20210065 Uitspraak geschillencommissie Huisartsenzorg
Klager verwijt verweerder dat hij eenzijdig en onterecht de behandelrelatie heeft beëindigd. Verweerder heeft aangegeven dat er diverse gesprekken hebben plaatsgevonden, waarbij klager is gewaarschuwd dat hij zich moest onthouden van onheus en agressief gedrag. Uit het journaal is op te maken dat het contact met klager op 6 april 2020 al moeizaam verliep. Op verzoek van klager zijn de consulten van 10 en 29 juli 2020 verwijderd, waarbij is aangetekend dat “dwingend en dreigend gedrag met betrekking tot zijn letselschade zaken echt moet ophouden en dat we ons gaan concentreren op waar hij bij een arts komt, gezondheidszorg!”
Ondanks dat uit het dossier consulten op verzoek van klager zijn verwijderd, hetgeen het voor verweerder lastig maakt aan te tonen dat hij diverse gesprekken heeft gevoerd om de behandelrelatie te herstellen, is de commissie van oordeel dat voldoende duidelijk is dat vanaf de start van de behandelrelatie de contacten moeizaam verliepen. Ook zijn er verklaringen overgelegd van de assistentes waaruit blijkt dat zij klagers gedrag als bedreigend hebben ervaren. Voldoende duidelijk is geworden dat verweerder meerdere gesprekken heeft gevoerd met klager om de relatie te verbeteren en klager ook heeft gewaarschuwd voor de gevolgen als dat niet zou gebeuren. Daar komt bij dat klager niet heeft betwist dat wat verwijderd is uit klagers dossier, niet heeft plaatsgevonden. De commissie is van oordeel dat er sprake was van een gewichtige reden op grond waarvan de behandelrelatie beëindigd kon worden.
Ook heeft verweerder dit naar het oordeel van de commissie voldoende zorgvuldig gedaan. Verweerder heeft aangegeven dat de behandelrelatie verstoord was en dat klager op zoek moest gaan naar een andere huisarts. Verweerder is daarna nog zorg blijven verlenen. Toen klager geen andere huisarts zocht, heeft verweerder klager schriftelijk herinnerd en ook aangegeven spoedzorg te zullen blijven verlenen. Verweerder heeft bemiddeld bij het vinden van een andere huisarts. Daarmee heeft verweerder voldoende voldaan aan de in de KNMG richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst gestelde zorgvuldigheidseisen.
Klager stelt verder nog dat verweerder geweigerd heeft vragen rondom klagers medische situatie te beantwoorden. De commissie heeft de indruk gekregen dat klager onjuiste verwachtingen had van wat verweerder voor hem kon betekenen in diens letselschadezaak. Verweerder was klagers behandelend huisarts, niet diens medisch adviseur of diens bedrijfsarts. Het afgeven van geneeskundige verklaringen met een oordeel over een patiënt en over de (medische) geschiktheid of ongeschiktheid van een patiënt om bepaalde dingen wel of niet te doen is als behandelend arts niet toegestaan. Wel kan die arts een afschrift van het medisch dossier verstrekken of gerichte vragen van bijvoorbeeld een medisch adviseur beantwoorden. Verweerder heeft dit ook gedaan. Nergens is gebleken dat verweerder geweigerd heeft vragen te beantwoorden rondom klagers medische situatie.
De commissie is van oordeel dat verweerder conform de richtlijn heeft gehandeld en verklaart de klachten van klager ongegrond.