeren, behalve wanneer acuut medisch ingrijpen nodig is. Daarvan is slechts in één van de benoemde voorbeelden sprake, en dus acht de commissie de klacht (deels) gegrond. De door klager gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.

Datum uitspraak: 16-02-2023
Datum publicatie: 16-04-2023
Referentie: 20220056
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

Klager is ontevreden en wil wisselen van praktijk

Klager klaagt dat medewerkers van de praktijk van verweerder onbeschoft zijn, niet kunnen luisteren en hem uitschelden. Klager stelt ook dat er verkeerde medicatie is voorgeschreven door verweerder. Gezien zijn ontevredenheid wenst hij over te stappen naar een andere praktijk, maar dit wordt hem door verweerder onmogelijk gemaakt, zo stelt klager.

Ten aanzien van de klacht omtrent omgangsvormen, kan de commissie bij gebrek aan bronnen niet vaststellen wat zich feitelijk heeft afgespeeld. Ook het verwijt over de medicatie wordt door klager niet nader onderbouwd. Voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op het afleveren van een ander merk medicatie door de apotheek, kan verweerder hiervoor niet verantwoordelijk gehouden worden. Dat klager zich niet kan inschrijven bij een van de andere praktijken binnen de HAGRO van verweerder, is evenmin verwijtbaar aan verweerder. Verweerder kan dit niet afdwingen. Daarnaast heeft verweerder klager gewezen op twee praktijken buiten deze HAGRO, die nog nieuwe patiënten aannemen. Klager heeft niet aantoonbaar gemaakt waarom het niet mogelijk zou zijn hiernaartoe over te stappen. De klacht van klager wordt ongegrond verklaard.

Datum uitspraak: 15-12-2022
Datum publicatie: 05-01-2023
Referentie: 20220066
Categorieën: Bejegening/communicatie | Medicijnen | Beëindiging arts - patiëntrelatie

Verwijten moeten ook onderbouwd worden

Deze klacht bestaat uit verschillende onderdelen, waarin klaagster onder andere aangeeft dat zij door de huisarts onheus bejegend en gediscrimineerd wordt, onvoldoende zorg ontvangt, niet wordt verwezen en geen inzage in haar dossier krijgt. In haar verweerschrift doet de huisarts haar best om de klacht te ontrafelen en te beantwoorden. Klaagster heeft ervoor gekozen om niet in te gaan op de concrete feiten en weerleggingen uit het verweerschrift. Klaagster heeft daarmee geen nadere onderbouwing gegeven met verwijzing naar specifieke gebeurtenissen, feiten en/of data waaruit zou blijken dat verweersters handelen onzorgvuldig zou zijn geweest.

Het is aan klaagster om haar verwijten niet alleen te stellen, maar ook te onderbouwen. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing kan de commissie niet tot de conclusie komen dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. De commissie heeft ook in het medisch dossier geen aanknopingspunten kunnen vinden voor gegrondheid van de klachtonderdelen. Daarmee is de klacht van klaagster ongegrond en wordt de bijgaande schadevergoeding niet toegekend.

Datum uitspraak: 15-12-2022
Datum publicatie: 05-01-2023
Referentie: 20220059
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

Tijdens de visite wordt de hulpvraag onvoldoende onderzocht

Klaagster geeft aan dat zij zich onvoldoende gehoord voelt in haar hulpvraag. In het eerste consult geeft klaagster aan dat benen, voeten, knieën gevoelloos zijn en dat lopen hierdoor lastig is. Klaagster vreest voor bijwerkingen van de coronavaccinatie. In twee opeenvolgende telefonische consulten klaagt zij bij de assistente dat de klachten verergeren en dat zij niet meer kan lopen. Om die reden wordt een visite afgesproken die op 27 december 2021 plaatsvindt. Tijdens de visite vindt geen lichamelijk onderzoek plaats naar de geuite klachten, maar ligt de focus op klaagsters bloeddruk en gezwollen voeten.

De commissie is van oordeel dat verweerder tijdens deze visite proactief had moeten ingaan op de hulpvraag die was neergelegd bij de assistente. Uit het journaal blijkt niet dat dit is gebeurd, zonder dat daarvoor een reden is opgegeven. Klaagsters klacht is gegrond voor zover deze betrekking heeft op het consult van 27 december 2021. De door klaagster gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen, omdat deze schade verband hield met haar ziekte en een latere operatie, die echter niet verwijtbaar zijn aan verweerder.

Datum uitspraak: 15-12-2022
Datum publicatie: 05-01-2023
Referentie: 20220050
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Intake/triage

20220024 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager klaagt over de houding van verweerder tijdens het consult, vindt dat verweerder tekortgeschoten is in zijn onderzoek en diagnosestelling, vindt dat hij verwezen had moeten worden naar de Spoedeisende Hulp en vervoerd had moeten worden per ambulance. De commissie is van oordeel dat zowel het onderzoek, als de verslaglegging van het consult onvoldoende was. De commissie is daarnaast van oordeel dat verweerder klager ofwel direct had moeten verwijzen naar een SEH, dan wel had moeten verwijzen voor een spoedfoto in een ziekenhuis waar ook een SEH aanwezig is. Op die manier had klager minder lang hoeven wachten, was hem eerder adequate pijnstilling toegediend en was hij direct op de juiste plek geweest waardoor hij niet nogmaals vervoerd hoefde te worden. De commissie verklaart de klacht van klager gegrond.

De door klager gevorderde schadevergoeding betreft een vergoeding wegens te lang onnodig pijn lijden. Dit betreft derhalve een vordering wegens immateriële schade (smartengeld). Naar het oordeel van de commissie staat voldoende vast dat in het geval klager rechtstreeks door verweerder naar de SEH was verwezen, eerder adequate pijnstilling was toegediend, zoals deze pijnstilling ook daadwerkelijk later op de SEH middels morfine is gebeurd. Als gevolg van deze delay in de behandeling heeft klager ongeveer anderhalf uur langer pijn geleden dan bij een directe verwijzing het geval zou zijn geweest. Overigens is gesteld noch gebleken dat deze delay heeft geleid tot een belemmering of vertraging in de genezing. Hoewel de commissie niets wil afdoen aan de onnodig geleden pijn van klager, is deze beperkt in de tijd geweest. Niettemin vindt de commissie een bedrag wegens smartengeld op zijn plaats. De commissie acht in dit geval een bedrag van € 100,00 redelijk en billijk en in overeenstemming met de jurisprudentie in min of meer vergelijkbare gevallen. Daarnaast veroordeelt de commissie verweerder tot het betalen van het door klager betaalde griffierecht van € 100,00.

Datum uitspraak: 20-09-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Referentie: 20220024
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Diagnose | Verwijzing

20220037 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerder een verklaring af had moeten geven dat hij geen mondkapje hoefde te dragen tijdens een vliegreis.

Bij de beoordeling van het handelen in onderhavige klacht is van toepassing de KNMG Richtlijn Omgaan met medische gegevens. Volgens deze Richtlijn wordt het afgeven van geneeskundige verklaringen door de behandelend arts afgeraden. De relatie tussen arts en patiënt is gebaseerd op vertrouwen en dient vrij te blijven van belangenconflicten, die mogelijk kunnen ontstaan bij het al dan niet afgeven van een geneeskundige verklaring. Dat verweerder geen medische verklaring heeft willen afgeven aan klager, is daarmee dus conform de geldende richtlijnen. Daarmee is de klacht van klager ongegrond.
Dat verweerder ook andere argumenten heeft gebruikt dan deze, zoals het mondkapjesbeleid niet willen frustreren, was daarbij onnodig. Verweerder had kunnen volstaan met het verwijzen naar het zogenaamde speciaal daarvoor door de KNMG opgestelde “weigeringsbriefje” waarin de redenen hiervan worden uitgelegd. Ook had verweerder terug kunnen verwijzen naar de instantie die verzocht had om een medische verklaring. Dat had onduidelijkheid bij klager kunnen voorkomen en was duidelijk geweest voor klager tot wie hij zich wel had kunnen wenden.

Datum uitspraak: 19-10-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Referentie: 20220037
Categorieën: Bejegening/communicatie | Informatie over onderzoek/behandeling

20220032 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij herhaaldelijk heeft geweigerd klager te verwijzen, onnodige medicijnen heeft voorgeschreven, niet aan serieuze oplossingen voor de behandeling van klagers gezondheidsproblemen heeft gedacht, onvoldoende heeft afgestemd met specialisten, het verband tussen laag testosteron en gewichtstoename en omeprazol belachelijk heeft gemaakt, met een vleugje racisme heeft gereageerd, ten onrechte de diagnose carpaal- en cubitaalsyndroom heeft geduid als klachten van de spieren/hyperventilatie en zich op een vreemde medeplichtige wijze heeft gedragen.

Klager heeft in de overgelegde stukken geen nadere onderbouwing gegeven met verwijzing naar specifieke gebeurtenissen, feiten en/of data waaruit zou blijken dat verweerders handelen onzorgvuldig zou zijn geweest. Het is aan klager om zijn verwijten te onderbouwen. Bij gebrek aan een duidelijke onderbouwing kan verweerder niet adequaat reageren en kan de commissie niet tot de conclusie komen dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Uit het medisch dossier dat is overgelegd, waaronder een groot aantal specialistenbrieven, heeft de commissie niet opgemaakt dat door verweerder onzorgvuldig zou zijn gehandeld. Klager wordt serieus genomen, er wordt naar hem geluisterd, hij wordt daar verwezen waar dat nodig is en verweerder reageert op klagers e-mails. Bij klager is daarmee serieus onderzoek gedaan naar die veelheid aan klachten. De commissie heeft ook in het medisch dossier geen aanknopingspunten voor gegrondheid van de klachtonderdelen kunnen vinden. Daarmee is de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 10-11-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Referentie: 20220032
Categorieën: Verwijzing | Diagnose | Medicijnen | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20220041 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat er sprake is van nalatigheid, een onjuiste behandeling en onjuiste verslaglegging in het medisch dossier door verweerster. Klagers dementie is versneld, doordat hij niet vaker is beoordeeld door verweerster.

Verweerster legde een visite af bij klager, waarbij ter plekke bleek dat klager Corona had. Verweerster heeft een afwachtend beleid ingesteld. Naar het oordeel van de commissie was dat op dat moment ook juist om te doen.
De commissie is van oordeel dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft eerst een afwachtend beleid ingesteld om te bekijken of klager zou herstellen van Corona. Vervolgens heeft zij overlegd met een specialist ouderengeneeskunde die haar mening deelde dat er sprake was van een delier ten gevolge van Corona. Zij heeft een opname geregeld zodat klager in alle rust kon herstellen en klagers echtgenote werd ontlast. Verweerster zag geen aanleiding voor een hersenscan, waar klagers echtgenote om verzocht. Dat dit een juiste inschatting was, is bevestigd door de uitslag van de scan die werd gemaakt in het ziekenhuis. Dit bevestigde de diagnose van verweerster en de specialist ouderengeneeskunde.
Uit de stukken komt wel het beeld naar voren dat er sprake was van moeizame communicatie. Door de commissie is echter niet vast te stellen aan wie dit heeft gelegen, nu de commissie daarvan geen getuige is geweest. De commissie kan wel vaststellen dat de juiste medische zorg is verleend en verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 10-11-2022
Datum publicatie: 29-11-2022
Referentie: 20220041
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

20220020 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat zij slecht behandeld is door verweerster en dat verweerster niet heeft gekeken naar de oorzaak van haar klachten.

Uit het journaal maakt de commissie op dat klaagster op 2 september 2021 voor het eerst een afspraak maakte in verband met huidklachten in haar nek en achter haar oren. Verweerster scheef een crème voor. Op donderdag 28 oktober 2021 wilde klaagster een afspraak maken voor de dag erna. Er was echter alleen nog plek voor spoedafspraken. De assistente heeft uitgevraagd of er sprake was van spoed, waarbij klaagster aangaf dat zij niet belemmerd werd in haar functioneren. Klaagster is vervolgens naar de praktijk gegaan en wilde dezelfde dag gezien worden. Zij is toen in de spreekkamer van verweerster gaan zitten.
De commissie heeft er begrip voor dat klaagster zich zorgen maakte over de huidproblemen, gezien haar voorgeschiedenis van borstkanker. Medisch gezien is naar het oordeel van de commissie niet gebleken dat niet of niet tijdig is gehandeld door verweerster. Klaagster kwam bijna twee maanden na het eerste consult met het verzoek om een nieuw consult. De assistente heeft uitgevraagd of de klachten klaagster belemmerden. Dat was niet het geval. Er was op dat moment geen sprake van medische spoed, klaagster kreeg het advies koelzalf te gebruiken totdat er wel een afspraak mogelijk was.
Uit het journaal blijkt niet dat klaagster heeft besproken dat zij zich grote zorgen maakte of dat zij erg bang was. Bij het beoordelen van het handelen van verweerster gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. De commissie gaat er dan ook van uit dat klaagster bij het maken van de afspraak niet voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij angstig was en zich grote zorgen maakte in verband met de hormoontherapie die zij kreeg. Er was dan ook geen reden om met spoed een afspraak in te plannen. Door goed uit te vragen is naar het oordeel van de commissie zorgvuldig genoeg gehandeld door (de assistente van) verweerster.
De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 12-07-2022
Datum publicatie: 26-07-2022
Referentie: 20220020
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Intake/triage | Bejegening/communicatie

