Afspraken afgezegd?

Klager verwijt de huisarts dat zij geplande afspraken met de praktijkondersteuner GGZ heeft afgezegd en dat zij vond dat klager een andere huisarts moest zoeken.

Uit het medisch dossier blijkt dat met klager besproken is dat de problemen van klager te ingewikkeld waren voor de praktijkondersteuner. Een verwijzing naar een specialist zou beter zijn voor hem. Er zijn geen afspraken afgezegd. Er is juist een plan gemaakt met als doel een verwijzing. Ook is niet gezegd dat klager een andere huisarts moest zoeken, hij is zelf naar een andere huisarts gegaan. De klacht van klager is ongegrond.

Datum uitspraak: 13-12-2023
Datum publicatie: 24-01-2024
Referentie: 20230009
Categorieën: Verwijzing | Beëindiging arts - patiëntrelatie

Onvoldoende onderbouwing

Klaagster vindt dat de overdracht naar een nieuwe huisarts niet goed is gegaan en dat de huisarts haar niet serieus heeft genomen.

Klaagster is 20 keer op het spreekuur geweest. Ook zijn er telefonische consulten geweest en is zij door verschillende specialisten gezien. Klaagster heeft niet aangegeven dat dit niet klopt. Zij heeft haar verwijten te algemeen opgeschreven, zonder te verwijzen naar bijvoorbeeld data. Daarmee heeft klaagster naar het oordeel van de commissie haar klachten niet genoeg onderbouwd. De commissie kan daarom niet vaststellen of het klopt wat klaagster stelt en verklaart de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 28-09-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Referentie: 20230018
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Bejegening/communicatie

Klager is ontevreden en wil wisselen van praktijk

Klager klaagt dat medewerkers van de praktijk van verweerder onbeschoft zijn, niet kunnen luisteren en hem uitschelden. Klager stelt ook dat er verkeerde medicatie is voorgeschreven door verweerder. Gezien zijn ontevredenheid wenst hij over te stappen naar een andere praktijk, maar dit wordt hem door verweerder onmogelijk gemaakt, zo stelt klager.

Ten aanzien van de klacht omtrent omgangsvormen, kan de commissie bij gebrek aan bronnen niet vaststellen wat zich feitelijk heeft afgespeeld. Ook het verwijt over de medicatie wordt door klager niet nader onderbouwd. Voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op het afleveren van een ander merk medicatie door de apotheek, kan verweerder hiervoor niet verantwoordelijk gehouden worden. Dat klager zich niet kan inschrijven bij een van de andere praktijken binnen de HAGRO van verweerder, is evenmin verwijtbaar aan verweerder. Verweerder kan dit niet afdwingen. Daarnaast heeft verweerder klager gewezen op twee praktijken buiten deze HAGRO, die nog nieuwe patiënten aannemen. Klager heeft niet aantoonbaar gemaakt waarom het niet mogelijk zou zijn hiernaartoe over te stappen. De klacht van klager wordt ongegrond verklaard.

Datum uitspraak: 15-12-2022
Datum publicatie: 05-01-2023
Referentie: 20220066
Categorieën: Bejegening/communicatie | Medicijnen | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20210104 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Verweerder heeft als zorgaanbieder de huisartsenpraktijk in [plaats] in 2021 overgenomen van de voormalig huisarts.
Klager verwijt verweerder:
1. dat hij de voormalig huisarts drie maanden na de overname van de praktijk opzettelijk aan de kant heeft geschoven.
2. dat hij voor een consult met een behandelaar naar de praktijk in [plaats] moet reizen nu er in de praktijk in [plaats] geen huisarts meer aanwezig is.
3. dat de huisartsenpraktijk na de overname telefonisch slecht bereikbaar was.
De commissie oordeelt als volgt.
Klachtonderdeel 1
Verweerder heeft gesteld dat de voormalig huisarts drie maanden na de overname van de praktijk op eigen verzoek is vertrokken. Klager heeft zijn verwijt niet nader onderbouwd of toegelicht en uit de overgelegde stukken heeft de commissie geen aanknopingspunten gevonden die het verwijt van klager kunnen ondersteunen. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 2
De commissie constateert dat in de praktijk in [plaats] drie ochtenden per week een huisarts of een aios aanwezig is waar klager terecht kan. De commissie heeft geen inzage gehad in het medisch dossier van klager. Klager heeft niet aangetoond dat er medisch gezien fouten zijn gemaakt door verweerder en klager de nodige zorg door toedoen van verweerder heeft moeten ontberen. Op de andere momenten (dan de drie ochtenden) kan klager in de praktijk in [plaats] terecht. De commissie acht het invoelbaar dat een langere reistijd naar de huisarts in [plaats] niet prettig is voor klager, maar de commissie is van oordeel dat die reistijd (9 minuten met de auto) niet buiten proportioneel is. Daarbij komt dat verweerder hiervan, gezien het gebrek aan huisartsen in deze regio [naam provincie], geen verwijt kan worden gemaakt. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3
Verweerder heeft erkend dat de praktijk in de overgangsfase na de overname in 2021 niet altijd goed bereikbaar was. In die situaties heeft verweerder een aantal maal een extern bureau ingehuurd om de bereikbaarheid van de praktijk op orde te houden maar die voorziening werkte kennelijk niet optimaal. De commissie is van oordeel dat verweerder wat dit betreft niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam zorgverlener mag worden verwacht en verklaart dit klachtonderdeel gegrond.
Omdat klager ten aanzien van klachtonderdeel 3 in het gelijk is gesteld, bepaalt de commissie dat verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem dient te vergoeden.

