Apotheker had met de arts moeten overleggen

Klaagster vroeg aan de apotheker om een merkmedicijn in plaats van een generiek medicijn (een medicijn van een ander merk, maar met dezelfde werkzame stof). Klaagster kreeg bijwerkingen van het generieke medicijn. De specialist had aangegeven dat er sprake was van ‘Medische Noodzaak’ voor het merkmedicijn. Toch gaf de apotheker aan klaagster het generieke medicijn mee. Daarnaast kreeg klaagster van haar huisarts een medicijn voorgeschreven waar zij bijwerkingen van kreeg. Zij meldde dat aan de apotheker. De commissie is van oordeel dat de apotheker in beide gevallen contact op had moeten nemen met de arts die het recept had meegegeven aan klaagster. In de Leidraad verantwoord wisselen van medicijnen, staat dat bij bijzonderheden er collegiaal overleg met de voorschrijvend arts van het recept nodig is. Ook is er volgens de Leidraad bij het wisselen van medicijnen, een goede communicatie met de patiënt nodig. De apotheker heeft dit niet goed gedaan. De commissie is van oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond zijn.

Klachtenregeling moet duidelijk op de website staan

Klaagster wilde een klacht indienen. Zij kon op de website van de apotheek niet vinden hoe zij dat moet doen. De commissie is van oordeel dat de apotheker voor een goede en duidelijke klachtenregeling had moeten zorgen. Dit wordt door de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) voorgeschreven. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond.

Datum uitspraak: 15-07-2024
Datum publicatie: 20-08-2024
Referentie: 20230157
Categorieën: Medicijnen | Organisatorisch

Communicatie nog belangrijker voor een online apotheek

Communicatie nog belangrijker voor een online apotheek

Klaagster had namens haar moeder vragen gesteld aan de apotheker over het verstrekken van een extra fentanylpleister, de einddatum op een recept en de overgang naar een baxterrol (medicijnrol). Er werd via de e-mail gecommuniceerd tussen klaagster en de apotheek. De commissie is van oordeel het bij een online apotheek, waarbij het contact tussen de patiënt en de apotheek ‘op afstand’ is, er juist goed gecommuniceerd moet worden. Daarbij viel het de commissie op dat er voor een langere tijd (3-6 maanden) medicijnen werden verstrekt. De fentanylpleisters vallen onder de Opiumwet en mogen maar voor maximaal één maand worden meegegeven. Deze klachtonderdelen zijn gegrond.

Financiële afhandeling hoort er ook bij

Klaagster had een bericht gekregen dat de incasso-opdracht voor het bijbetalen van medicijnen was mislukt. Klaagster nam contact op met de apotheek om te vragen of zij konden zien waarom het was mislukt. De apotheker verwees haar direct door naar de Bank. De commissie is van oordeel dat ook de financiële afhandeling behoort tot de overeenkomst tussen de patiënt en de apotheker. De apotheker had de vragen van klaagster moeten beantwoorden en niet alleen maar moeten verwijzen naar de Bank. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Beëindiging behandelingsovereenkomst onzorgvuldig

De apotheker had klaagster en haar moeder per e-mail laten weten dat hij de behandelingsovereenkomst beëindigde. Er kon volgens de apotheker niet op normale wijze met klaagster worden gecommuniceerd. De commissie is van oordeel dat een behandelingsovereenkomst mag worden opgezegd als er sprake is van ‘gewichtige redenen’. Of er sprake was van ‘gewichtige redenen’, betwijfelt de commissie. De commissie is van oordeel dat de apotheker klaagster en haar moeder in ieder geval eerst had moeten waarschuwen. Ook had hij een redelijke opzegtermijn moeten aanhouden. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Datum uitspraak: 15-07-2024
Datum publicatie: 20-08-2024
Referentie: 20240018
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch | Beëindiging arts - patiëntrelatie