20210108 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat hij op 13 en 16 augustus 2021: 1. geen passende en adequate zorg heeft ontvangen in verband met klachten aan zijn voeten in combinatie met ernstige corona klachten; 2. niet de juiste medicatie heeft gehad voor de pijn aan zijn voeten; 3. niet is doorverwezen naar het ziekenhuis; 4. niet serieus is genomen door verweerster.
De klachten worden in verband met de overzichtelijkheid in samenhang met elkaar besproken. Bij de beoordeling van de klachten houdt de commissie rekening met de context (Covid-19 crisis) waarin dit zich afspeelt. Er was (en is nog steeds) niet veel bekend over de klachten die corona met zich meebrengt. De commissie is van oordeel dat verweerster – gezien bovengenoemde omstandigheden maar ook los daarvan - heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts. De commissie oordeelt dat het geen onlogische keuze is geweest van verweerster om naproxen (een pijnstiller en ontstekingsremmer), naast pregabaline, voor te schrijven om de coronaklachten te verminderen en daarmee wellicht ook de, in samenhang met corona, toenemende pijn aan de voeten van klager te verlichten. Het voorschrijven van ‘zwaardere medicatie’ is in dit geval geen passende oplossing omdat er 2 gezondheidsproblemen naast elkaar speelden namelijk de corona en de neuropathie. Vast staat dat verweerster op maandag 16 augustus 2021 om 12.15 uur op huisbezoek is geweest bij klager. De saturatie was op dat moment 95 %. Een saturatie van 95 % is naar het oordeel van de commissie geen reden voor opname in het ziekenhuis, ook niet in combinatie met corona. Er waren geen andere aanwijzingen waardoor opname zou zijn geïndiceerd. Toen verweerster klager diezelfde middag terugbelde, was klager erg boos en wilde haar niet meer als huisarts. Dat klager later die dag werd opgenomen in het ziekenhuis, kan naar het oordeel van de commissie verweerster niet worden verweten, corona kan leiden tot een plotselinge verergering van de klachten en zelfs tot een spoedopname in een ziekenhuis. Dat klager voor de pijn aan zijn voeten is opgenomen in het ziekenhuis is niet gebleken. De commissie oordeelt dat verweerster op 13 en 16 augustus 2021 zorgvuldig heeft gehandeld en acht de klachten van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 23-06-2022
Datum publicatie: 25-07-2022
Referentie: 20210108
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen | Verwijzing | Bejegening/communicatie

20210110 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster heeft een klacht ingediend tegen verweerster over de aan haar vader verleende zorg gedurende zijn laatste levensfase.
Klaagster verwijt verweerster: 1. dat zij niet heeft willen voldoen aan de laatste wens van de vader van klaagster; 2. dat zij geen navraag heeft gedaan of opvolging heeft gegeven aan voorgeschreven hulpmiddelen; 3. dat zij steeds te laat en nooit op eigen inzicht of initiatief zorg heeft geboden aan de vader; 4. slechte communicatie en afstemming tussen de huisartsen met als gevolg zeer gênante momenten; 5. slechte communicatie richting nabestaanden.
De commissie oordeelt als volgt.
Klachtonderdeel 1
Klaagster heeft gesteld dat de vader had aangegeven zijn stervensfase met mogelijke pijn en ongemakken niet bij bewustzijn te willen meemaken. Klaagster heeft daaruit begrepen, zo vermoedt de commissie, dat de vader om in rust te kunnen sterven, Dormicum toegediend had moeten krijgen. Die veronderstelling berust op een onjuiste voorstelling van zaken. Van belang is of de vader zonder pijn is gestorven en hem geen nodige medische zorg is onthouden. De wijkverpleegkundige heeft in de vroege ochtend van 17 augustus 2021 via het privé telefoonnummer van verweerster telefonisch overleg met haar gevoerd. De verpleegkundige heeft in dat overleg te kennen gegeven dat zij de vader zojuist morfine had toegediend en hij rustig was en geen pijn had. Die opmerking van de verpleegkundige wordt door de commissie niet in twijfel getrokken en is door klaagster niet ontkend. De commissie overweegt dat er dan ook geen reden was om naast de morfine Dormicum toe te dienen. Wel was sprake van een reutelende ademhaling, maar dit is evenmin een reden voor het geven van Dormicum; het reutelen van de ademhaling wordt vaak gehoord in de laatste fase van een patiënt en kan voor aanwezigen een naar geluid en aanblik geven maar kan door Dormicum verergeren. De commissie is dan ook van oordeel dat de huisarts juist heeft gehandeld door de wijkverpleegkundige te adviseren Dormicum niet toe te dienen.
Klachtonderdeel 2
Verweerster kan van de lange levertijden van hulpmiddelen geen verwijt worden gemaakt. De AIOS heeft de familie juist geadviseerd om vertraging in de levering te voorkomen door de benodigde hulpmiddelen eerst zelf aan te schaffen.
Klachtonderdeel 3
Hiervan is de commissie niet gebleken. De vader werd door de AIOS van verweerster onder haar supervisie begeleid. Klaagster heeft bevestigd dat de familie zeer tevreden was over die begeleiding. Uit het dossier kan de commissie niet anders opmaken dan dat er met regelmaat en ook op eigen inzicht of initiatief (telefonisch) contact werd opgenomen met de vader of zijn familieleden en zorg werd geboden aan de vader. Verweerster heeft haar privé telefoonnummer aan de wijkverpleegkundige gegeven waarmee de wijkverpleegkundige zo nodig ook ’s avonds en ’s nachts contact kon opnemen met verweerster hetgeen ook is gebeurd.
Klachtonderdeel 4
Op 17 augustus 2021 heeft de verpleegkundige om 3.00 uur contact met verweerster opgenomen om te overleggen over de situatie van de vader. Anderhalf uur later, om 4.40 uur, is de vader overleden. Verweerster is toen niet gebeld maar de verpleegkundige heeft het overlijden van de vader doorgegeven aan de HAP. Door een computerstoring is de praktijk van verweerster hierover niet geïnformeerd. De collega van verweerster die op 17 augustus 2021 een huisbezoek bracht was dan ook niet op de hoogte van het overlijden van de vader. De commissie begrijpt dat dit bezoek voor alle betrokkenen pijnlijk en ongemakkelijk is geweest maar is van oordeel dat verweerster hiervan geen verwijt kan worden gemaakt.
Klachtonderdeel 5
Klaagster heeft gesteld dat zij door verweerster niet op de hoogte was gebracht van het snel naderende einde van de vader en het feit dat zijn allerlaatste fase was ingegaan. Uit het dossier blijkt dat voor de vader geen behandeling meer mogelijk was in het [naam] ziekenhuis en hij thuis wilde sterven. Op 12 augustus 2021 heeft de vader die wens herhaald. Met de vader zijn door de AIOS meerdere ACP gesprekken gevoerd. Door klaagster is dit niet ontkend en zij heeft bevestigd dat de begeleiding door de AIOS door haar en haar ouders altijd als zeer prettig is ervaren. Vanwege toenemende pijn is op 16 augustus 2021 rond 11.00 uur aan de vader morfine toegediend. Dat klaagster dat moment niet heeft geduid als een inluiden van de stervensfase van de vader kan aan verweerster niet worden verweten. Met de vader was de laatste fase uitvoerig besproken. De vader is vervolgens sneller dan verwacht en al op 17 augustus om 4.40 uur overleden. Dat verweerster in die laatste dagen gezegd zou hebben: “dit gedeelte past bij naderende sterfte” komt de commissie geenszins ongepast voor. Een dergelijke uitspraak dient binnen de context te worden gezien en past binnen het handelen van een redelijk bekwaam huisarts.
Resumerend is de commissie van oordeel dat verweerster zich in de zorg voor de vader heeft gedragen zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden. De commissie verklaart de klacht van klaagster dan ook in alle onderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 27-06-2022
Datum publicatie: 25-07-2022
Referentie: 20210110
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Informatie over onderzoek/behandeling | Organisatorisch

20210094 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder een onheuse bejegening tijdens het eerste consult dat zij als nieuwe patiënt bij verweerder had.

Het consult met klaagster is inmiddels drie jaar geleden en verweerder kan zich het voorval en hetgeen gezegd zou zijn op 2 april 2019 niet meer goed herinneren. Verweerder heeft klaagster slechts eenmaal gezien. Vervolgens heeft zij zich ingeschreven bij een andere huisarts. Verweerder herkent zich niet in hetgeen klaagster beschrijft. Klaagster vraagt geen uitspraak over het medisch handelen van verweerder maar verlangt een oordeel van de commissie over hetgeen gezegd is en is voorgevallen in de spreekkamer van verweerder tijdens een eerste en tevens laatste consult bij verweerder op de door klaagster genoemde datum van 2 april 2019.

Klaagster heeft geen machtiging tot inzage in haar medisch dossier verstrekt. Dit betekent dat verweerder en de commissie geen kennis hebben kunnen nemen van de inhoud van het medisch dossier van klaagster en hetgeen op en rond 2 april 2019 over het consult is genoteerd. Klaagster heeft in haar klaagschrift delen uit haar medisch dossier weergegeven maar de commissie kan niet toetsen of die weergave juist en volledig is. Verweerder moet zich adequaat kunnen verweren tegen het geschil, zo nodig met gebruikmaking van medische gegevens (zie artikel 5 lid 6 van het Reglement Geschillencommissie Huisartsen). Die mogelijkheid is verweerder door klaagster onthouden. Daarnaast kan de commissie aan de hand van het medisch dossier niet zelf vaststellen wat verweerder naar aanleiding van dit consult in het patiëntendossier van klaagster heeft genoteerd. De commissie verklaart de klacht van klaagster dan ook ongegrond en wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 12-05-2022
Datum publicatie: 02-06-2022
Referentie: 20210094
Categorieën: Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20210052 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat zij onvoldoende heeft geluisterd naar de klachten van klaagster en dat zij klaagster ondanks het klachtenbeeld naar huis heeft gestuurd en niet heeft verwezen voor nader onderzoek.

De commissie stelt vast dat hetgeen klaagster stelt, niet overeenkomt met wat in het journaal van verweerster is genoteerd. Klaagster geeft aan dat ze niet werd onderzocht en alleen een coronatest kreeg. Later geeft klaagster aan dat zij wel is gezien door verweerster maar dat alleen in haar keel is gekeken en naar haar longen is geluisterd. In het journaal is echter verder onderzoek genoteerd. Klaagster stelt dat zij naar huis gestuurd is terwijl zij heel ziek was en nauwelijks kon lopen. Ook dit komt niet overeen met wat in het journaal is genoteerd, namelijk dat klaagster trap heeft gelopen en niet ziek oogde. Ook is genoteerd dat zij bij een negatieve coronatest gezien kon worden bij haar eigen huisarts op het spreekuur. Uit niets blijkt dat klaagster ten tijde van het consult symptomen had die wezen op het bestaan van een bloedprop in klaagsters hals, dan wel van symptomen die wezen op een CVA. Een verwijzing voor verder onderzoek was dan ook niet geïndiceerd.

Hetgeen klaagster stelt in haar klacht en hetgeen verweerster stelt is tegengesteld aan elkaar. Hetgeen klaagster stelt, wordt niet nader onderbouwd en wordt door verweerster weersproken. Daarbij wordt hetgeen verweerster stelt onderbouwd door het journaal. Datgene wat ten grondslag gelegd wordt aan een klacht moet onomstotelijk vast komen te staan wil de klacht gegrond verklaard kunnen worden. Dat is in deze niet het geval is. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 09-03-2022
Datum publicatie: 12-04-2022
Referentie: 20210052
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Bejegening/communicatie

20210065 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij eenzijdig en onterecht de behandelrelatie heeft beëindigd. Verweerder heeft aangegeven dat er diverse gesprekken hebben plaatsgevonden, waarbij klager is gewaarschuwd dat hij zich moest onthouden van onheus en agressief gedrag. Uit het journaal is op te maken dat het contact met klager op 6 april 2020 al moeizaam verliep. Op verzoek van klager zijn de consulten van 10 en 29 juli 2020 verwijderd, waarbij is aangetekend dat “dwingend en dreigend gedrag met betrekking tot zijn letselschade zaken echt moet ophouden en dat we ons gaan concentreren op waar hij bij een arts komt, gezondheidszorg!”

Ondanks dat uit het dossier consulten op verzoek van klager zijn verwijderd, hetgeen het voor verweerder lastig maakt aan te tonen dat hij diverse gesprekken heeft gevoerd om de behandelrelatie te herstellen, is de commissie van oordeel dat voldoende duidelijk is dat vanaf de start van de behandelrelatie de contacten moeizaam verliepen. Ook zijn er verklaringen overgelegd van de assistentes waaruit blijkt dat zij klagers gedrag als bedreigend hebben ervaren. Voldoende duidelijk is geworden dat verweerder meerdere gesprekken heeft gevoerd met klager om de relatie te verbeteren en klager ook heeft gewaarschuwd voor de gevolgen als dat niet zou gebeuren. Daar komt bij dat klager niet heeft betwist dat wat verwijderd is uit klagers dossier, niet heeft plaatsgevonden. De commissie is van oordeel dat er sprake was van een gewichtige reden op grond waarvan de behandelrelatie beëindigd kon worden.

Ook heeft verweerder dit naar het oordeel van de commissie voldoende zorgvuldig gedaan. Verweerder heeft aangegeven dat de behandelrelatie verstoord was en dat klager op zoek moest gaan naar een andere huisarts. Verweerder is daarna nog zorg blijven verlenen. Toen klager geen andere huisarts zocht, heeft verweerder klager schriftelijk herinnerd en ook aangegeven spoedzorg te zullen blijven verlenen. Verweerder heeft bemiddeld bij het vinden van een andere huisarts. Daarmee heeft verweerder voldoende voldaan aan de in de KNMG richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst gestelde zorgvuldigheidseisen.

Klager stelt verder nog dat verweerder geweigerd heeft vragen rondom klagers medische situatie te beantwoorden. De commissie heeft de indruk gekregen dat klager onjuiste verwachtingen had van wat verweerder voor hem kon betekenen in diens letselschadezaak. Verweerder was klagers behandelend huisarts, niet diens medisch adviseur of diens bedrijfsarts. Het afgeven van geneeskundige verklaringen met een oordeel over een patiënt en over de (medische) geschiktheid of ongeschiktheid van een patiënt om bepaalde dingen wel of niet te doen is als behandelend arts niet toegestaan. Wel kan die arts een afschrift van het medisch dossier verstrekken of gerichte vragen van bijvoorbeeld een medisch adviseur beantwoorden. Verweerder heeft dit ook gedaan. Nergens is gebleken dat verweerder geweigerd heeft vragen te beantwoorden rondom klagers medische situatie.