Datum uitspraak: 13-06-2022
Datum publicatie: 25-07-2022
Referentie: 20210104
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Organisatorisch

20210065 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klager verwijt verweerder dat hij eenzijdig en onterecht de behandelrelatie heeft beëindigd. Verweerder heeft aangegeven dat er diverse gesprekken hebben plaatsgevonden, waarbij klager is gewaarschuwd dat hij zich moest onthouden van onheus en agressief gedrag. Uit het journaal is op te maken dat het contact met klager op 6 april 2020 al moeizaam verliep. Op verzoek van klager zijn de consulten van 10 en 29 juli 2020 verwijderd, waarbij is aangetekend dat “dwingend en dreigend gedrag met betrekking tot zijn letselschade zaken echt moet ophouden en dat we ons gaan concentreren op waar hij bij een arts komt, gezondheidszorg!”

Ondanks dat uit het dossier consulten op verzoek van klager zijn verwijderd, hetgeen het voor verweerder lastig maakt aan te tonen dat hij diverse gesprekken heeft gevoerd om de behandelrelatie te herstellen, is de commissie van oordeel dat voldoende duidelijk is dat vanaf de start van de behandelrelatie de contacten moeizaam verliepen. Ook zijn er verklaringen overgelegd van de assistentes waaruit blijkt dat zij klagers gedrag als bedreigend hebben ervaren. Voldoende duidelijk is geworden dat verweerder meerdere gesprekken heeft gevoerd met klager om de relatie te verbeteren en klager ook heeft gewaarschuwd voor de gevolgen als dat niet zou gebeuren. Daar komt bij dat klager niet heeft betwist dat wat verwijderd is uit klagers dossier, niet heeft plaatsgevonden. De commissie is van oordeel dat er sprake was van een gewichtige reden op grond waarvan de behandelrelatie beëindigd kon worden.

Ook heeft verweerder dit naar het oordeel van de commissie voldoende zorgvuldig gedaan. Verweerder heeft aangegeven dat de behandelrelatie verstoord was en dat klager op zoek moest gaan naar een andere huisarts. Verweerder is daarna nog zorg blijven verlenen. Toen klager geen andere huisarts zocht, heeft verweerder klager schriftelijk herinnerd en ook aangegeven spoedzorg te zullen blijven verlenen. Verweerder heeft bemiddeld bij het vinden van een andere huisarts. Daarmee heeft verweerder voldoende voldaan aan de in de KNMG richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst gestelde zorgvuldigheidseisen.

Klager stelt verder nog dat verweerder geweigerd heeft vragen rondom klagers medische situatie te beantwoorden. De commissie heeft de indruk gekregen dat klager onjuiste verwachtingen had van wat verweerder voor hem kon betekenen in diens letselschadezaak. Verweerder was klagers behandelend huisarts, niet diens medisch adviseur of diens bedrijfsarts. Het afgeven van geneeskundige verklaringen met een oordeel over een patiënt en over de (medische) geschiktheid of ongeschiktheid van een patiënt om bepaalde dingen wel of niet te doen is als behandelend arts niet toegestaan. Wel kan die arts een afschrift van het medisch dossier verstrekken of gerichte vragen van bijvoorbeeld een medisch adviseur beantwoorden. Verweerder heeft dit ook gedaan. Nergens is gebleken dat verweerder geweigerd heeft vragen te beantwoorden rondom klagers medische situatie.