Onduidelijkheden over het begeleidingsgesprek

Het betreft een complexe klacht, bestaande uit diverse onderdelen, die alle gerelateerd zijn aan (de kosten van) het begeleidingsgesprek. Zo’n begeleidingsgesprek vindt plaats bij een eerste uitgifte van medicatie en bij medicatie die langer dan een jaar geleden is verstrekt, en dan wanneer de medicatie aan de patiënt wordt meegegeven. De apotheker beoordeelt of een begeleidingsgesprek nodig is. Een patiënt kan een begeleidingsgesprek ook weigeren, maar dan is het aan de apotheker of hij deze medicatie al dan niet meegeeft aan de patiënt. De kosten voor het begeleidingsgesprek mogen alleen in rekening worden gebracht als het gesprek ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

In deze specifieke klacht verwijt klager aan de apotheker:
1. Dat zij begeleidingsgesprekken in rekening brengt, terwijl die volgens hem niet zijn gevoerd. De commissie acht deze klacht ongegrond, omdat zij de feiten die aan deze bewering ten grondslag liggen, niet kan vaststellen.
2. Dat hij niet geïnformeerd is over de verhoging van de prijzen voor de terhandstelling en het begeleidingsgesprek nieuw UR-geneesmiddel. Klager is verzekerd bij een zorgverzekeraar waarmee verweerster een contract heeft. Toch berekent de apotheker niet het tarief dat is afgesproken met de zorgverzekeraar, maar het hogere tarief van de standaardprijslijst dat alleen van toepassing is op ‘niet-verzekerde consumenten en op consumenten waarvan de ziektekostenverzekeraar geen contract heeft afgesloten met de betreffende zorgaanbieder’. Naar het oordeel van de commissie had de apotheker in de gegeven context het tarief, afgesproken tussen haar en de zorgverzekeraar, in rekening moeten brengen. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond.
3. Dat op de nota alleen ‘code 97’ staat vermeld voor de ter handstelling en begeleidingsgesprek. De commissie oordeelt dat de nota duidelijk en begrijpelijk moet zijn voor een patiënt en dat de apotheker de titel van de prestatiebeschrijving had moeten vermelden. Zij acht dit klachtonderdeel gegrond.
4. Dat zij patiënten niet vooraf informeert dát er een begeleidingsgesprek gaat plaatsvinden en welke tarief daarvoor wordt berekend. De commissie oordeelt dat het praktisch niet uitvoerbaar is om aan iedere patiënt te vertellen dát er een begeleidingsgesprek gaat plaatsvinden. De poster met de geldende zorgtarieven en de vermelding op de website volstaan. De commissie acht deze klacht ongegrond.
5. Dat hij niet wordt ingelicht over afspraken die gemaakt zijn tussen de apotheek en zijn zorgverzekeraar. Ook is hem niet duidelijk of de apotheker een contract heeft met zijn zorgverzekeraar. De commissie oordeelt dat klager formeel geen partij is bij de afspraken die zijn gemaakt tussen zijn zorgverzekeraar en de apotheek van verweerster. De onduidelijkheid over de contractrelatie is te wijten aan een miscommunicatie bij de zorgverzekeraar, waardoor de apotheek niet in de zorgzoeker werd vermeld. De commissie oordeelt dat verweerster hier niets aan kan doen, en acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Datum uitspraak: 15-02-2023
Datum publicatie: 09-03-2023
Referentie: 20220105
Categorieën: Medicijnen | Informatie over onderzoek/behandeling | Organisatorisch | Bejegening/communicatie