De commissie is van oordeel dat verweerder conform de richtlijn heeft gehandeld en verklaart de klachten van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 10-03-2022
Datum publicatie: 12-04-2022
Referentie: 20210065
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

20210028 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Deze uitspraak dient in samenhang te worden gezien met de uitspraak in geschil HAW 20210029 gericht tegen de waarnemend huisarts van de praktijk van verweerster.
Klaagster verwijt verweerster, als praktijkhoudend huisarts, dat zij zonder hoor en wederhoor toe te passen is meegegaan in het gestelde niet professionele handelen van haar collega, de waarnemend huisarts, en daardoor eveneens niet gehandeld heeft zoals van een goed hulpverlener mag worden verwacht.
De commissie is van oordeel dat het verwijt van klaagster in algemene zin is geformuleerd, zonder nadere toelichting of onderbouwing. Klaagster kan er niet mee volstaan de verwijten gericht tegen de waarnemend huisarts eveneens tegen verweerster als praktijkhoudend huisarts te richten. Daarnaast heeft de commissie in het geschil 20210029 HAW beslist dat er sprake is van handelen zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend huisarts, zodat verweerster niet is meegegaan met het gestelde niet professionele handelen van de waarnemend huisarts. De commissie heeft zelfstandig ook geen enkele aanwijzing gevonden die de klacht van klaagster kan ondersteunen.
De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 08-03-2022
Referentie: 20210028
Categorieën: Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20210029 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht bestaat uit 5 onderdelen die verband houden met twee anonieme meldingen bij Veilig Thuis en vervolgens een zelfstandige melding van verweerster (waarnemend huisarts) zelf.
Klaagster verwijt verweerster het niet hebben willen onderzoeken van de kinderen op tekenen van mishandeling, het afgaan op onjuiste mededelingen van de ex-partner van klaagster, het niet toepassen van het beginsel van hoor en wederhoor, het verstrekken van het medisch dossier van de zoon aan ex-partner en het doen van een melding aan Veilig Thuis zonder enige grondslag. Klaagster vordert een materiële schadevergoeding van
€ 15.000,00 vanwege de door klaagster betaalde advocaatkosten en een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 voor de onrust die verweerster heeft veroorzaakt.

De commissie is van oordeel dat verweerster zich als een goed zorgverlener heeft gedragen en uiterst zorgvuldig te werk is gegaan. Zij heeft telkens weloverwogen gehandeld en zorgvuldige afwegingen gemaakt in haar contacten met en over het gezin van klaagster naar Veilig Thuis. Zij heeft daarbij meerdere keren advies gevraagd aan collega’s en deskundigen van de KNMG en Veilig Thuis. Zij heeft aantoonbaar vele pogingen gedaan om klaagster te bereiken maar klaagster heeft er zelf voor gekozen niet te reageren. Verweerster heeft het stappenplan van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld goed gevolgd. Verweerster was gerechtigd de ex-partner het medisch dossier van de zoon te verstrekken omdat hij (mede) belast is met het ouderlijk gezag over de zoon.
De commissie verklaart de klacht van klaagster in alle onderdelen ongegrond en wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 08-03-2022
Referentie: 20210029
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Medisch dossier | Niet ontvankelijk

20210081 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klachtonderdeel 1: Klager vindt dat verweerder de patiënt na haar val op 22 juni 2021 niet voldoende heeft onderzocht en/of haar ziektegeschiedenis niet juist heeft beoordeeld, de verkeerde diagnose heeft gesteld en verkeerd beleid heeft gevoerd. Verweerder had de patiënt moeten verwijzen naar het ziekenhuis.
De commissie stelt vast dat de patiënt altijd veel pijnklachten had en veel pijnmedicatie gebruikte. In de anderhalve maand voor de val, klaagde de patiënt echter niet veel over pijn. Een inschatting maken van de mate van pijn is lastig bij een patiënt met reuma, osteoporose en cognitief disfunctioneren, waarbij de patiënt ook nog (veel) pijnmedicatie krijgt. Een kenmerk van de cognitieve beperkingen is dat pijn niet goed aangegeven kan worden. De commissie is van oordeel dat verweerder er alert op had moeten zijn dat er meer speelde dan de patiënt aangaf, gezien haar voorgeschiedenis. Het journaal vermeldt ook niet wat er aan onderzoek is verricht, of de ribben en longen zijn onderzocht is niet vermeld. De patiënt blijft de week na de val klagen over pijn, geeft ook vanaf het begin pijn aan aan haar rechterzij. De diagnose kneuzing is naar het oordeel van de commissie gezien de complexe voorgeschiedenis van de patiënt moeilijk te stellen en was naar het oordeel van de commissie reden om de patiënt te verwijzen. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 gegrond.

Klachtonderdeel 2: Klager vindt dat verweerder hem als mentor niet rechtstreeks heeft geïnformeerd over de diagnose na de valpartij.
Verweerder geeft aan dat hij gewend was vooral te communiceren met het verpleeghuis en via het zorgdossier van het verpleeghuis en dat hij ervan uit ging dat de zorg dit verder afstemde met klager. Op zich is het mogelijk een dergelijke afspraak te maken en taken over te dragen, in dit geval aan het verpleeghuis. Dit moet dan echter wel een duidelijke afspraak zijn waarbij duidelijk is dat de mentor alle benodigde informatie kan vinden in het zorgdossier. Naar het oordeel van de commissie zijn dergelijke afspraken niet (duidelijk) gemaakt. Verweerder diende klager in zijn rol als mentor op de hoogte te houden van de zorg rondom de patiënt. De commissie acht klachtonderdeel 2 gegrond.

Klachtonderdeel 3: Klager vindt dat verweerder hem als bezorgde zoon, mantelzorger en mentor niet serieus heeft genomen en heeft geschoffeerd.
Dit klachtonderdeel ziet op de bejegening door verweerder van klager. Verweerder heeft erkend een aantal opmerkingen gemaakt te hebben die hij met de kennis achteraf niet gemaakt zou hebben. Verweerder vindt echter niet dat hij klager heeft geschoffeerd. De commissie is van oordeel dat opmerkingen over erfelijke eigenschappen van klager die verweerder herkende van de patiënt, niet passen in een arts-vertegenwoordigersrelatie. Dergelijke opmerkingen hebben niet bijgedragen aan een goede communicatie en overschrijden naar het oordeel van de commissie de grenzen van het professioneel handelen. De commissie acht klachtonderdeel 3 gegrond.

Klachtonderdeel 4:Klager vindt dat verweerder op 29 juni en 2 juli 2021 heeft verzuimd om een arts naar de patiënt te laten kijken.
Verweerder was met vakantie op 29 juni en 2 juli 2021, op dat moment was er een waarnemer in de praktijk van verweerder. Jegens verweerder kan niet worden geklaagd over handelen of nalaten waarbij verweerder niet zelf betrokken was. De commissie verklaart klager niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 31-01-2022
Referentie: 20210081
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Diagnose | Verwijzing | Informatie over onderzoek/behandeling | Bejegening/communicatie

20210014 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Uit de door klaagster overlegde stukken maakt de commissie op dat er bij klaagster sprake is van langdurige onvrede over de door verweerder verleende zorg, in ieder geval al vanaf 2016. Klaagster stelt onder meer dat er sprake is van fouten, het niet verwijzen en het haar niet serieus nemen.

Klaagster verwijt verweerder concreet de gang van zaken rondom de verwijzing naar het ziekenhuis in mei 2020, waar een dubbelzijdige longembolie is geconstateerd. Klaagster heeft op 11 mei 2020 aangegeven een aantal klachten te hebben. De volgende dag heeft er laboratoriumonderzoek aan huis plaatsgevonden. Er bleek sprake van een verhoogde D-dimeer, waarna verweerder klaagster heeft verwezen naar het ziekenhuis. De commissie is van oordeel dat verweerder hier tijdig en adequaat heeft gehandeld.

De overige verwijten van klaagster zijn in algemene zin geformuleerd, zonder te verwijzen naar specifieke gebeurtenissen of data. In zoverre kan de commissie niet tot de conclusie komen dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dat wil niet zeggen dat de commissie van oordeel is dat de verleende zorg vanaf 2016 juist is geweest, maar dat niet vast is komen te staan dat er sprake was van onzorgvuldige huisartsenzorg. Daarmee is de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 10-11-2021
Datum publicatie: 07-12-2021
Referentie: 20210014
Categorieën: Verwijzing | Bejegening/communicatie

20210037 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat zij onvoldoende heeft geluisterd naar de klachten van klager, een onjuiste diagnose heeft gesteld, aan tunnelvisie heeft geleden, onvoldoende urgentie heeft betracht, onvoldoende onderling heeft afgestemd met betrekking tot de diagnose en dat zij de klachten van klager onvoldoende heeft vastgelegd waardoor een opvolgende arts onvoldoende geïnformeerd werd. Klager is ervan overtuigd dat als de klachten serieus waren opgepakt, zijn herniaoperatie eerder had plaatsgevonden en de restschade en het gelopen risico aanzienlijk minder zouden zijn geweest.

Uit het journaal volgt niet dat tijdens het consult bij verweerster, of tijdens het eerdere consult bij een collega, is gesproken over meermalen vallen of bijna niet meer kunnen lopen. Bij het beoordelen van het handelen van verweerster gaat de commissie primair uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. Het journaal is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke bron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Als de inhoud ervan wordt weersproken bestaan er twee verschillende lezingen over de feiten. Als de commissie dan geen andere bronnen heeft die maken dat de lezing van klager aannemelijker is dan de lezing in het journaal, leidt dit tot een ongegrond verklaring van de klacht. Dit is niet gebaseerd op de redenering dat de ene lezing meer wordt geloofd dan de andere, maar dat -om een klacht gegrond te laten zijn- de aan die klacht ten grondslag gelegde feiten dienen komen vast te staan.

Klager wordt door verweerster gezien negen dagen na het eerste consult. Zij denkt aan een mogelijke neuropathie ten gevolge van diabetes. Om die reden geeft zij aan hier verder onderzoek naar te laten doen. Tevens adviseert zij klager een verbetering van de leefstijl. Nu niet vast te stellen is dat klager ten tijde van dit consult al slecht liep, is het beleid te verdedigen dat eerst onderzoek werd ingezet naar diabetes en het afwachten van het effect van het niet meer dragen van krappe schoenen, nu er ook geen sprake was van verdere alarmsymptomen. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 08-11-2021
Datum publicatie: 01-12-2021
Referentie: 20210037
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

20210038 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder onvoldoende te luisteren, het stellen van een onjuiste diagnose, het hebben van tunnelvisie, onvoldoende urgentie te betrachten en onvoldoende vastlegging in het medisch dossier. Klager vindt dat als de klachten in eerste of op zijn laatst in tweede aanleg serieus waren opgepakt, de operatie aan zijn nekhernia eerder had plaatsgevonden en de restschade en het gelopen risico aanzienlijk minder zouden zijn geweest.

Klager is op 19 februari 2019 voor het eerst gezien door verweerder. In het journaal werd toen niet vastgelegd dat er sprake was van alarmsymptomen. Uit het medisch dossier volgt ook niet dat tijdens het consult bij verweerder gesproken is over vallen of over bijna niet meer kunnen lopen. Bij het beoordelen van het handelen van verweerder gaat de commissie primair uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. Het journaal is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke bron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Als de inhoud ervan wordt weersproken bestaan er twee verschillende lezingen over de feiten. Als de commissie dan geen andere bronnen heeft die maken dat de lezing van klager aannemelijker is dan de lezing in het journaal, leidt dit tot een ongegrond verklaring van de klacht. Dit is niet gebaseerd op de redenering dat de ene lezing meer wordt geloofd dan de andere, maar dat -om een klacht gegrond te laten zijn- de aan die klacht ten grondslag gelegde feiten dienen komen vast te staan. Niet vast is komen te staan dat gesproken is over niet kunnen lopen en vallen. Dat verweerder bij het eerste consult is gestart met het aanvragen van bloedonderzoek, onder meer naar diabetes en vitamine B12, hetgeen gevoelloosheid in de ledematen kan veroorzaken, acht de commissie dan ook verdedigbaar beleid. Verweerder start onderzoek naar de klachten en dat is naar het oordeel van de commissie ook het juiste onderzoek op dat moment. De commissie acht de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 08-11-2021
Datum publicatie: 01-12-2021
Referentie: 20210038
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

20210003 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerder een onjuiste inschatting heeft gemaakt van de acute problemen bij klager waardoor de diagnose hartinfarct is gemist. Na het eerste telefonisch contact met klager op 10 oktober 2020 is een afspraak gemaakt voor een consult. Na onderzoek is de dienstdoende huisarts van mening dat er sprake is van maagklachten en dat er geen cardiale oorzaak is voor de klachten van klager. De commissie is van oordeel dat de dienstdoende huisarts van verweerder op dat moment tot deze diagnose kon komen, alles meewegende en omdat de klachten atypisch voor hartklachten waren.

Klager belde de nacht erna rond half vijf opnieuw met verweerder. Aan klager werd verteld dat hij niet op dat moment gezien hoefde te worden, maar extra maagzuurremmers moest nemen. Eventueel kon hij wel om 8.00 uur ’s ochtends terecht. Uit de transcriptie van het gevoerde gesprek met de triagist van verweerder bleek dat opnieuw gedacht werd aan maagklachten. Klager vroeg echter meermaals om gezien te worden en vertelde dat de klachten erger waren dan de dag ervoor. Hij gaf aan dat de pijn erger was, dat hij kortademig was, hij was zweterig en klam en dat hij niet dacht dat het zijn maag was. De commissie is van oordeel dat de triagist tijdens het tweede gesprek sturend is geweest bij het samenvatten en aangeven wat de klachten waren, sturend in de richting van de maagklachten. Klager geeft echter tijdens het gesprek aan dat de klachten erger zijn dan de dag ervoor, dat hij niet denkt dat het zijn maag is en ook dat hij kortademig en zweterig is. Deze klachten waren er de dag ervoor niet. Hij geeft als pijnscore aan 10,8,9. Klager wil daarbij dat er een visite plaatsvindt.

Bij een patiënt met in zijn voorgeschiedenis hartklachten, die in korte tijd voor de tweede keer belt, is de commissie van oordeel dat klager gezien had moeten worden. Zelfs al was er op dat moment geen sprake geweest van een hartinfarct, de klachten van klager waren dusdanig heftig, met veel pijn, dat hem niet gevraagd had moeten worden meer dan drie uur te wachten op een consult. Er is naar het oordeel van de commissie teveel doorgegaan op de klachten van de dag ervoor, toen klager ook contact opnam met verweerder. Bij een patiënt die niet bekend is, zoals dat op een huisartsenpost gebeurt, is het nog meer van belang dan bij de patiënten die de eigen huisarts kent, alert te zijn en te waken voor tunnelvisie. Bij het tweede contact was er onvoldoende oog voor nieuwe signalen. De klachten wezen niet allemaal eenduidig op een hartinfarct. De pijn werd bijvoorbeeld omschreven als branderig. Aan de andere kant was duidelijk dat er sprake was van een taalbarrière en dat klager wel ernstige klachten had en veel pijn. Er had ook sprake kunnen zijn van bijvoorbeeld een complicatie bij de eerder vastgestelde maagklachten. Dit maakt dat de commissie van oordeel is dat klager op korte termijn gezien had moeten worden.

