Communicatie nog belangrijker voor een online apotheek

Communicatie nog belangrijker voor een online apotheek

Klaagster had namens haar moeder vragen gesteld aan de apotheker over het verstrekken van een extra fentanylpleister, de einddatum op een recept en de overgang naar een baxterrol (medicijnrol). Er werd via de e-mail gecommuniceerd tussen klaagster en de apotheek. De commissie is van oordeel het bij een online apotheek, waarbij het contact tussen de patiënt en de apotheek ‘op afstand’ is, er juist goed gecommuniceerd moet worden. Daarbij viel het de commissie op dat er voor een langere tijd (3-6 maanden) medicijnen werden verstrekt. De fentanylpleisters vallen onder de Opiumwet en mogen maar voor maximaal één maand worden meegegeven. Deze klachtonderdelen zijn gegrond.

Financiële afhandeling hoort er ook bij

Klaagster had een bericht gekregen dat de incasso-opdracht voor het bijbetalen van medicijnen was mislukt. Klaagster nam contact op met de apotheek om te vragen of zij konden zien waarom het was mislukt. De apotheker verwees haar direct door naar de Bank. De commissie is van oordeel dat ook de financiële afhandeling behoort tot de overeenkomst tussen de patiënt en de apotheker. De apotheker had de vragen van klaagster moeten beantwoorden en niet alleen maar moeten verwijzen naar de Bank. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Beëindiging behandelingsovereenkomst onzorgvuldig

De apotheker had klaagster en haar moeder per e-mail laten weten dat hij de behandelingsovereenkomst beëindigde. Er kon volgens de apotheker niet op normale wijze met klaagster worden gecommuniceerd. De commissie is van oordeel dat een behandelingsovereenkomst mag worden opgezegd als er sprake is van ‘gewichtige redenen’. Of er sprake was van ‘gewichtige redenen’, betwijfelt de commissie. De commissie is van oordeel dat de apotheker klaagster en haar moeder in ieder geval eerst had moeten waarschuwen. Ook had hij een redelijke opzegtermijn moeten aanhouden. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Datum uitspraak: 15-07-2024
Datum publicatie: 20-08-2024
Referentie: 20240018
Categorieën: Bejegening/communicatie | Organisatorisch | Beëindiging arts - patiëntrelatie

Onvrede over service

Service onvoldoende
Klaagster heeft haar klacht over de serviceverlening niet genoeg duidelijk gemaakt. Daarmee kan de commissie niet beslissen of verweerder goed heeft gehandeld. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond. Daarnaast merkt de commissie nog op dat klaagster haar klacht niet heeft besproken met verweerder. Verweerder heeft daardoor ook niet de kans gehad om naar een oplossing te zoeken.

Geen informatie over ander merk medicatie
Klaagster weigerde de medicatie aan te nemen die haar werd aangeboden door de apotheek. Het was een ander merk dan op haar recept stond vermeld. Toen zij dit meldde in de apotheek, werd haar uitgelegd dat het dezelfde medicatie was, maar dan van een ander merk. De commissie oordeelt dat bij een tekort van bepaalde medicijnen er een geneesmiddel van een ander merk kan worden verstrekt. Het was beter geweest als verweerder de medicatie met bijvoorbeeld een begeleidend schrijven aan klaagster had aangeboden. Klaagster heeft echter kort na de ontvangst van de medicatie alsnog uitleg gehad van verweerder. De commissie oordeelt dat verweerder hiermee niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Zij acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Onterechte uitschrijving uit apotheek
Klaagster had zelf tegen verweerder gezegd dat zij de behandelrelatie wilde verbreken. Dit staat ook zo in het apothekersdossier. Deze aantekening is voor de commissie belangrijk omdat deze kort na de gebeurtenis is opgesteld. Voor de commissie staat voldoende vast dat de behandelrelatie eindigde en klaagster werd uitgeschreven bij de apotheek van verweerder. De klacht is ongegrond.

Datum uitspraak: 15-06-2023
Datum publicatie: 05-09-2023
Referentie: 20230028
Categorieën: Niet ontvankelijk | Informatie over onderzoek/behandeling | Beëindiging arts - patiëntrelatie

20210070 Uitspraak geschillencommissie Openbare Apotheken

Klaagster verwijt verweerder dat hij haar weigert als patiënt.
Op 4 maart 2019 is er een woordenwisseling geweest in de apotheek tussen klaagster en een medewerkster van de apotheek. De voormalig apotheker heeft klaagster een onheuse bejegening van de medewerkster verweten waarna klaagster werd verzocht haar medicatie bij een andere apotheek te betrekken. Klaagster is van mening dat dit voor verweerder, die per 1 januari 2020 de apotheek heeft overgenomen, geen reden mag zijn om geen behandelrelatie met klaagster aan te gaan. Klaagster betwist dat zij iemand onheus heeft bejegend. Klaagster verlangt herstel van de behandelingsovereenkomst.