20200069 Uitspraak geschillencommissie Openbare Apotheken

Klager verwijt verweerster dat hij op 14 april 2020 door een medewerkster van de apotheek onheus is bejegend en zij pas na 3 maanden heeft gereageerd op zijn initiële klacht.
Uit de beschrijving van de klacht maakt de commissie op dat klager zich onheus bejegend voelde doordat de eerste assistente tijdens hun gesprek aan de balie werd weggeroepen en doordat de tweede assistente haar naam niet wilde geven toen hij zichzelf voorstelde.
Klager heeft zijn eigen subjectieve ervaring aan zijn klacht ten grondslag gelegd. De commissie moet echter oordelen of de bejegening door de tweede assistente naar objectiveerbare maatstaven in strijd met goed hulpverlenerschap valt aan te merken. Naar het oordeel van de commissie is dat niet het geval. Aangenomen wordt dat er een dringende reden was om de eerste assistente uit een gesprek aan de balie naar de telefoon te roepen. Dat enkele feit levert geen onzorgvuldige of onheuse bejegening van klager op, mede omdat onweersproken is dat de eerste assistente nog moeite heeft gedaan om het gesprek te beëindigen en dat de tweede assistente bereid was om het gesprek verder af te ronden. De vraag van klager naar haar naam had geen functionele betekenis voor de zorgvraag; niet is gebleken dat klager beter of slechter was geholpen als hij de naam van de tweede assistente had gekend.
Uit de stukken kan de commissie niet opmaken welke omstandigheden de duur van de klachtenprocedure hebben bepaald. Onweersproken is dat verweerster snel tegenover de klachtenfunctionaris heeft gereageerd; niet staat vast dat zij heeft bijgedragen aan een trage afhandeling van de aanvankelijke klacht.
De commissie acht de klachten ongegrond.

Datum uitspraak: 21-12-2020
Datum publicatie: 11-01-2021
Referentie: 20200069
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch

20200012 Uitspraak geschillencommissie Openbare Apotheken

Klager verwijt verweerster: 1) dat hij meerdere malen zijn medicatie niet op tijd heeft ontvangen en als gevolg hiervan veel pijn heeft geleden; 2) dat op de verpakking van de medicatie Instanyl neusspray 100 onjuiste informatie staat over het aantal doses; 3) dat zij haar klachtenregistratie niet op orde heeft; 4) dat zij een verkeerde beroepsattitude heeft.
Ad 1. De commissie oordeelt op basis van het door klager ter beschikking gestelde, beperkte farmaceutische dossier. Voldoende aannemelijk is dat klager zonder resultaat op 22 juli 2019 met de apotheek heeft gebeld om Instanyl neusspray 100 te bestellen. Erkend is dat zijn verzoek bij e-mail van 24 juli 2019 om de medicatie klaar te zetten niet werd beantwoord. Klager had echter ervaring met het aanvragen van medicatie per e-mail. Toen zijn mail niet werd beantwoord had hij contact met de apotheek op kunnen nemen of in het weekend de dienstdoende apotheek of de HAP kunnen bellen. Dit heeft klager nagelaten. Onjuist was dat de apotheek zijn e-mail niet beantwoordde, maar dit feit is niet zo ernstig dat verweerster onzorgvuldigheid kan worden verweten. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad 2. Geneesmiddelen staan geregistreerd en worden gecontroleerd op kwaliteit, werking en veiligheid door een onafhankelijke autoriteit, het CTG. Klager heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat de registratie en de controle van het CTG tekort schieten en dat verweerster daarin een eigen taak heeft. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 3. Naar het oordeel van de commissie heeft verweerster in redelijkheid mogen aannemen dat de e-mails van juli 2019 van klager niet als formele klacht waren bedoeld. Klager heeft bovendien deze klacht pas bij repliek in de geschillenfase heeft aangevoerd. Toen klager op 22 september 2019 een klacht over verweerster formuleerde, heeft verweerster die in de registratie opgenomen. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 4. Verweerster heeft haar excuses aangeboden voor het uitblijven van een reactie op de e-mail van 24 juli 2019 van klager. Zij heeft een gesprek aan klager aangeboden, dat hij heeft afgewezen. Verweerster heeft voldoende zorgvuldig gehandeld. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Datum uitspraak: 14-09-2020
Datum publicatie: 29-10-2020
Referentie: 20200012
Categorieën: Medicijnen | Bejegening/communicatie | Organisatorisch

2017 G4 Uitspraak geschillencommissie Openbare Apotheken

Gegronde klacht dat apotheker de medicatie van een andere patiënt aan klaagster heeft afgegeven. Onvoldoende actie om de fout na ontdekking ongedaan te maken. Nadien passende preventieve maatregelen genomen. Schadevergoeding afgewezen: geen materiële schade en immateriële schade slechts bij objectieve psychische beschadiging. Wel vergoeding van het griffierecht.

Datum uitspraak: 28-06-2017
Datum publicatie: 17-07-2017
Referentie: 2017 G4
Categorieën: Medicijnen | Beroepsgeheim/privacy | Organisatorisch