Klager vordert € 950,00 smartengeld, kwijtschelding van het griffierecht en de eigen bijdrage voor toevoeging van € 152,00. De commissie stelt voorop dat klager geen griffierecht heeft betaald. De gevraagde kwijtschelding is reeds om die reden niet aan de orde.
De immateriële schadevergoeding wordt door klager onderbouwd met de zin “al was het maar omdat cliënt zich achteraf moet realiseren dat hij er wellicht niet meer zou zijn geweest als hij 112 niet had gebeld”. In artikel 6:106 BW is een drietal gronden opgenomen om te komen tot toekenning van smartengeld. Voor zover hier relevant gaat het dan om de categorie van iemand die ‘op een andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Onder deze categorie wordt begrepen ‘geestelijk letsel’. Uit de rechtspraak volgt echter dat enkel ervaren spanning onvoldoende is, er moet sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dat daarvan sprake is, is door klager geenszins gesteld of onderbouwd. Ook overigens is door klager geen andere aantasting van zijn persoon onderbouwd gesteld. Daarmee wordt niet toegekomen aan smartengeld en moet de commissie dit deel van de gevorderde schade afwijzen. Voorts vordert klager een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, bestaande uit de eigen bijdrage van zijn toevoeging. Uit artikel 6:96 lid 2 BW volgt dat ook als schade voor vergoeding in aanmerking kan komen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Dit deel van de vordering van klager komt voor toewijzing in aanmerking. Verweerder zal daarmee worden veroordeeld tot betaling van € 152,00 aan klager.

Datum uitspraak: 12-08-2021
Datum publicatie: 28-09-2021
Referentie: 20210003
Categorieën: Diagnose | Intake/triage | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20210006 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster in de kern weergegeven: 1. dat zij bij haar zoon niet de juiste diagnose heeft gesteld toen hij eind oktober 2020 op het spreekuur kwam met heftige buikklachten; 2. dat zij onvoldoende empathie heeft getoond en onvoldoende betrokken is geweest tijdens de bezoeken aan verweerster en nadat werd vastgesteld dat haar zoon een appendicitis had waardoor hij met spoed geopereerd moest worden.
Ad 1. De commissie stelt vast dat er 2 contactmomenten zijn geweest tussen verweerster en klaagster en haar zoon; op 30 oktober 2020 is klaagster op het spreekuur van verweerster geweest en op 5 november 2020 heeft er een telefonisch consult met verweerster plaatsgevonden. Over het verloop van het consult op 30 oktober 2020 hebben klaagster en verweerster een verschillende lezing. Volgens klaagster kon verweerster de buik van haar zoon niet onderzoeken omdat deze teveel pijn deed. Het journaal van verweerster vermeldt het volgende: “oogt matig ziek, pijnlijk” en ”soepele buik, niet drukpijnlijk”. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerster op 30 november 2020 terecht geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren voor een acute buik . Later die dag bezochten klaagster en haar zoon de SEH, van een (spoed)opname en een ingreep aldaar op dat moment is niet gebleken. Pas toen klaagster op 5 november 2020 tijdens een telefonisch consult aan verweerster meldde dat haar zoon nog steeds buikpijn had, was er wel reden voor een doorverwijzing naar het ziekenhuis voor het maken van een echo. De commissie is van oordeel dat verweerster niets te verwijten valt en heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts met de wetenschap van dat moment. Het antwoord op de vraag wie als eerste, de moeder of verweerster, het initiatief heeft genomen om de zoon direct door te sturen naar het ziekenhuis is hierbij voor de commissie niet van belang. Zij acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 2. De wijze waarop de communicatie tussen klaagster, haar zoon en verweerster heeft plaatsgevonden laat zich moeilijk op juistheid beoordelen door de commissie. Zij is immers niet aanwezig geweest bij de gesprekken tussen klaagster en verweerster. Dat neemt niet weg dat de commissie begrijpt dat het voor klaagster en haar zoon een nare en heftige ervaring moet zijn geweest. Het gaat hier echter niet om het uitgangspunt dat het woord van de klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerster, maar om het gegeven dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan de commissie dus, ook als aan het woord van klaagster en van verweerster evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Klager vordert een schadevergoeding van € 25.000,00. Nu het geschil ongegrond is verklaard, komt de commissie ook niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.

Datum uitspraak: 07-07-2021
Datum publicatie: 02-08-2021
Referentie: 20210006
Categorieën: Diagnose | Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing

20200118 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat er door een huisartsenpost ten onrechte een waarschuwingsbrief aan haar is gestuurd. Klaagster vindt dat zij gehoord had moeten worden voordat er een brief werd verstuurd.

Bij verweerder geldt een agressie protocol. Volgens dit protocol wordt volgens een aantal stappen gehandeld. De eerste stap is een waarschuwingsbrief. Daarna volgt een ordegesprek en vervolgens zijn nog verdere maatregelen mogelijk.
Klaagster was bij het eerste incident tegen haar wil naar verweerder gebracht. Er is niet volledig vast te stellen door de commissie in hoeverre klaagster toen agressief was. Wel is duidelijk dat er sprake was van veel commotie op het terrein van verweerder. Het is voor verweerder van belang de orde op het terrein te kunnen bewaken.
Bij het tweede incident was klaagster wel vrijwillig aanwezig. In de wachtkamer is een woordenwisseling ontstaan met een andere patiënt. Ook hier is door de commissie niet vast te stellen of klaagster agressief was. Onweersproken door klaagster is echter wel dat zij nadat de triagiste haar verzocht de wachtkamer te verlaten, zij dit heeft geweigerd. De rust keerde pas terug, nadat de andere patiënt de wachtkamer heeft verlaten. De commissie is van oordeel dat een patiënt, indien wordt verzocht de wachtkamer te verlaten, aan dit verzoek gevolg dient te geven.
Nadat een consult heeft plaatsgevonden, is klaagster de naam gaan vragen van de betrokken triagiste. Dit is door de triagiste als intimiderend ervaren. Voor het indienen van een klacht is het ook niet nodig de naam van de triagiste te weten, omdat dit voor verweerder makkelijk te achterhalen is na ontvangst van de klacht. De triagiste heeft geweigerd haar naam te geven en heeft aangegeven zelf een klacht in te zullen dienen jegens klaagster. De commissie is van oordeel dat de reactie van de triagiste te weten dat zij een klacht zou indienen niet professioneel was. Van een professional mag verwacht worden dat zij weet om te gaan met dergelijke gebeurtenissen. Dit is naar het oordeel van de commissie echter niet voldoende om de klacht van klaagster gegrond te verklaren.
De commissie is van oordeel dat verweerder klaagster terecht heeft gewaarschuwd dat haar gedrag niet acceptabel was, nu er op korte termijn twee incidenten plaatsvonden waarbij klaagster betrokken was en die tot onrust hebben geleid. De klacht van klaagster is daarmee ongegrond.

De commissie is wel van oordeel dat het beter zou zijn indien de volgorde in het agressie protocol anders zou zijn, waarbij eerst een gesprek gevoerd wordt met de betrokkene. Een dergelijk gesprek kan de-escalerend werken en ook het gevoel geven gehoord te worden. Klaagster geeft ook aan dat zij het prettiger had gevonden gehoord te zijn, voordat zij een waarschuwingsbrief kreeg.

Datum uitspraak: 06-07-2021
Datum publicatie: 15-07-2021
Referentie: 20200118
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20200087 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat hij haar niet de juiste behandeling heeft voorgeschreven toen zij ernstige fysieke klachten had ten gevolge van een vitamine B12 tekort. Volgens klaagster hebben verweerder en zijn collega’s niet goed naar haar geluisterd en haar klachten niet serieus genomen.
De commissie richt zich bij het beoordelen van de klacht van klaagster op het handelen van verweerder en niet op dat van zijn collega-huisartsen, waarbij het uiteraard wel van belang is dat er kennis wordt genomen van hetgeen door collega’s in het journaal is vastgelegd. Klaagster bezocht het spreekuur van verweerder op 27 maart 2017, 28 maart 2018, 17 augustus 2018 en 24 augustus 2018.
Voor de beoordeling van deze klacht heeft de geschillencommissie in het bijzonder acht geslagen op het NHG standpunt Diagnostiek van vitamine B12 deficiëntie” en de LESA (Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak). “ Laboratoriumonderzoek Vitamine B12-deficiëntie.
Op 20 september 2017 werd vitamine B12 geprikt: 150 pmol/l. Volgens de NHG standaarden is er dan sprake van een laagnormaalwaarde. Aanvullend is er een MMA (methylmalonzuur) bepaling gedaan met de navolgende uitkomst: “Vitamine B12 deficiëntie nagenoeg uitgesloten”. De commissie komt op basis hiervan tot de conclusie dat er terecht niet werd voorgesteld om op dat moment over te gaan op een medicamenteuze behandeling.
Op 28 maart 2018 bezocht klaagster het spreekuur van verweerder met klachten van de spieren, waarbij zij zich afvroeg of zij net als haar moeder, fybromyalgie had. Naast lichamelijk onderzoek, liet verweerder laboratoriumonderzoek verrichten op verdenking van spierreuma. Er werden geen afwijkingen gevonden. Ook nu waren er naar het oordeel van de commissie geen aanwijzingen die duiden op een vitamine B12 tekort.
Op 17 augustus 2018 meldde klaagster op het spreekuur dat zij burn-out klachten had. Na bloedonderzoek werd er een vitamine B12 gehalte van 115 pmol/l gemeten. Volgens de richtlijnen is er sprake van een verlaagd vitamine B12 gehalte als de waarde lager is dan 150 pmol/l. Tevens is er een MMA bepaling gedaan werd waarover het journaal vermeldt: “Vitamine B12 deficiëntie nagenoeg uitgesloten”. Besloten werd om in overleg met klaagster vitamine B12 injecties te geven, hoewel verweerder naar het oordeel van de commissie, op grond van de richtlijnen ook had kunnen volstaan met het (zo nodig) voorschrijven van orale medicatie.
Op grond van het vorengaande, ook in samenhang beschouwd, oordeelt de commissie dat verweerder telkens heeft gehandeld binnen de kaders van de NHG richtlijnen en daardoor de grenzen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener niet te buiten is gegaan, waardoor de commissie tot de conclusie komt dat de klacht van klaagster ongegrond is.
Nu het geschil ongegrond is verklaard, komt de commissie ook niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.

Datum uitspraak: 07-06-2021
Datum publicatie: 30-06-2021
Referentie: 20200087
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Diagnose | Informatie over onderzoek/behandeling | Bejegening/communicatie

20200068 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster vindt dat zij onjuist is bejegend door de triagiste van verweerder. Ook vindt zij het onterecht dat er in de wachtkamer drie mensen voorgingen, terwijl zij met ernstige klachten wachtte.

De commissie heeft de geluidsopnamen beluisterd die zijn gemaakt van de gevoerde gesprekken met de triagiste. Hieruit is niet op te maken dat klaagster onjuist is bejegend. De telefonische afwikkeling was naar behoren en conform de NTS, de Nederlandse Triage Standaard. Vragen naar wat de hulpvraag is van een patiënt, is een gebruikelijke vraag. De vraag dient om te achterhalen wat de spoedeisendheid is bij klachten die er al langer zijn, waarom er op dat moment gebeld wordt naar een huisartsenpost en waarom niet gewacht kan worden op een consult bij de eigen huisarts. Dergelijke vragen dienen tevens om de urgentie te bepalen; kan het wachten, kan het telefonisch afgedaan worden, is een consult nodig, een visite of zelfs het sturen van een ambulance.
Bij een huisartsenpost, waar spoedzorg wordt verleend die niet kan wachten tot de volgende werkdag, worden patiënten niet geholpen op volgorde van binnenkomst. Zij worden geholpen op basis van urgentie, bepaald onder meer via de triage volgens de NTS. Het is daarom mogelijk dat patiënten die later binnenkomen, eerder worden geholpen. De commissie begrijpt dat het vervelend is geweest voor klaagster dat zij moest wachten, maar dit betekent niet dat haar klachten niet serieus zijn genomen. Dit betekent alleen dat er iemand voor haar was met een hogere urgentie. Ook uit het waarneembericht van de dienstdoende huisarts van verweerder kan de commissie niet opmaken dat de klachten van klaagster niet serieus zijn genomen. De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 11-01-2021
Datum publicatie: 11-04-2021
Referentie: 20200068
Categorieën: Bejegening/communicatie | Intake/triage

20200038 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerster geen visite heeft afgelegd zoals was afgesproken, waardoor geen goede zorg is verleend en klager blijvende hersenschade heeft opgelopen.

Verweerster heeft, nadat klagers vriendin belde, geadviseerd een ambulance te bellen. Niet duidelijk was wat klager precies mankeerde. De vriendin kon het niet goed uitleggen en klager kwam zelf niet aan de telefoon. Een ambulance bellen is noodzakelijk als er sprake is van grote spoed en er niet gewacht kan worden op een visite, omdat het verstrijken van meer tijd kan zorgen voor schade. Het is de commissie niet gebleken op grond waarvan verweerster meende dat er sprake was van grote spoed waarvoor de komst van een ambulance noodzakelijk was. Ook is de commissie niet duidelijk waarom verweerster op een later moment niet zelf is gaan kijken bij klager, zij zat immers al in de auto. In het journaal is geen differentiaal diagnose opgenomen en is daarmee niet te beoordelen aan welke diagnosen verweerster dacht.

Als verweerster al op juiste gronden heeft ingeschat dat het bellen van een ambulance noodzakelijk was, omdat er geen tijd meer te verliezen was, dan is het in elk geval noodzakelijk dat verweerster daarna zelf een visite aflegde nadat bleek dat de ambulance medewerkers klager niet naar het ziekenhuis hadden gebracht. Klager was op leeftijd en was een zeer kwetsbare patiënt. Er was echter sprake van onduidelijke klachten. De commissie is dan ook van oordeel dat verweerster vanuit het oogpunt van goede zorg, zelf poolshoogte had moeten nemen. De klacht van klager is gegrond en verweerster wordt veroordeeld tot terugbetaling van het betaalde griffierecht. De commissie merkt nog op dat indien verweerster wel een visite had afgelegd, daarmee niet is gezegd dat klager op dat moment naar het ziekenhuis zou zijn verwezen, dan wel dat een CVA te voorkomen zou zijn geweest. De commissie kan niet vaststellen dat het ziektebeloop dan anders zou zijn geweest.