De commissie is van oordeel dat verweerder conform de richtlijn heeft gehandeld en verklaart de klachten van klager ongegrond.

Datum uitspraak: 10-03-2022
Datum publicatie: 12-04-2022
Referentie: 20210065
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Bejegening/communicatie | Medisch dossier

20190141 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster heeft aangegeven dat de patiënt wil wisselen van huisarts, verweerder weigert dit. Daarnaast is zij van mening dat de kwaliteit van zorg voor de patiënt tekort schiet.

Klaagster heeft als ex-partner van de patiënt en diens mantelzorger, op grond van de WKKGZ geen zelfstandig klachtrecht. Klaagster stelt dat zij optreedt namens de patiënt en heeft daartoe ook een door de patiënt ondertekende machtiging overgelegd. Verweerder stelt dat de wil van de patiënt een klacht in te dienen jegens verweerster in twijfel moet worden getrokken. Verweerder geeft aan dat de patiënt niet meer weet wat hij ondertekent. Ook heeft verweerder niet van de patiënt zelf gehoord dat hij een klacht wenst in te dienen jegens hem.

Tijdens de procedure is vast komen te staan dat voor de patiënt bewindvoering is ingesteld. Dat de patiënt onder bewind is gesteld betekent niet dat hij geen klachtrecht meer heeft. Bewindvoering ziet op het beheer van de financiën en bezittingen van een persoon. Daarmee staat echter wel vast dat de patiënt niet meer in staat is zijn vermogensrechtelijke positie zelf waar te nemen. Daarnaast is de diagnose dementie gesteld door verweerder. Deze diagnose is weliswaar niet bevestigd door een andere specialist, er is echter wel een casemanager dementie aangesteld. Het aanstellen van een dergelijke casemanager maakt aannemelijk dat er daadwerkelijk sprake is van dementie. Naast bewindvoering is er ook een traject opgestart om een mentor aan te stellen voor de patiënt. Ook dit wijst er op dat de patiënt niet goed meer in staat is zijn wil te bepalen. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de commissie voldoende dat er sprake is van dementie bij de patiënt. In onderhavige procedure is niet gebleken dat het de patiënt duidelijk was dat de machtiging diende om een klacht jegens verweerder in te dienen en dat hij het daarmee eens was. De commissie acht het aannemelijk dat de patiënt niet meer beschikte over de voor het indienen van de klacht vereiste wilsbekwaamheid. De commissie verklaart de klacht van klaagster niet ontvankelijk en komt daarmee niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de klacht.

Datum uitspraak: 18-08-2020
Datum publicatie: 23-12-2020
Referentie: 20190141
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Diagnose | Niet ontvankelijk