De commissie oordeelt als volgt. Hoewel klaagster en verweerder ervan uitgaan dat in maart 2019 een einde is gekomen aan de behandelrelatie tussen klaagster en de toenmalig beherend apotheker, is dit een onjuiste voorstelling van zaken. Uit het dossier is niet gebleken dat de behandelrelatie door klaagster is beëindigd. Door de voormalig apotheker is de behandelingsovereenkomst evenmin opgezegd. Een apotheker kan een behandelingsovereenkomst met een patiënt slechts beëindigen indien daar zwaarwegende redenen voor zijn. De beëindiging dient vooraf te worden gegaan door een laatste waarschuwing. De voormalig apotheker heeft klaagster op 4 maart 2019 verzocht haar medicatie elders te betrekken maar een dergelijk verzoek is op zichzelf geen opzegging van de behandelrelatie. Het feit dat klaagster haar medicatie vanaf 2 april 2019 bij een andere apotheek heeft betrokken betekent evenmin dat de behandelrelatie tussen klaagster en de voormalig beherend apotheker is geëindigd. Een patiënt kan namelijk met meerdere apotheken een behandelrelatie hebben. Daarbij komt dat klaagster de toegang tot de apotheek nimmer is ontzegd; onweersproken is dat zij de medicatie voor haar gezinsleden is blijven afhalen in de apotheek en daar ook medicijnen ‘over de toonbank’ koopt.
De behandelingsovereenkomst tussen klaagster en de voormalig beherend apotheker is in maart 2019 niet geëindigd en bestond op het moment van overname van de apotheek in januari 2020. Bij de overname van de apotheek heeft verweerder de praktijk mét de patiënten overgenomen en daarmee ook de behandelingsovereenkomst met klaagster. Verweerder dient de behandelrelatie met klaagster dan ook te continueren. De commissie verklaart de klacht gegrond en bepaalt dat verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar dient te vergoeden.

Datum uitspraak: 21-03-2022
Datum publicatie: 02-06-2022
Referentie: 20210070
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Bejegening/communicatie | Medicijnen

20190083 Uitspraak geschillencommissie Openbare Apotheken

Klaagster verwijt verweerder dat hij ten onrechte het geneesmiddel rizatriptan als smelttablet heeft gesubstitueerd voor een ander generiek middel in de vorm van een oraal met water in te nemen tablet. Daarbij heeft verweerder de behandelovereenkomst ten onrechte beëindigd. Klaagster vordert een schadevergoeding.
Klaagster heeft contact opgenomen met haar zorgverzekeraar en werd geadviseerd om aan de huisarts te vragen ‘medische noodzaak’ op het recept te schrijven. Zij heeft dit recept afgegeven aan verweerder, maar kreeg het smelttablet niet zonder betaling mee. De exacte gang van zaken rondom de uitgifte van de medicatie is niet volledig duidelijk. Klaagster stelt dat zij de medicatie in tabletvorm heeft geprobeerd, maar daarvan heftig heeft moeten overgeven. Verweerder voert aan dat klaagster de medicatie nooit heeft meegenomen, maar die direct in de apotheek heeft weggegooid dan wel naar het hoofd van de apothekersassistenten heeft geworpen.
Naar het oordeel van de commissie is voldoende aannemelijk dat klaagster jarenlange ervaring heeft met migraine en medicatiegebruik en haar bezwaar tegen het gebruik van ‘gewone’ medicatie, heeft gedeeld met verweerder. Klaagster heeft volgens de commissie zelf aan de escalatie bijgedragen. Van verweerder mag als professionele zorgverlener echter worden verwacht dat hij - nadat de gemoederen waren bedaard - alsnog contact met klaagster had gezocht om te overleggen over een passende oplossing. De commissie acht de klacht op dit punt gegrond. Verder heeft verweerder de behandelovereenkomst ten onrechte beëindigd.
Het verzoek tot schadevergoeding wordt bij gebreke aan voldoende onderbouwing afgewezen. Wel wordt verweerder opgedragen - gelet op de beoordeling van de klacht - € 50,00 griffiekosten aan klaagster terug te betalen.

Datum uitspraak: 02-03-2020
Datum publicatie: 26-03-2020
Referentie: 20190083
Categorieën: Medicijnen | Beëindiging arts - patiëntrelatie | Onderzoek/Behandeling

20190134 Uitspraak geschillencommissie Openbare Apotheken

Klaagster verwijt verweerder: 1. dat hij de dienstverlening aan klaagster en haar zoon heeft beëindigd zonder duidelijke opgaaf van reden; 2. dat de bezorger medische informatie over klaagster en haar zoon met derden heeft gedeeld en 3. dat de bezorger bedreigingen heeft geuit jegens haar en haar gezin.
Verweerder voert aan dat hij geen partij is bij de klacht en bij het kennelijke geschil tussen klaagster en de bezorger. De commissie stelt vast dat verweerder als dienstverlening voor zijn cliënten een bezorgservice aanbiedt. De service wordt uitgevoerd door een of meer bezorgers die in zijn opdracht handelen. Relevant voor de beoordeling van de klacht is het competentieprofiel van ‘Bezorger’ van de SBA (Stichting Bedrijfsapotheken), volgens welke standaard de bezorger hiërarchisch leiding van de apotheker ontvangt en integer jegens cliënten dient te handelen.
Verweerder heeft niet betwist dat de bezorger de privacy van klaagster heeft geschonden en evenmin dat hij bedreigingen jegens klaagster, haar gezin en een vriendin heeft geuit. Bij dit gebrek aan betwisting oordeelt de commissie dat de bezorger zijn verplichtingen in hoge mate heeft geschonden, waarmee de klachtenonderdelen 2 en 3 gegrond zijn.
Voor klachtonderdeel 1 heeft de commissie acht geslagen op de KNMP-richtlijn Ter hand stellen, waarin staat: “Uitgifte via een bezorger vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de apotheker”. Verweerder miskent die verantwoordelijkheid, nu hij slechts aanvoert dat het om een privékwestie gaat die klaagster en de bezorger moeten oplossen. Daarbij heeft hij geen passende oplossing voor klaagster aangeboden. Hij wilde de medicatie niet meer bezorgen en heeft klaagster verwezen naar een andere apotheek. De commissie oordeelt dat er onvoldoende gronden waren om de dienstverlening te staken en acht ook dit klachtonderdeel gegrond.

Datum uitspraak: 11-03-2020
Datum publicatie: 18-03-2020
Referentie: 20190134
Categorieën: Beëindiging arts - patiëntrelatie | Beroepsgeheim/privacy | Bejegening/communicatie