Datum uitspraak: 26-11-2020
Datum publicatie: 08-04-2021
Referentie: 20200038
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Diagnose | Informatie over onderzoek/behandeling | Bejegening/communicatie

20200088 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder 1. dat hij op 26 augustus 2019 en 9 maart 2020 niet de juiste diagnose heeft gesteld waardoor klager onnodig lang met fysieke en psychische klachten heeft rondgelopen; 2. dat hij geen excuses voor zijn handelen wil aanbieden vanwege het feit dat klager homoseksueel is en ter onderbouwing hiervan kwetsende woorden heeft gebruikt. Klager vordert zijn eigen bijdrage ad. € 596,97 die hij heeft moeten betalen vanwege de doorverwijzing naar een kliniek op grond van de onjuiste diagnose, op verweerder terug.
Bij het beoordelen van het handelen van verweerder gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal (lees: dossier) van de huisarts, tenzij er redenen zijn om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
Klachtonderdeel 1
De commissie oordeelt dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld tijdens het eerste consult op 26 augustus 2019. Na lichamelijk onderzoek was het vermoeden dat klager last had van aambeien. Verweerder schreef Movicolon voor om de ontlasting soepeler te maken. Onweersproken is dat verweerder klager advies gaf om bij aanhoudende klachten terug te komen. Het journaal vermeldt niet dat er gesproken is over het feit dat klager homoseksueel is. Verweerder vermeldt evenmin dat hierover is gesproken met klager. De commissie gaat op basis hiervan ervan uit dat de seksuele geaardheid van klager tijdens het eerste consult van 26 augustus 2019 niet is besproken. Op 9 maart 2020 kwam klager opnieuw naar het spreekuur van verweerder met klachten van roodheid van de eikel en aanhoudend rectaal bloedverlies. Verweerder vroeg klager expliciet of hij onveilige anale seks had gehad, klager ontkende dit. Verweerder heeft vervolgens een orale en urine soa test laten doen. Hoewel verweerder volgens de commissie ook kunnen overwegen in dit geval een anale swab af te nemen, heeft hij naar het oordeel van de commissie gehandeld binnen het kader van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts. Voor het rectale bloedverlies is klager terecht doorverwezen voor een coloscopie om andere ernstige diagnoses uit te sluiten. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 2
De commissie baseert zich bij haar beoordeling van dit klachtonderdeel niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op het gegeven dat moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag liggen. Deze feiten heeft commissie hier niet vast kunnen stellen. Dit alles in ogenschouw genomen, is de commissie van oordeel dat dit klachtonderdeel van ongegrond is.
Nu het geschil ongegrond is verklaard, komt de commissie niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.

Datum uitspraak: 10-02-2021
Datum publicatie: 03-03-2021
Referentie: 20200088
Categorieën: Diagnose | Bejegening/communicatie | Verwijzing

20200081 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster in de kern samengevat 1. dat zij geen goede medische zorg heeft geleverd, haar klachten niet serieus heeft genomen en weinig empathie heeft getoond; 2. dat zij niet heeft voldaan aan haar verzoek om een afschrift van het medisch dossier aan haar te overhandigen.
Deze casus speelt zich af in een periode dat iedere zorginstelling, waaronder de huisartsenpraktijken, genoodzaakt werden om stringente maatregelen te treffen tegen de verspreiding van COVID-19. De LHV, de KNMG en het NHG hebben richtlijnen/adviezen opgesteld om een zo veilig mogelijke zorg te kunnen bieden. In deze context moeten de klachten van klaagster worden beoordeeld.
Klachtonderdeel 1
Naar het oordeel van de commissie heeft verweerster de klachten van klaagster tijdens de contactmomenten op 17, 22, 23, 24 en 25 juni 2020 overeenkomstig de standaarden Eczeem en Bacteriële infecties behandeld. De commissie begrijpt dat het voor klaagster vervelend was in eerste instantie niet voor een ‘live’ consult te worden uitgenodigd maar verweerster heeft daarmee conform de richtlijnen van de LHV, KNMG en NHG gehandeld. Bovendien lenen dermatologische aandoeningen zich over het algemeen goed voor een beoordeling op afstand. Verweerster heeft de klachten van klaagster naar het oordeel van de commissie telkens serieus genomen en haar behandeling op afgestemd. Toen verweerster op 25 juni 2020 constateerde dat haar behandeling niet het gewenste resultaat had, heeft zij klaagster – na overleg met de chirurg - direct doorverwezen naar het ziekenhuis. Hiermee heeft zij gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 2
Gezien de omstandigheid dat verweerster vruchteloos aan klaagster heeft verzocht om met haar advocaat bij haar langs te komen om (delen van) het dossier te verstrekken, in samenhang met het verzoek van klaagster om toezending van het dossier aan haar nieuwe huisarts tijdens de vakantie van verweerster, als ook de lopende klacht die klaagster tegen verweerster had ingesteld waartegen zij zich moest kunnen verweren op basis van dat dossier, komt de commissie tot het oordeel dat de toezending langer heeft geduurd dan in de KNMG richtlijn ‘omgaan met medische gegevens’, gestelde termijn van een maand. Echter de commissie is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden die relatieve korte duur van de overschrijding is te billijken. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 16-02-2021
Datum publicatie: 02-03-2021
Referentie: 20200081
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

20190127 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat op 2 en 3 januari 2019 inadequate zorg is verleend, dat hij niet de bereidheid had tot zelfreflectie en empathie en dat de klachtenafhandeling onzorgvuldig was.

De commissie beoordeelt of verweerder heeft gehandeld zoals in redelijkheid van een goed zorgverlener mag worden verwacht. Het is niet de taak van de commissie om een antwoord te formuleren op de vele vragen van klaagster. De commissie heeft de klachten onderverdeeld in drie onderdelen: 1. de situatie in de namiddag van 2 januari 2018; 2. de situatie in de nacht van 2 op 3 januari 2018 en 3. de klachtenafhandeling.

Klachtonderdeel 1: De dienstdoende huisarts heeft zorgvuldig gehandeld. Klaagster vroeg de triagist telefonisch om medicatie omdat haar ‘reservepil’ op was. Zij vroeg niet om een beoordeling van haar psychische klachten en maakte die ook niet goed mogelijk. Zij heeft een recept voor medicatie gekregen, toereikend tot een consult bij haar eigen huisarts.
Klachtonderdeel 2: De triagist kon in redelijkheid besluiten om de politie in te schakelen, gelet op de gespannen situatie, de uitspraken van klaagster en haar partner en de veiligheid van de huisarts tijdens zijn visite, later in de nacht.
Klachtonderdeel 3: Klaagster heeft het klachtentraject zelf bemoeilijkt door daaraan steeds nieuwe voorwaarden te stellen en verweerder verwijten te maken. Suggesties van verweerder voor verbeteringen wees klaagster af.

De commissie acht de drie klachtonderdelen ongegrond.

Datum uitspraak: 21-04-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Referentie: 20190127
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medicijnen | Bejegening/communicatie

20190082 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager vindt dat verweerder onacceptabel heeft gehandeld omdat verweerder geen inzage had in het medisch dossier dat nog niet was overgedragen door de oude huisarts. Klager vraagt zich af of er eerder aan behandeling kon zijn begonnen als verweerder wel inzage in het dossier had gehad.

Klager was in de twee jaar voorafgaand aan de ontdekking van de hiv-besmetting zeer regelmatig ziek. In mei 2017 heeft klager een forse griep gehad, waarvan door klager wordt aangenomen dat dit een eerste uiting is geweest van de besmetting met hiv. Verder gaat klager ervan uit dat als verweerder het medisch dossier van de voorgaande huisarts eerder had gehad, hij had geweten dat klager homoseksueel was en wellicht eerder had aangedrongen op een hiv-test. Allereerst stelt de commissie op grond van de brief van het [naam ziekenhuis] vast dat er in oktober 2018 sprake was van een negatieve hiv-test. Omdat Hiv een incubatietijd van maximaal een half jaar kent, zou klager dus hooguit besmet geraakt kunnen zijn vanaf april 2018. De ziekteperiode van mei 2017 kan dus niet te maken hebben gehad met een hiv-besmetting.

Nadat verweerder het medisch dossier van de vorige huisarts kreeg in oktober 2018 gaf dat dossier geen aanleiding om eerder aan een mogelijke hiv-besmetting te denken. Klager is een keer gezien door verweerder, op 10 oktober 2018. De klachten die klager toen had, wezen naar het oordeel van de commissie niet op een mogelijke hiv-besmetting. Klager is toen voldoende zorgvuldig onderzocht en verwezen. In het medisch dossier van de voorgaande huisarts, dat verweerder toen wel in zijn bezit had, was geen vermelding opgenomen van de homoseksualiteit van klager. Verweerder heeft ook niet gevraagd aan klager of hij homoseksueel is. De commissie volgt verweerder in zijn redenatie dat er geen reden was om klager te vragen naar zijn seksuele geaardheid en activiteiten gezien de klachten die klager toen had. Dit is ook geen standaardvraag die aan elke patiënt wordt gesteld. Ook indien verweerder het medisch dossier eerder had ontvangen van de voorgaande huisarts, zou hij niet anders hebben kunnen handelen. Het dossier gaf geen aanleiding om te denken aan een mogelijke hiv-besmetting. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 20-02-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Referentie: 20190082
Categorieën: Medisch dossier | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20190116 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder ten eerste dat de huisarts onprofessioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld, waardoor klager veel pijn heeft geleden en gezondheidsrisico’s heeft gelopen; ten tweede dat de klachtenbehandeling door verweerder veel te lang heeft geduurd en onzorgvuldig is verlopen.
Naar het oordeel van de commissie heeft de huisarts conform de NHG standaard ‘Mictieklachten bij mannen’ gehandeld door na vaststelling van de urineretentie klager eerst te katheteriseren en toen dit niet lukte hem – na overleg met de uroloog – in te sturen naar het ziekenhuis. Dat [naam ambulancevervoer] een zorgambulance (die klager i.v.m. een verhoogde glucosewaarde niet meenam) en niet een ALS-ambulance (die later werd opgeroepen) heeft gestuurd kan de huisarts niet worden verweten. Niet is komen vast te staan dat de huisarts het beleid van [naam ambulancevervoer] op dat punt kende of kon kennen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Het tweede klachtonderdeel is gegrond. Verweerder erkent dat de klachtafhandeling te lang heeft geduurd. Voldoende staat vast dat klager veel tijd en moeite heeft moeten besteden aan een behoorlijke afhandeling van zijn klacht. De commissie kent een vergoeding van € 250,00 toe, vermeerderd het door klager betaalde griffierecht ad € 50,00.

Datum uitspraak: 24-03-2020
Datum publicatie: 12-05-2020
Referentie: 20190116
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20190077 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat zij ten onrechte is beschuldigd van dwingend en manipulatief gedrag en op grond daarvan op initiatief van verweerster een andere huisarts heeft moeten zoeken.
De assistentes van verweerster hebben druk ervaren van klaagster om een afspraak voor haar moeder te maken. Zij hebben dat aan verweerster verteld, die daarover tijdens een consult met klaagster heeft gesproken. Klaagster heeft dezelfde avond per email de behandelrelatie opgezegd.
De commissie oordeelt dat uit de processtukken en het journaal niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van laster, kwaadsprekerij en opzettelijke negatieve uitlatingen jegens klaagster en haar moeder. De commissie is van oordeel dat verweerster vanuit haar verantwoordelijkheid voor een goede praktijkvoering en patiëntenzorg de vrijheid heeft om incidenten en mogelijke irritaties te bespreken met zowel de assistentes als de patiënt. Verweerster heeft klaagster op de mogelijkheid gewezen om naar een andere praktijk te gaan. De commissie beschouwt dit niet als een opzegging van de behandelrelatie, maar het wijzen op een alternatief voor klaagster als zij zich niet meer prettig en veilig voelde in de praktijk. Op het voorstel van verweerster om naar informele oplossingen te zoeken, is klaagster niet ingegaan. De commissie acht de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 29-01-2020
Datum publicatie: 18-02-2020
Referentie: 20190077
Categorieën: Bejegening/communicatie | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20190062 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat zij haar niet goed heeft onderzocht, waardoor klaagster langer ziek is geweest.
Volgens de standaard Acute rhinosinusitis is van belang dat bij klachten als van klaagster bepaald wordt wat de mate van ziek zijn is. Het gaat daarbij om koorts, de ernst van de klachten en de mate van algemeen ziek zijn. Ook worden de oogleden geïnspecteerd en eventueel de keel, neus en oren. Holtes kunnen door een huisarts niet onderzocht worden. Verweerster heeft niets vermeld over de mate van ziek zijn in het journaal, noch over de hoogte van klaagsters temperatuur. Door een eventueel opvolgende zorgverlener kan nu niet beoordeeld worden wat klaagsters algemene toestand dan wel de mate van ziek zijn was ten tijde van het consult. Dat maakt dat het onderzoek van verweerster naar het oordeel van de commissie te summier was. Klachtonderdeel 1 is gegrond. Overigens geldt wel dat, ook al had verweerster meer onderzoek gedaan en meer genoteerd in het journaal, dit niet wil zeggen dat het beleid van verweerster anders zou zijn geweest.
Klaagster verwijt verweerster ook dat zij tijdens het consult haar stem heeft verheven. Nu klaagster en verweerster elkaar tegenspreken, is voor de commissie niet vast te stellen wie de waarheid spreekt. Klachtonderdeel 2 van klaagster is ongegrond.

Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 31-01-2020
Referentie: 20190062
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie

20190030 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door hem niet door te verwijzen naar het ziekenhuis, maar zelf een lipoom (vetbult) te verwijderen. Klager ervaart als gevolg hiervan nog dagelijks psychische en fysieke pijn. Verweerder heeft voorafgaande aan de ingreep een echo gemaakt om uit te sluiten dat het lipoom zou zijn vergroeid met de onderliggende spierlaag. Toen hij tot zijn verbazing geen lipoom aantrof, heeft hij een collega mee laten kijken. Verweerder stelde na het dichtmaken van de wond aan klager voor een nieuwe afspraak te maken voor een herbeoordeling van de situatie. Klager koos er echter voor een andere huisarts te zoeken, aangezien hij geen vertrouwen meer had in verweerder.
De commissie is van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door a. een echo te maken van de zwelling om deze goed te kunnen beoordelen en b. een collega mee te laten kijken toen zich een complicatie aandiende. Hij was van plan om klager door te verwijzen naar het ziekenhuis, maar kreeg daartoe niet meer de kans, omdat klager overstapte naar een andere huisarts. Dat anderhalf jaar na dato bij een operatie in het ziekenhuis een lipoom in het spierweefsel werd aangetroffen, wil volgende de commissie niet zeggen dat verweerder die verwijtbaar heeft gemist. De commissie gaat uit van de beoordeling ten tijde van de behandeling. De commissie oordeelt wel dat de communicatie rondom de ingreep beter had gekund, maar dit maakt de klacht niet gegrond.

Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 31-01-2020
Referentie: 20190030
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Bejegening/communicatie

20190086 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat zij geen geneeskundige verklaring wilde afgeven ten behoeve van een urgentieverklaring voor de aanvraag van een eengezinswoning voor zijn neef. Hij eist hiervoor een materiële en immateriële schadevergoeding.
De commissie stelt vast dat klaagster overeenkomstig de KNMG Richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ heeft gehandeld. Hierin staat vermeld dat een arts wordt afgeraden om een geneeskundige verklaring af te geven, omdat de behandelrelatie tussen arts en patiënt vrij moet blijven van belangenconflicten die als gevolg hiervan kunnen ontstaan. Verweerster heeft steeds beargumenteerd aangegeven waarom zij op dit specifieke verzoek niet in kon gaan. Zij heeft de patiënt bij herhaling aangeboden om op het spreekuur te komen dan wel een huisbezoek af te leggen om zijn concrete hulpvragen te bespreken, hetgeen hij heeft geweigerd. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 02-12-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Referentie: 20190086
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20190040 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is van mening dat de huisarts in dienstverband (hierna HIDHA) van verweerder een verkeerde diagnose heeft gesteld bij de patiënt. Daarbij heeft hij ten onrechte een labformulier om bloed te laten prikken verstrekt en was sprake van slechte communicatie.
De commissie kan niet vaststellen dat er al tijdens het consult van 8 mei gesproken is over gewichtsverlies en dat de HIDHA daar actie op had moeten ondernemen. De HIDHA heeft de patiënt in verband met de pijnklachten die hij had verwezen voor het maken van een röntgenfoto. Omdat door luisteren naar de longen en de eigen anamnese niet duidelijk werd wat de oorzaak was van de klachten, was dat naar het oordeel van de commissie de juiste handelwijze. Op de foto was op dat moment nog niets zichtbaar. De radioloog heeft om die reden geen verdere actie geadviseerd. Op dat moment was er nog geen aanwijzing voor pathologie in de longen. Drie maanden later is alsnog een longcarcinoom geconstateerd, waarvan de afloop buitengewoon tragisch is. De toetsing van het handelen van de HIDHA van verweerder moet echter plaatsvinden in het licht van wat hem op dat moment bekend was en bekend kon zijn. Naar het oordeel van de commissie heeft de HIDHA, met wat hem op dat moment bekend was, adequaat gehandeld.
De gang van zaken rondom het labformulier om bloed te laten prikken is naar het oordeel van de commissie onzorgvuldig. Dit is van onvoldoende gewicht om de klacht van klaagster gegrond te verklaren.

Datum uitspraak: 11-11-2019
Datum publicatie: 21-11-2019
Referentie: 20190040
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20190007 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht bestaat uit vier klachtonderdelen.
1. Klager verwijt verweerster dat zij ontkent dat klager op het spreekuur met een ontstoken talgklier is langsgekomen.
Bij het beoordelen van het handelen van verweerster gaat de commissie uit van hetgeen is vastgelegd in het journaal. Het journaal is kort na de feitelijke consulten opgesteld en vormt daarmee een belangrijke kenbron voor hetgeen destijds heeft plaatsgevonden. Als de inhoud ervan wordt weersproken bestaan er twee verschillende lezingen over de feiten. Als de commissie dan geen andere bronnen heeft die maken dat de lezing van klager aannemelijker is dan de lezing in het journaal, leidt dit tot een ongegrond verklaring van de klacht. Dit is niet gebaseerd op de redenering dat de ene lezing meer wordt geloofd dan de andere, maar dat
-om een klacht gegrond te laten zijn- de aan die klacht ten grondslag gelegde feiten niet komen vast te staan. Uit het medisch dossier volgt niet dat tijdens het consult bij verweerster, of tijdens het eerdere consult bij een collega, een ontstoken talgklier-cyste is gezien. De commissie verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.
2. Klager verwijt verweerster dat er in het medisch dossier van klager onjuistheden en persoonlijk grievende zaken staan en dat er zaken achteraf zijn veranderd.
De commissie kan bij lezing van het dossier niet vaststellen dat er zaken zijn veranderd in het medisch dossier, noch dat hetgeen is vastgelegd onwaar zou zijn. Klager heeft zijn stellingen hiervoor ook niet nader onderbouwd. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.
3 + 4 Klager verwijt verweerster dat zij klager niet serieus neemt en gelooft, waardoor hij niet de behandeling krijgt die hij nodig heeft. Tevens verwijt hij verweerster dat er geen concrete antwoorden op vragen/klachten gegeven worden en dat de onderlinge communicatie tussen artsen en specialisten niet goed is. Gezien de samenhang van beide klachtonderdelen worden deze gezamenlijk besproken.
Uit het medisch dossier maakt de commissie niet op dat klager niet serieus is genomen. Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar zijn klachten en er hebben verwijzingen plaatsgevonden naar een specialist. Klager is gezien door een uroloog, er heeft een second opinion plaatsgevonden bij een uroloog en klager is later verwezen naar een dermatoloog. Naar het oordeel van de commissie is conform de richtlijnen gehandeld en heeft verweerster de zorg van een goed hulpverlener in acht genomen. Klachtonderdeel 3 en 4 zijn ongegrond.

Datum uitspraak: 11-11-2019
Datum publicatie: 20-11-2019
Referentie: 20190007
Categorieën: Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing

20190050 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

20190050 Samenvatting geschillencommissie huisartsenzorg
Klaagster verwijt verweerder dat de triagist van de Huisartsenpost haar klachten van hooikoorts niet serieus heeft genomen en haar een verkeerd advies heeft gegeven.
De commissie oordeelt dat verweerder het verzoek van klaagster voor een persoonlijk consult terecht heeft geweigerd. Uit het waarneembericht van verweerder en de transcriptie van het gesprek is volgens de commissie voldoende komen vast te staan dat de triage conform de Nederlandse Triage Standaard heeft plaatsgevonden. De triagist heeft een (ABCD) veiligheidscheck gedaan, de urgentie-indicatie kon op U5 worden bepaald en klaagster is terugverwezen naar haar eigen huisarts met als vangnet dat zij bij aanhoudende klachten opnieuw contact kon opnemen. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 04-11-2019
Datum publicatie: 11-11-2019
Referentie: 20190050
Categorieën: Intake/triage | Bejegening/communicatie

20190058-59 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerders dat zij onvoldoende aandacht hebben gehad voor zijn zieke echtgenote en op 4 en 6 maart geen contact met hem hebben opgenomen. Zijn echtgenote was erg ziek ten gevolge van een ontsteking aan haar been. Toen klager contact opnam met de praktijk van verweerders waren zij niet in de gelegenheid visite af te leggen. Verweerders betwisten dat zij onvoldoende aandacht hebben gehad voor de echtgenote van klager. Zij stellen dat er veel hulp is aangeboden, maar dat klager dit afhield. Verweerster heeft op 4 en 6 maart contact opgenomen met klager, maar daar hij stelde geen prijs op.
De commissie oordeelt dat verweerders voldoende aandacht hebben gehad voor de complexe situatie waarin klager en zijn echtgenote verkeerden. Er is zorg en hulp aangeboden, die klager heeft geweigerd. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 02-10-2019
Datum publicatie: 24-10-2019
Referentie: 20190058-59
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20190020 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is van mening dat verweerder geen adequate zorg heeft verleend tijdens de stervensfase van de patiënt.
De commissie is van oordeel dat als duidelijk is dat de laatste levensfase van een patiënt is aangebroken en er aangegeven wordt dat er sprake is van veel pijn, waarbij vanaf de ochtend meermalen is gebeld door de familie, verweerder de patiënt zelf had moeten bezoeken om de toestand van de patiënt te beoordelen. Dit is naar het oordeel van de commissie des te meer zo omdat verweerder de patiënt niet kende en er geen overdracht aan hem had plaatsgevonden. Verweerder heeft pas rond drie uur in de middag een visite afgelegd.
Over de gang van zaken tijdens de visite, verschillen de lezingen van klaagster en verweerder. De commissie kan over die gang van zaken dan ook geen op feiten gebaseerd oordeel geven. Wel is de commissie van oordeel dat verweerder zich in het verweer en in de dupliek uitermate onprofessioneel uit en zich niet toetsbaar opstelt.

Datum uitspraak: 22-07-2019
Datum publicatie: 10-10-2019
Referentie: 20190020
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20180164 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder samengevat dat hij zonder haar toestemming informatie heeft verstrekt aan derden, een psychiater heeft geraadpleegd zonder met haar te overleggen en klaagster pijnlijke vragen heeft gesteld om een diagnose PPD uit te kunnen sluiten. Verweerder betwist het standpunt van klaagster. De commissie is van oordeel dat klaagster er zelf voor heeft gekozen om tijdens een consult in aanwezigheid van haar ex-partner te praten over PPD, waarbij het stellen van pijnlijke vragen volgens de commissie onderdeel uit maakt. Ook is de commissie van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door de casus van klaagster geanonimiseerd met een psychiater te bespreken. De commissie acht de klachten van klaagster ongegrond.

Datum uitspraak: 11-09-2019
Datum publicatie: 01-10-2019
Referentie: 20180164
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Diagnose | Bejegening/communicatie

20190004 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster klaagt over onbehoorlijk optreden van de HIDHA in de praktijk van verweerder. Verweerder voert aan dat niet hij, maar de HIDHA partij in de procedure is. De geschillencommissie dient haar aan te spreken.
Conform de Wkkgz is verweerder de zorgaanbieder en daarmee de verantwoordelijke partij in een geschillenprocedure. Hij is door de commissie in de gelegenheid gesteld te reageren op de klacht
van klaagster en daarbij een verweer van de HIDHA in het geding te brengen. Noch verweerder, noch de HIDHA hebben de klacht echter inhoudelijk weersproken. De commissie acht de klacht onweersproken en daarom gegrond.

Datum uitspraak: 19-08-2019
Datum publicatie: 05-09-2019
Referentie: 20190004
Categorieën: Bejegening/communicatie

20190041 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerster dat zij onjuiste informatie heeft verstrekt aan Veilig Thuis. Verweerster beroept zich volgens de commissie terecht op haar beroepsgeheim; de klacht is ongegrond. Verder verwijt klager verweerster een diagnose ten aanzien van zijn kinderen te hebben gesteld. Volgens de commissie is niet gebleken dat verweerster een diagnose heeft gesteld of een (behandel-) advies heeft. Vanuit haar zorg als huisarts heeft zij in de context van een geëscaleerde echtscheiding aan de ouders ter overweging meegegeven om hulp te zoeken. Zij heeft daarmee zorgvuldig gehandeld; de klacht wordt ongegrond verklaard.

Datum uitspraak: 17-07-2019
Datum publicatie: 02-09-2019
Referentie: 20190041
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Diagnose | Bejegening/communicatie

20180159 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt de HIDHA van de praktijk van verweerder, dat hij onvoldoende empathisch heeft gereageerd op haar klachten en haar heeft geadviseerd naar een psycholoog te gaan. Zij vordert een schadevergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade.
De HIDHA van verweerder heeft volgens de geschillencommissie zowel aandacht gehad voor de fysieke als voor de psychische klachten van klaagster, door klaagster ter overdenking mee te geven dat haar fysieke klachten een mogelijke psychische oorzaak zouden kunnen hebben. De commissie is van oordeel dat de HIDHA hiermee zorgvuldig heeft gehandeld en acht de klacht ongegrond. Nu de klacht ongegrond is verklaard, komt de commissie niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.

Datum uitspraak: 17-07-2019
Datum publicatie: 05-08-2019
Referentie: 20180159
Categorieën: Diagnose | Bejegening/communicatie

20180165 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat hij:
1. het advies van [naam zorgaanbieder] en diverse internisten om vitamine B12 injecties toe te dienen negeert.
De vitamine B12 waarde van klaagster was in november 2017 228. In de brief van de [naam zorgaanbieder] wordt gesproken van een vitamine B12 waarde van 234. Op grond van de richtlijn is een vitamine B12 tekort met deze waarden onwaarschijnlijk. Daarnaast was er sprake van een Hb van 8,9, er was daarmee geen sprake van anemie (bloedarmoede). Er was bij klaagster geen sprake van vitamine B12 waarden lager dan 148 pmol/l. Er was om die reden dan ook geen indicatie voor het geven van vitamine B12 injecties. De richtlijn geeft verder aan, dat als bij patiënten met een laag-normale B12-spiegel sprake is van klachten die suggestief zijn voor een vitamine-B12-tekort, een proefbehandeling met oraal vitamine B12 kan worden overwogen. In die situatie zijn echter injecties niet geïndiceerd maar is de eerst aangewezen behandeling orale toediening. Verweerder heeft conform de richtlijnen gehandeld. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
2. behandeling met B12 injecties kwakzalverij noemt.
Verweerder heeft onvoldoende duidelijk gecommuniceerd met klaagster over zijn overwegingen om niet over te gaan tot het geven van vitamine B12 injecties. Het ware beter geweest, als verweerder had uitgelegd dat dit handelen wetenschappelijk niet bewezen is en daarbij niet conform de professionele standaard is. Inhoudelijk heeft verweerder gelijk, echter de kwetsbaarheid van klaagster en het feit dat zijn waarnemer wel overgegaan is tot het geven van vitamine B12 injecties, is reden om duidelijk te bespreken met klaagster, waarom hij niet wilde voldoen aan de uitdrukkelijke wens van klaagster om over te gaan tot het geven van vitamine B12 injecties. Verweerder had beter kunnen verwijzen naar het bestaande NHG-standpunt, in plaats van naar een door klaagster als kwetsend ervaren artikel. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond.