20200026 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

De klachten van klager die zich tegen zijn ex-echtgenote en tegen andere instellingen en zorgaanbieders dan verweerder richten, vallen buiten de bevoegdheid van de commissie. De kernvraag is of verweerder als een goed en zorgvuldig hulpverlener jegens klager heeft gehandeld, beoordeeld naar het moment van zijn handelingen. De commissie onderscheidt daarin de volgende klachtonderdelen.
1) Verweerder heeft geen juiste kwalificatie van de problemen van klager gegeven met als gevolg dat hij naar de verkeerde instanties werd doorverwezen; 2) Verweerder heeft zijn patiëntendossier niet op orde; 3) Verweerder heeft klager zijn keuzevrijheid voor een zorgaanbieder ontnomen door hem te verzoeken een andere zorgaanbieder te zoeken.
Ad 1. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zorgvuldig manoeuvreerde tussen de behandelrelatie met klager en die met zijn ex-partner, waarbij hij ook oog had voor de belangen van de kinderen. Klager kon niet verwachten dat verweerder alleen hem zou steunen in zijn verwijten aan zijn ex-partner. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerder in deze gepolariseerde, ingewikkelde situatie als een zorgvuldig hulpverlener jegens klager gehandeld. Zij acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 2. De commissie oordeelt dat verweerder uitgebreid en gedetailleerd notities heeft gemaakt van de contacten met klager, deze zijn deels gebaseerd op inlichtingen van GGZ-specialisten. Klager heeft onvoldoende onderbouwd en betwist dat er ongegronde informatie dan wel valse verklaringen in zijn dossier zijn opgenomen. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 3. Klager heeft meerdere malen kenbaar gemaakt dat hij geen vertrouwen meer had in het handelen van verweerder. Verweerder heeft de behandelrelatie niet beëindigd, maar klager slechts gewezen op de mogelijkheid om een andere huisarts te zoeken. Naar het oordeel van de commissie mocht verweerder dit in redelijkheid doen. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 19-10-2020
Datum publicatie: 29-10-2020
Referentie: 20200026
Categorieën: Diagnose | Verwijzing | Medisch dossier | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20190095 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat de behandelrelatie met haar behandelend huisarts is beëindigd tegen de afspraken in en zonder de patiënt hierover persoonlijk te informeren. Klaagster heeft hierdoor ernstige psychische schade geleden.
De commissie oordeelt dat van verweerster niet langer kon worden verlangd om de behandelrelatie voort te zetten. Zij heeft de behandelrelatie op voldoende zorgvuldige wijze beëindigd. De commissie heeft bij de beoordeling acht geslagen op de zorgvuldigheidseisen in de KNMG richtlijn “Niet aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst”. Bij patiënten met psychische problematiek dient men terughoudend en extra zorgvuldig te zijn, maar het gedrag van klaagster verhinderde een goede huisartsenzorg. Daarbij heeft klaagster de verweten gedragingen onvoldoende betwist en zij heeft ook onvoldoende begrip getoond voor de effecten daarvan op de huisarts en de praktijk van verweerster. Er mag volgens de commissie in redelijkheid niet van de huisarts worden verwacht dat zij klaagster nog een kans geeft. De commissie acht de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 29-01-2020
Datum publicatie: 26-02-2020
Referentie: 20190095
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie

20190077 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerster dat zij ten onrechte is beschuldigd van dwingend en manipulatief gedrag en op grond daarvan op initiatief van verweerster een andere huisarts heeft moeten zoeken.
De assistentes van verweerster hebben druk ervaren van klaagster om een afspraak voor haar moeder te maken. Zij hebben dat aan verweerster verteld, die daarover tijdens een consult met klaagster heeft gesproken. Klaagster heeft dezelfde avond per email de behandelrelatie opgezegd.
De commissie oordeelt dat uit de processtukken en het journaal niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van laster, kwaadsprekerij en opzettelijke negatieve uitlatingen jegens klaagster en haar moeder. De commissie is van oordeel dat verweerster vanuit haar verantwoordelijkheid voor een goede praktijkvoering en patiëntenzorg de vrijheid heeft om incidenten en mogelijke irritaties te bespreken met zowel de assistentes als de patiënt. Verweerster heeft klaagster op de mogelijkheid gewezen om naar een andere praktijk te gaan. De commissie beschouwt dit niet als een opzegging van de behandelrelatie, maar het wijzen op een alternatief voor klaagster als zij zich niet meer prettig en veilig voelde in de praktijk. Op het voorstel van verweerster om naar informele oplossingen te zoeken, is klaagster niet ingegaan. De commissie acht de klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 29-01-2020
Datum publicatie: 18-02-2020
Referentie: 20190077
Categorieën: Bejegening/communicatie | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20180135 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster verwijt verweerder dat:
1. hij geen waarnemende huisartsenzorg meer wilde verlenen aan klaagster, als gevolg daarvan is klaagster verzocht zich tot een andere huisartsenpraktijk te wenden;
2. hij een brief (van 16 augustus 2018) heeft gevoegd bij een verwijzing die aan klaagsters echtgenoot is meegegeven.