Datum uitspraak: 26-04-2019
Datum publicatie: 23-07-2019
Referentie: 20180165
Categorieën: Verwijzing | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Informatie over onderzoek/behandeling

20180132 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klagers vinden dat verweerder:
1. tekort is geschoten in de zorg door de patiënt niet te laten opnemen toen er sprake was van aanhoudende diarree;
2. zich onbeschoft heeft gedragen richting de patiënt en haar familie.
Klachtonderdeel 1 wordt gegrond verklaard door de commissie omdat verweerder geen lichamelijk onderzoek heeft verricht, niet duidelijk is of het medicatiebeleid is aangepast en er geen adviezen zijn genoteerd in het journaal. Verweerder is tekort is geschoten in de zorg in de periode waarin de patiënt met kanker en die net chemo had gehad, diarreeklachten had.
Klachtonderdeel 2 wordt ongegrond verklaard, omdat de lezingen van partijen verschillen.

Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 08-07-2019
Referentie: 20180132
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20180127 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster voelt zich niet serieus genomen door verweerder en er heeft geen directe verwijzing naar het ziekenhuis plaatsgevonden.

Er zijn twee contactmomenten tussen klaagster en verweerder (een huisartsenpost) geweest: een telefonisch contact dat geëindigd is in een zelfstandig advies van de triagiste en –een dag later- een consult bij de dienstdoende huisarts van verweerder.
Klaagster had rugpijn door een val. De triagiste heeft terecht als ingangsklacht genoteerd ‘trauma rugletsel’. Niet te rijmen valt dat vervolgens is ingevuld ‘trauma: nee’. Dit heeft tot gevolg gehad dat er een lagere urgentiewaardering plaatsvond, namelijk U5 in plaats van U3, waardoor klaagster niet daaropvolgend is gezien door (een huisarts van) verweerder. Dit maakt dat de commissie van oordeel is dat de klachten van klaagster onvoldoende serieus zijn genomen zodat de klacht in zoverre gegrond is.

De commissie stelt vast dat de dienstdoende huisarts bij het tweede contact klaagster heeft verwezen voor een röntgenfoto naar het ziekenhuis.
De dienstdoende huisarts heeft daar geen datum of dag aan heeft gekoppeld en evenmin een terugkomadvies. Ook de gedachtegang van de dienstdoende huisarts waarom het maken van een foto geen directe haast had in zijn opinie, ontbreekt in het waarneembericht. Het ware –vanuit zijn professionele rol- beter geweest als de dienstdoende huisarts regie had behouden op de vervolgstappen.
In het verweer wordt verwezen wordt naar NHG-standaarden en richtlijnen (onder andere de richtlijn osteoporose) die op de situatie van klaagster niet van toepassing zijn. Een en ander laat twijfels bestaan over het toepassen van het juiste beoordelingskader in deze zaak. Dit maakt de klacht voor dit contactmoment echter niet gegrond. Immers, de dienstdoende huisarts heeft klaagster verwezen voor een röntgenfoto.

Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 04-07-2019
Referentie: 20180127
Categorieën: Intake/triage | Verwijzing | Bejegening/communicatie

20180141 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Volgens klager heeft de triagiste van huisartsenpost zijn minderjarige broer niet juist behandeld door niet afdoende te reageren op het ziektebeeld, de urgentie niet goed in te schatten en onprofessioneel en onbeleefd gedrag te vertonen. De commissie is van oordeel dat de triage naar behoren is uitgevoerd. De patiënt is binnen een half uur na binnenkomst op de HAP behandeld. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het klachtonderdeel met betrekking tot de bejegening is gegrond. De commissie oordeelt dat ook in gespannen situaties van medewerkers mag worden verwacht dat zij zich professioneel opstellen.

Datum uitspraak: 12-06-2019
Datum publicatie: 19-06-2019
Referentie: 20180141
Categorieën: Intake/triage | Bejegening/communicatie

20180169 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster voelt zich niet serieus genomen bij de behandeling van aandoeningen aan haar voeten. Een test op een schimmelinfectie had geen resultaat. In haar land van herkomst heeft zij van een arts medicatie gekregen voor een schimmelinfectie, die verbetering opleverde. De huisarts in Nederland wilde die medicatie niet uitschrijven. De huisarts en een collega waren weinig empathisch. Naar het oordeel van de commissie heeft de huisarts klaagster zorgvuldig behandeld. Beide huisartsen mochten klaagster aanspreken op haar gedrag. De zorgaanbieder mocht klaagster verder aanspreken op een ten onrechte gevraagde en gekregen griepprik. De klachten zijn ongegrond; schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 12-06-2019
Datum publicatie: 19-06-2019
Referentie: 20180169
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Medicijnen

20180082 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over bejegening door huisarts afgewezen. Onvoldoende onderbouwd dat de huisarts patiënt heeft geschoffeerd en daarmee heeft genoodzaakt zich te laten uitschrijven. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 10-01-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180082
Categorieën: Bejegening/communicatie | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20180008 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over ontoereikende behandeling van vrijwel terminale patiënt deels gegrond. De huisarts had een grondiger eigen onderzoek moeten uitvoeren en moeten aandringen op ziekenhuisopname. Haar verslaglegging was beperkt, waardoor waarneming werd bemoeilijkt. Geen terecht verwijt dat de huisarts niet heeft meegeholpen bij de transfer uit het ziekenhuis naar een hospice, wel dat zij patiënt niet kort nadien in het hospice heeft bezocht. Zonder sluitende machtiging geen plicht om het medisch dossier aan stiefzoon af te geven. Zoon als nabestaande ontvankelijk in klacht. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 28-01-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180008
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20180067 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over niet tijdig beantwoorden verzoek UWV om medische informatie deels gegrond verklaard. Geen verplichting huisarts informatie te verstrekken aan UWV. Huisarts in dit geval maatschappelijk onzorgvuldig gehandeld nu aan patiënt herhaaldelijk werd toegezegd dat informatie zou worden verstrekt. Schadevergoeding wegens gemaakte kosten voor bijwonen zitting afgewezen wegens ontbreken causaal verband tussen houden zitting en niet verstrekken informatie.

Datum uitspraak: 09-11-2018
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180067
Categorieën: Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20180131 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Verwijt dat ten onrechte niet is verwezen naar neuroloog ongegrond. Vordering schadevergoeding afgewezen. Klacht over boosheid huisarts gegrond. Het is aan de arts om te beoordelen of verwijzing geïndiceerd is en daar op goede gronden over te beslissen. In casu zorgvuldige besluitvorming huisarts. Communicatie niet goed verlopen. Hogere eisen aan professional zoals huisarts om communicatie in goed banen te leiden.

Datum uitspraak: 30-04-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180131
Categorieën: Verwijzing | Bejegening/communicatie

20180108 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager klaagt over de bejegening tijdens een telefonisch contact en een consult met de huisartsenpost. Klager voelde zich niet geholpen tijdens het telefonisch contact en had het gevoel dat een groepje mensen om de triagiste heen stond die hem zouden hebben uitgelachen. Uit niets blijkt dat klager niet serieus is genomen. Uit het waarneembericht en de overlegde transcripties van de gevoerde gesprekken blijkt dat de triagiste klager meerdere keren terug heeft gebeld en heeft aangeboden een ambulance te sturen. Klager heeft dit geweigerd en heeft aangegeven dat hij zelf naar de HAP zou toekomen. Evenmin is aantoonbaar gemaakt dat klager zou zijn uitgelachen door medewerkers van de huisartsenpost. De klacht is in zoverre ongegrond. Klager klaagt er ook over dat hij niet binnen twintig minuten gezien is door een arts toen hij op de huisartsenpost aankwam. Daarover heeft klager eerst bij de geschillencommissie geklaagd. Dat een klacht(onderdeel) eerst wordt behandeld door een klachtenfunctionaris is een voorwaarde voor het kunnen voorleggen aan de geschillencommissie. Met inachtname van artikel 7 lid 1 sub b van het Reglement Geschillencommissie Huisartsen en artikel 21 lid 1 sub c Wkkgz verklaart de commissie klager niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

Datum uitspraak: 21-01-2019
Datum publicatie: 21-02-2019
Referentie: 20180108
Categorieën: Bejegening/communicatie | Intake/triage | Niet ontvankelijk

20180028 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat zij zonder haar medeweten en toestemming verwezen is naar een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ-instelling). Verweerder heeft erkend dat hij klaagster onterecht heeft verwezen. Verweerder heeft niet rechtstreeks contact gezocht met klaagster naar aanleiding van het kennelijk via de assistente door een derde gedane verzoek tot verwijzing. Daarmee is de klacht van klaagster gegrond.

Datum uitspraak: 19-11-2018
Datum publicatie: 18-12-2018
Referentie: 20180028
Categorieën: Verwijzing | Bejegening/communicatie

20180019 en 20180042 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Terechte klacht dat de huisarts onvoldoende heeft gedaan om de verstoorde relatie met patiënten te herstellen, hetzij in een gesprek, hetzij door middel van een schriftelijk antwoord op hun verwijten. Toereikende behandeling van orthopedische klachten van dochter van klaagster, want snel onderzoek en doorverwijzing. Ontoereikend onderzoek naar nekhernia van echtgenoot van klaagster. Klacht over ontoereikende behandeling van darmherniatie van andere dochter van klaagster onvoldoende onderbouwd. Summiere journaalgegevens van de huisarts.

Datum uitspraak: 17-10-2018
Datum publicatie: 18-12-2018
Referentie: 20180019 en 20180042
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Medisch dossier

20180025 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. Klacht: Nalatig en onprofessioneel te handelen in de laatste fase van het leven van patiënte. Klaagster vindt verder dat verweerder tekort is geschoten in de coördinatie van de zorg rondom de patiënt en de bejegening rondom de euthanasiewens van de patiënt en na diens overlijden. Verweerder heeft de patiënte alleen gezien op 7 en 8 november 2017. De commissie is van oordeel dat verweerder toen adequaat heeft gehandeld. Hij heeft de patiënt onderzocht, een breuk uitgesloten en toen een verpleegbed niet lukte, voor verder beleid overlegd met de orthopeed. Wat zich nadien heeft afgespeeld is niet verwijtbaar aan verweerder. Evenmin is gebleken van onprofessioneel handelen door verweerder rondom de euthanasiewens van de patiënt. Bij dit alles is van belang dat vele zorgverleners en zorginstellingen in de laatste levensfase van patiënte een rol speelden en dat verweerder –niet zijnde de vaste huisarts- maar een beperkte rol had.

Datum uitspraak: 15-10-2018
Datum publicatie: 29-10-2018
Referentie: 20180025
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Diagnose | Organisatorisch

20180023 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. In verschillende klachtbrieven worden veel en van elkaar onderling afwijkende klachten benoemd. Bij een klacht moet het gaan over concrete feiten en gedragingen die expliciet door klaagster zelf moeten worden gepresenteerd. Daarbij kan niet worden volstaan met het stellen –zoals klaagster doet- van een groot aantal vragen over de kennelijk bij haar niet bekende gang van zaken. Dit komt neer op een fishing expedition en behoort niet tot de taak van de commissie. De commissie beperkt zich tot de voldoende concrete klachtonderdelen. Op een gegeven moment heeft verweerder gekozen om de contacten met de patiënte via de broer en schoonzus van klaagster en hun kinderen te laten verlopen. De commissie is van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door met één vaste contactpersoon binnen de familie te communiceren. Voor zover de grote hoeveelheid door klaagster geformuleerde vragen in het kader van de behandeling (mede) opgevat moet worden als de klacht dat het medisch dossier door verweerder niet (geheel) aan haar is verstrekt geldt dat ook na overlijden het medisch beroepsgeheim door verweerder in acht genomen dient te worden. Beide klachtonderdelen zijn daarmee ongegrond.

Datum uitspraak: 10-10-2018
Datum publicatie: 17-10-2018
Referentie: 20180023
Categorieën: Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

20180064 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager voelt zich onheus bejegend tijdens een consult bij de huisarts in opleiding van verweerder. Verweerder heeft aangegeven dat de huisarts in opleiding zich niet herkent in het van haar geschetste beeld en de uitlatingen die door haar zouden zijn gedaan. Nu alleen klager en de huisarts in opleiding bij voornoemd consult aanwezig waren, is niet vast te stellen hoe het consult is verlopen noch hetgeen gezegd is. Dat brengt mee dat door de commissie niet kan worden vastgesteld of klachtwaardig is gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de huisarts in opleiding en verweerder, maar op de omstandigheid, dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan de commissie, ook als aan het woord van klager en van de huisarts in opleiding en verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 25-09-2018
Datum publicatie: 03-10-2018
Referentie: 20180064
Categorieën: Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

20180030 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Niet goed behandeld op de huisartsenpost vanwege discriminatie. Vast staat dat klaagster geruime tijd heeft moeten wachten bij de huisartsenpost. De klacht is echter niet gegrond. Een huisartsenpost is er in het weekend en in de avond/nacht uitsluitend voor spoedeisende situaties die niet kunnen wachten tot de volgende werkdag. Vanwege drukte of omdat spoedeisende patiënten voorrang krijgen kunnen soms lange wachttijden ontstaan. De commissie is van oordeel dat er in het geval van klaagster niet is gebleken van een dusdanig spoedeisende situatie dat klaagster direct gezien moest worden. Evenmin is gebleken dat discriminatie de reden van de lange wachttijd was.

Datum uitspraak: 23-08-2018
Datum publicatie: 28-08-2018
Referentie: 20180030
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20180048 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënt. Klacht 1: verkeerde diagnose stellen tijdens de visite op 26 januari 2018 en ten onrechte geen buikonderzoek verrichten. Klacht 2: Het klachtgesprek is niet naar tevredenheid verlopen.
1. Vast staat dat tijdens de visite van 26 januari 2018 geen buikonderzoek is verricht. Bij een patiënt met het klachtenbeeld is het niet zo dat een buikonderzoek altijd zou moeten plaatsvinden. Van belang is de algemene toestand van de patiënt. Bij deze patiënt was er sprake van een alleenstaande, oudere man, die niet vaak om hulp vroeg, die diabeet was en wiens dochter erg ongerust was. Indien onder deze omstandigheden besloten wordt tot een afwachtend beleid, moeten er goede afspraken gemaakt hadden worden omtrent de follow-up. De huisarts stelt die wel gemaakt te hebben, maar ze zijn niet opgenomen in het journaal en er kan niet vanuit worden uitgegaan dat ze zijn gemaakt. Gegrond.
2. De lezingen van het gesprek lopen uiteen en de commissie kan niet vaststellen wie gelijk heeft.
Ongegrond.
Klaagster vordert ook schadevergoeding van € 700,--. De schade die klaagster vordert is schade ten gevolge van het overlijden van de patiënt. De commissie kan niet vaststellen dat het overlijden van de patiënt heeft plaatsgevonden ten gevolge van het handelen dan wel nalaten door verweerster. Niet vaststaat dat als er anders zou zijn gehandeld en als er wel sprake was geweest van onderzoek van de buik of afspraken rondom de follow-up, de patiënt dan niet zou zijn overleden. Ook geldt, dat indien de patiënt op een later tijdstip zou zijn overleden, dezelfde kosten zouden zijn gemaakt. De schadevergoeding wordt afgewezen. (hangt samen met 20180049):

Datum uitspraak: 23-08-2018
Datum publicatie: 28-08-2018
Referentie: 20180048
Categorieën: Diagnose | Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie

20180049 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overleden patiënt. Klacht 1: De huisarts heeft op 30 januari 2018 geweigerd een visite af te leggen. 2. Het klachtgesprek is niet naar tevredenheid verlopen.
1. De commissie is van oordeel dat bij een zelfstandig wonende oudere patiënt die al meer dan een week ziek is, waarbij sprake is van verhoogde suikers en waarbij tot twee keer toe dringend wordt verzocht een visite af te leggen het tot de goede huisartsenzorg behoort om aan dat verzoek gevolg te geven, zelfs als dat enkel ter geruststelling is van de patiënt dan wel diens verzorgende. Gegrond. Of het beloop van de ziekte van de patiënt dan anders was geweest, kan de commissie echter niet vaststellen.
2. De lezingen van het gesprek lopen uiteen en de commissie kan niet vaststellen wie gelijk heeft.
Ongegrond.
Klaagster vordert ook schadevergoeding van € 700,--. De schade die klaagster vordert is schade ten gevolge van het overlijden van de patiënt. De commissie kan niet vaststellen dat het overlijden van de patiënt heeft plaatsgevonden ten gevolge van het handelen dan wel nalaten door verweerster. Niet vaststaat dat als er anders zou zijn gehandeld en als er wel sprake was geweest van onderzoek van de buik of afspraken rondom de follow-up, de patiënt dan niet zou zijn overleden. Ook geldt, dat indien de patiënt op een later tijdstip zou zijn overleden, dezelfde kosten zouden zijn gemaakt. De schadevergoeding wordt afgewezen. (hangt samen met 20180048)

Datum uitspraak: 23-08-2018
Datum publicatie: 28-08-2018
Referentie: 20180049
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20180006 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager klaagt erover dat hij geen inzage heeft gekregen in het dossier van zijn minderjarige dochter toen hij vroeg om inzage in het journaal met betrekking tot een bepaald consult. Tot kinderen de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, treden ouders bij geneeskundige behandelingen op als hun wettelijk vertegenwoordigers en beslissen over de medische behandelingen die hun kind ondergaat. Vanaf 12 jaar tot 16 jaar samen met het betrokken kind. Die ouders hebben daartoe inzage nodig. Dit recht op informatie is niet onbeperkt. De arts kan informatie weigeren op grond van goed hulpverlenerschap: als een goede hulpverlening zou kunnen worden belemmerd of geschaad indien volledige informatie zou worden gegeven. De huisarts beroept zich daarop maar dat moet worden gepasseerd. Niet alleen heeft de huisarts in het kader van deze geschilbehandeling alsnog en zonder beperkingen de gevraagde informatie verstrekt maar tevens volgt uit die informatie (een feitelijke weergave van het consult) niet op welke wijze verstrekking daarvan aan klager in strijd zou zijn met het belang van het kind of een goede behandelrelatie in de weg zou staan. De klacht is in zoverre dan ook gegrond.

Datum uitspraak: 22-05-2018
Datum publicatie: 05-06-2018
Referentie: 20180006
Categorieën: Medisch dossier | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie

2017 G37 Uitspraak schadevergoeding geschillencommissie Huisartsenzorg

Uitspraak over de schadevergoeding. Klaagster stelt immateriële schade te hebben geleden, bestaande uit angst(gevoelens) en verlies van vertrouwen in de medische stand. Uit brieven van de psycholoog en de reumatoloog volgt dat er een toename van angst is na het voorval en doorgemaakt hartinfarct en verlies van vertrouwen. De commissie is van oordeel dat het causale verband (deels) voldoende onderbouwd is. Bij het handelen van verweerster weggedacht is aannemelijk dat klaagster een deel van angstgevoelens –ten gevolge van het infarct zelf- hoe dan ook zou hebben. De angst is echter versterkt door het verlies van vertrouwen in adequate medische hulp. Kort samengevat gaat het dus niet enkel om de angst dat een infarct zich opnieuw zal voordoen, maar dat dit gebeurt terwijl er door de medische stand (opnieuw) niet adequaat op gereageerd zal worden. In zoverre is er sprake van causale schade. In het licht van uitspraken van civiele rechters in vergelijkbare zaken brengt dit de commissie tot het toekennen van een vergoeding ter zake van immateriële schade van een bedrag van € 650,00.

Datum uitspraak: 29-05-2018
Datum publicatie: 05-06-2018
Referentie: 2017 G37
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Bejegening/communicatie

2017 G58 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Deze zaak ging over het beëindigen van de behandelrelatie. Klager meent dat de huisarts dit niet had mogen doen en vordert ook schadevergoeding. De huisarts schreef in een brief dat zij niet langer klagers huisarts kon zijn. Daaraan waren twee waarschuwingen voor herhaald (verbaal) agressief gedrag aan voorafgegaan en was aangegeven dat indien dit weer gebeurde de behandelrelatie niet zou kunnen worden voortgezet. De commissie is van oordeel dat de huisarts hierbij voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De commissie wijst daarbij op de richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst (2005 van de KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst). Daaraan doet niet af dat het gedrag van klager mogelijk aan hem niet verweten kan worden ten gevolge van een ziektebeeld. De klacht is daarmee ongegrond en de schadevergoeding dient dan ook afgewezen te worden.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G58
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Bejegening/communicatie

2017 G71 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klacht van klager betreft de slechte bereikbaarheid van de praktijk, het moeizaam een afspraak kunnen maken en slechte geleverde zorg/bejegening. Klager heeft ondanks herhaald verzoek daartoe de geschillencommissie geen toestemming gegeven de op de klacht betrekking hebbende medische, verpleegkundige en andere bescheiden, voor zover van belang voor het onderzoek van de klacht, in te zien en op te vragen. De stellingen van klager met betrekking tot de praktijkorganisatie van de huisarts zijn daarmee niet te verifiëren. Dit geldt ook voor de klacht over de slecht geleverde zorg en de bejegening. De lezingen van klager en de huisarts staan lijnrecht tegenover elkaar en er zijn verder geen aanknopingspunten om aan de ene lezing meer waarde toe te kennen dan aan de andere. De klachten kunnen daarom niet gegrond worden verklaard.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G71
Categorieën: Organisatorisch | Bejegening/communicatie | Niet ontvankelijk

2017 G76 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager is de echtgenoot van de overleden patiënte. Klager vindt dat de huisarts geen goede zorg heeft geleverd aan de patiënte tijdens de laatste dagen van haar leven nadat ze ontslagen was uit het ziekenhuis. De huisarts is op consult geweest en heeft daarover genoteerd in het medisch journaal dat de zorg de familie zwaar valt en “in overleg, opstarten thuiszorg, kijken hoe het gaat. Worden vanmiddag nog terug gebeld door het ziekenhuis, evt heropname.” Daarna is er geen contact meer geweest tussen huisarts en familie. De commissie oordeelt dat de huisarts tekort is geschoten. Huisartsgeneeskundige zorg is continue zorg. De huisarts zorgt voor continuïteit van zorg tijdens ziekte-episodes en gedurende de levensloop. De huisarts werkt samen met andere zorgverleners en zorgt door zijn regierol voor samenhang in de zorg. De huisarts spant zich extra in voor persoonlijke continuïteit als het gaat om patiënten in een palliatieve of terminale fase. Adequate regie heeft ontbroken nu de huisarts niet meer nagetrokken heeft of thuiszorg daadwerkelijk was opgestart of dat heropname nodig was. De klacht is gegrond.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G76
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

2017 G78 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster is de dochter van de overledene patiënt en patiënte. Klaagster klaagt over het ontbreken van enige steun van de huisarts tijdens de ziekte en bij het overlijden van haar ouders. Omdat de praktijk van de huisarts steeds meer een opleidingspraktijk geworden met praktijkassistentes, ondersteuners en coassistenten was de vaste huisarts veel minder betrokken bij de zorg voor haar beide ouders. De huisarts heeft aangegeven hoe zijn praktijk is georganiseerd en dat er weliswaar niet altijd door hem zelf zorg is verleend, maar dat de zorg die verleend is wel goed was. De commissie kan niet vaststellen dat er inderdaad onvoldoende zorg zou zijn geleverd. Voor zover er geklaagd wordt over gedrag van de praktijkassistentes kan de commissie dit bij de tegenstrijdige lezingen evenmin op juistheid beoordelen. Dit leidt tot een ongegrondheid van de klacht.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G78
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

2017 G81 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klachten hebben betrekking op de houding van de huisarts tegenover klaagster in haar hoedanigheid van een van de twee ouders met gezag over hun minderjarige dochter. Indien er twee gezag dragende ouders zijn dienen zij gezamenlijk de beslissingen te nemen. Als één van beide gezag dragende ouders op het spreekuur verschijnt, mag de arts er vanuit mag gaan dat deze mede namens de andere gezag dragende ouder spreekt, óók als er sprake is van een echtscheiding. Dit is anders als er aanwijzingen voor het tegendeel zijn. Klaagster klaagt erover dat haar geen toestemming is gevraagd voor een behandeling. Die klacht is gegrond, nu de huisarts zelf verklaard op de hoogte te zijn van de moeizame situatie thuis. Er had dus ook uitdrukkelijke toestemming van klaagster gevraagd moeten worden. Klaagster klaagt erover dat aan haar geen inzage in het dossier van haar dochter verstrekt wordt. Ook die klacht is gegrond. Klaagster verzoekt vervolgens toekenning van een schadevergoeding nu zij het contact met haar dochter is verloren waar zij verweerder verantwoordelijk voor houdt. Naar het oordeel van de commissie is er door klaagster onvoldoende causaal verband aangetoond tussen het handelen dan wel nalaten van de huisarts en het verlies van het contact met haar dochter. De gevorderde schadevergoeding wordt daarom afgewezen.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G81
Categorieën: Bejegening/communicatie | Onderzoek/Behandeling | Informatie over onderzoek/behandeling | Medisch dossier

2017 G56 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager heeft contact opgenomen met de praktijk van de huisarts met toenemende pijnklachten bij de maagstreek en steken bij het hart met het doel de huisarts te zien. Onduidelijk is om welke reden er niet direct een afspraak is gemaakt of waarom er niet later teruggebeld is. Het niet gehonoreerde verzoek om een consult of visite ten gevolge van miscommunicatie binnen de praktijk van de huisarts valt onder diens verantwoordelijkheid. Klager was bekend met nierstenen en gaf ook aan daar zelf aan te denken. In een dergelijk voorkomend geval is het gebruikelijk een afspraak te maken. De huisarts heeft ook erkend dat het niet goed is gegaan rondom de aanvraag van een consult die dag. In zoverre is de klacht gegrond. De commissie is om die reden van oordeel dat het door klager betaalde griffierecht ad € 50,00 ten laste van de huisarts komt.

Datum uitspraak: 12-02-2018
Datum publicatie: 20-02-2018
Referentie: 2017 G56
Categorieën: Intake/triage | Organisatorisch | Bejegening/communicatie

2017 G25 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Na overlijden patiënt door hartinfarct klacht dat verkeerde diagnose is gesteld door HAIO ongegrond verklaard. Commissie stelt op grond van hetgeen in journaal is vermeld vast dat HAIO patiënt zorgvuldig heeft onderzocht. Uit journaal blijkt niet van klachten die zouden kunnen wijzen op (doorgemaakt) hartinfarct. Lezingen over wat tijdens consult is gezegd verschillen. Empathie huisarts had beter gekund.

Datum uitspraak: 21-12-2017
Datum publicatie: 04-01-2018
Referentie: 2017 G25
Categorieën: Diagnose | Bejegening/communicatie

2017 G35 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster heeft de huisarts verzocht om een verwijzing naar [naam kliniek]. De huisarts heeft een verwijzing naar [naam kliniek] geschreven voor een second opinion. Klaagster vindt dat de huisarts geen verwijzing voor een second opinion had moeten geven. De huisarts stelt dat klaagster nu juist om een verwijzing voor een second opinion had gevraagd. Nu alleen klaagster en de huisars betrokken waren bij de gang van zaken rondom de verwijzing, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen. De commissie kan dus niet vaststellen dat er klachtwaardig is gehandeld. Klaagster vindt ook dat de huisarts haar onheus heeft bejegend. Daarvoor geldt hetzelfde. De klacht is daarmee ongegrond.

Datum uitspraak: 12-12-2017
Datum publicatie: 19-12-2017
Referentie: 2017 G35
Categorieën: Verwijzing | Bejegening/communicatie

2017 G13 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht dat de huisarts pijnklachten op de borst onvoldoende adequaat heeft behandeld: slechts verwijzing naar psycholoog en fysiotherapeut en geen grondig onderzoek naar hartklachten. Evenmin voldoende contact met patiënt onderhouden. Klacht gegrond: NHG-protocol en aanhoudende klachten in de borststreek hadden reden moeten geven voor meer cardiaal onderzoek. Huisarts had na opname in het ziekenhuis contact met klaagster moeten opnemen, ook i.v.m. haar uitschrijving uit de praktijk.

Datum uitspraak: 13-09-2017
Datum publicatie: 04-10-2017
Referentie: 2017 G13
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Bejegening/communicatie | Beëindiging arts - patiëntrelatie