Klachtonderdeel 1 wordt ongegrond verklaard. Voor de waarnemer geldt dat er veelal een duurovereenkomst tussen de waarnemer (verweerder) en degene voor wie waargenomen wordt (de vaste huisarts van klaagster) bestaat. Daarnaast ontstaan er –telkens als er een beroep op degene die waarneemt wordt gedaan- kortdurende behandelovereenkomsten tussen hem en de patiënt. Die behandelovereenkomsten worden beheerst door de richtlijnen die daarover bestaan, inclusief de KNMG Richtlijn omtrent het niet-aangaan en beëindigen van een behandelovereenkomst. Verweerder stelt dat er onvoldoende vertrouwen bestaat om in de toekomst weer een behandelovereenkomst aan te gaan. Dat klaagster dat anders beleeft, maakt het ontbreken van een vertrouwensband niet anders.
Klachtonderdeel 2 wordt gegrond verklaard. Door een brief (zonder toestemming) mee te geven aan een ander dan klaagster, heeft verweerder zijn beroepsgeheim geschonden.

Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 08-07-2019
Referentie: 20180135
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Beroepsgeheim/privacy

20180082 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht over bejegening door huisarts afgewezen. Onvoldoende onderbouwd dat de huisarts patiënt heeft geschoffeerd en daarmee heeft genoodzaakt zich te laten uitschrijven. Schadevergoeding afgewezen.

Datum uitspraak: 10-01-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Referentie: 20180082
Categorieën: Bejegening/communicatie | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20180118 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klaagster oneens met beëindiging van de arts-patiëntrelatie. Klacht afgewezen na toetsing aan de KNMG richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindigen van geneeskundige behandelovereenkomst’. Klaagster heeft meermalen aangegeven geen vertrouwen te hebben in de praktijkvoering door huisarts. Huisarts heeft zorgvuldig gehandeld door diverse pogingen tot herstel, waarschuwingen en na opzegging vervolgens beschikbaar blijven voor noodhulp.

Datum uitspraak: 19-03-2019
Datum publicatie: 07-04-2019
Referentie: 20180118
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie

2017 G58 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Deze zaak ging over het beëindigen van de behandelrelatie. Klager meent dat de huisarts dit niet had mogen doen en vordert ook schadevergoeding. De huisarts schreef in een brief dat zij niet langer klagers huisarts kon zijn. Daaraan waren twee waarschuwingen voor herhaald (verbaal) agressief gedrag aan voorafgegaan en was aangegeven dat indien dit weer gebeurde de behandelrelatie niet zou kunnen worden voortgezet. De commissie is van oordeel dat de huisarts hierbij voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De commissie wijst daarbij op de richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst (2005 van de KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst). Daaraan doet niet af dat het gedrag van klager mogelijk aan hem niet verweten kan worden ten gevolge van een ziektebeeld. De klacht is daarmee ongegrond en de schadevergoeding dient dan ook afgewezen te worden.

Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 02-05-2018
Referentie: 2017 G58
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Bejegening/communicatie

2017 G51 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Ongegronde klacht over weigering spoedvisite. Assistente heeft op grond van triage-richtlijnen bepaald dat er geen sprake was van zodanige spoedeisendheid dat spoedvisite noodzakelijk was. Huisarts heeft beslissing assistente geaccordeerd.
Klacht over onterecht beëindiging van de behandelovereenkomst gegrond. KNMG richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’. Geen sprake van zodanige gewichtige reden dat huisarts kon overgaan tot beëindiging van de behandelrelatie, nu niet is te achterhalen en vast te stellen wat precies is gezegd in gewraakte gesprek over geweigerde visite. Zorgvuldigheidseisen niet in acht genomen.

Datum uitspraak: 21-02-2018
Datum publicatie: 26-02-2018
Referentie: 2017 G51
Categorieën: Intake/triage | Beëindiging arts - patiëntrelatie

2017 G13 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg

Klacht dat de huisarts pijnklachten op de borst onvoldoende adequaat heeft behandeld: slechts verwijzing naar psycholoog en fysiotherapeut en geen grondig onderzoek naar hartklachten. Evenmin voldoende contact met patiënt onderhouden. Klacht gegrond: NHG-protocol en aanhoudende klachten in de borststreek hadden reden moeten geven voor meer cardiaal onderzoek. Huisarts had na opname in het ziekenhuis contact met klaagster moeten opnemen, ook i.v.m. haar uitschrijving uit de praktijk.

Datum uitspraak: 13-09-2017
Datum publicatie: 04-10-2017
Referentie: 2017 G13
Categorieën: Onderzoek/Behandeling | Verwijzing | Bejegening/communicatie | Beëindiging arts - patiëntrelatie